ECLI:NL:RBMNE:2017:3824

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
16/659485-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met recidive en gevangenisstraf

Op 21 juli 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 september 2016 een woninginbraak heeft gepleegd in Utrecht. De rechtbank heeft het vonnis gewezen op tegenspraak, na een openbare terechtzitting op 7 juli 2017. De officier van justitie, mr. R.E. Craenen, heeft de verdachte beschuldigd van diefstal met braak. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Bouchikhi, heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dactyloscopische sporen heeft achtergelaten op de plaats delict, wat leidde tot zijn veroordeling.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de recidive van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor vermogensdelicten. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, gezien de brutale wijze waarop de verdachte de toegang tot de woning heeft verkregen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659485-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 juli 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 27 september 2016 te Utrecht een woninginbraak heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daarbij heeft de raadsman
- samengevat - betoogd dat er naast de handpalmafdruk van verdachte geen ander bewijs is, en dat die afdruk niet per se een daderspoor hoeft te zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 27 september 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres] te [woonplaats] op 27 september 2016. Daarbij heeft aangeefster verklaard dat zij woonachtig is in een studentenwoning met in totaal vier kamers en dat haar kamer gelegen is op de bovenste verdieping van de woning. Aangeefster zag bij aankomst dat er een gat van ongeveer 90 cm lang en 50 cm breed in de houten plaat naast haar kamerdeur zat, dat haar kamerdeur nog op slot zat, en dat in haar kamer overal goederen op de grond verspreid lagen. Uit de kamer was het volgende ontvreemd: Apple Ipad, Mac Pro, fotocamera, twee spelcomputers, Apple Iphone, en € 100,00. [2]
Links van de schuifdeur die toegang gaf tot de studentenkamer was een wand, vervaardigd uit spaanplaat. De spaanplaat wand werd vernield waardoor er een opening in de wand naar de studentenkamer was ontstaan. Via de opening was men de kamer ingeklommen. Op het schuifdeurkozijn trof verbalisant [verbalisant] dactyloscopische sporen aan van het inklimmen. [3] Tijdens het ingestelde onderzoek zijn dactyloscopische sporen van het schuifdeurkozijn tot de studentenkamer veiliggesteld, te weten twee handpalmafdrukken op de linker post van het schuifdeurkozijn (AAKE5669NL en AAKE5670NL) en een handpalmafdruk op de linker kopse kant van de schuifdeur (AAKE5671NL). [4]
Het spoor met SIN AAKE5671NL, is afkomstig van verdachte. [5] Dactyloscopische deskundigen hebben een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd tussen de referentieafdruk en het spoor. [6]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste feit heeft begaan.
Het door verdachte eerst ter zitting geschetste scenario dat hij als bezorger van cafetaria [naam cafetaria] , gevestigd op de [straatnaam] te [vestigingsplaats] , misschien wel eens bij de betreffende studentenkamer langs is geweest om iets te bezorgen en daarbij een handpalmspoor heeft achtergelaten, acht de rechtbank onvoldoende concreet en specifiek en daarom niet aannemelijk.
Het door verdachte ter zitting geschetste scenario dat hij in 2015 voor zijn toen driejarig zoontje een Ipad heeft gekocht, dat zijn zoontje er niet mee overweg kon en dat hij die Ipad vervolgens in 2016 weer heeft verkocht, acht de rechtbank evenmin aannemelijk.
De door de raadsman ter onderbouwing van zijn standpunt genoemde jurisprudentie, te weten GHAMS:2010:BN6408 en GHLEE:2011:BQ6234, heeft de rechtbank evenmin overtuigd aangezien deze jurisprudentie op wezenlijk andere situaties ziet.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hijop
of omstreeks27 september 2016 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (
in/uit een
woning/studentenkamer gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een
I-pad en
/ofeen Macbook en
/ofeen Iphone en
/ofeen fotocamera en
/of een of
meerspelcomputers en
/ofeen hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro),
in elk
geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of die/dat weg te
nemen goederen en/of geld onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van
braak
en/of verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Als gevolg van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de derde regel [adres] in plaats van [adres] . De rechtbank herstelt deze vergissing. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Voorts heeft de verdediging de onmiddellijke opheffing van de voorlopige hechtenis bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich op een brutale wijze de toegang tot de studentenkamer verschaft, namelijk door een spaanplaatwand te vernielen van een op de tweede verdieping gelegen vertrek en vervolgens dat vertrek te betreden. Naar de mening van de rechtbank kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woninginbraak uit van 3 maanden, dan wel, indien sprake is van recidive, van 5 maanden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 26 mei 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder enkele keren is veroordeeld voor vermogensdelicten;
In het onderhavige geval acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is weergegeven;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld, te weten

diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 1 maand, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.N. Noorman, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en E.H.M. Druijf, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juli 2017.
Mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2016 te Utrecht , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een
woning/studentenkamer gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een
I-pad en/of een Macbook en/of een Iphone en/of een fotocamera en/of een of
meer spelcomputers en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te
nemen goederen en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2016301576, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 44. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 24-27, in het bijzonder pagina 24.
3.Het proces-verbaal sporenonderzoek van 5 oktober 2016, pagina 28-29, in het bijzonder pagina 28.
4.Het proces-verbaal sporenonderzoek van 5 oktober 2016, pagina 28-29, in het bijzonder pagina 29.
5.Het proces-verbaal individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen met bijlagen, pagina 30-34, in het bijzonder pagina 30.
6.Rapport dactyloscopisch onderzoek, pagina 41-44, in het bijzonder pagina 43 en 44.