ECLI:NL:RBMNE:2017:3809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
C/16/429067 / HA ZA 16-937
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht van de bank jegens derde partij in betalingsopdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en de naamloze vennootschap DE VOLKSBANK N.V. (voorheen SNS BANK N.V.). De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door een betalingsopdracht van haar cliënt, de heer [A], niet uit te voeren. De betalingsopdracht betrof een bedrag van € 2.718.861,- dat overgemaakt moest worden naar [bedrijfsnaam 1] N.V. voor de aankoop van aandelen in [bedrijfsnaam 2] N.V. De eiseres stelde dat de bank haar zorgplicht had geschonden jegens [bedrijfsnaam 1] als derde partij, omdat de bank had nagelaten de betalingsopdracht uit te voeren en de derde partij niet had gewaarschuwd dat de opdracht niet zou worden uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen toezegging was gedaan door de bank en dat de communicatie tussen de bank en de derde partij niet leidde tot een verplichting om de betalingsopdracht uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat de zorgplicht van de bank niet zo ver reikte dat zij verplicht was om de betalingsopdracht uit te voeren of om de derde partij te waarschuwen. De vorderingen van de eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de zorgplicht van banken in het maatschappelijk verkeer en de voorwaarden waaronder deze zorgplicht van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat de bank niet onrechtmatig had gehandeld en dat de eiseres geen recht had op de gevorderde schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/429067 / HA ZA 16-937
Vonnis van 26 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L. Hennink te Rotterdam,
tegen
naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V. (voorheen: SNS BANK N.V.),
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SNS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 februari 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [A] (hierna: [A] ) had in 2010 een calloptie verkregen van [bedrijfsnaam 1] N.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) op een aantal participaties in [bedrijfsnaam 2] N.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ). De calloptie liep af op 1 maart 2012. De overeengekomen uitoefenprijs, te weten € 2.718.861,-, was aanzienlijk lager dan de beurswaarde van de participaties op dat moment.
2.2.
Tussen SNS en [A] bestond een kredietrelatie, in de vorm van een effectenkrediet. Op 29 februari 2012 om 13.35 uur heeft [A] aan SNS de opdracht gegeven het bedrag van € 2.718.861,- over te maken op de rekening van [bedrijfsnaam 1] . In deze e-mail van [A] aan de heer [B] (hierna: [B] ) van SNS staat onder meer:
“Beste [voornaam van B] ,
Ik heb zojuist gesproken met [C] van [naam organisatie] , de contactpersoon van de leverende partij. Hij heeft mij bevestigd dat de aandelen ter uitlevering klaarstaan. Zodra het bedrag van 2.718.861,- begeschreven is op rekening (…) ten name van [bedrijfsnaam 1] dan plaatst hij ze (85 stuks) direct naar mijn rekening (…) bij SNS.
Wat mij betreft is et makkelijkste dat we direct overboeken naar hem, hiervoor mijn volmacht richting jou. (…)”
2.3.
Naar aanleiding daarvan heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de heer [C] (hierna: [C] ) van [naam organisatie] (alwaar de ontvanger, [bedrijfsnaam 1] , bankierde) en [B] . Dit gesprek vond plaats op 29 februari 2012 om 14.02 uur en verliep als volgt:
‘ [C] :Goedemiddag, [naam organisatie] , je spreekt met [C] .
[B]: Ja, goedendag [voornaam van C] , je spreekt met [voornaam van B] , SNS Beleggen. Ik bel even naar aanleiding van de emailwisseling die we gehad hebben vanuit de heer [A] . Mijn vraag is eigenlijk kan jij voor mij die transactie ook even terugbevestigen?
[C]: Natuurlijk. Je wilt dat ik. Ik heb [voornaam van A] een mail gestuurd. Moet ik die even naar je forwarden of wil je gewoon een reactie op die van 13.35, die mail?
[B] :Ja als je mij daar een reactie op terug kan geven dan kan ik hier intern aan de juiste personen voorleggen en dan kunnen we hem opstarten vanmiddag namelijk.
[C] :Hartstikke goed, ga ik het gelijk in orde maken voor je.
[B] :Zie ik hem verschijnen [voornaam van C]
(…)”
2.4.
Om 14.06 uur mailde [C] aan [B] :
“Beste [voornaam van B] ,
Er staan 85 aandelen [bedrijfsnaam 2] klaar om overgeboekt te worden naar SNS rekening (…) tnv [bedrijfsnaam 3] BV.
Ik zet deze overboeking door zodra ik de betaling van € 2.718.861,- op [naam organisatie] rekening (…) tnv [bedrijfsnaam 1] heb ontvangen. (…)”
2.5.
Om16.50 uur mailde [C] aan [B] :
“Beste [voornaam van B] ,
Ik heb nog geen geld ontvangen op de [naam organisatie] rekening. Mijn klant vroeg net om een update. Heb jij die voor mij? Is de geldboeking al geplaatst?(…)”
2.6.
Om 16.57 uur mailde [B] aan [C] :
“Hallo [voornaam van C] ,
Ik heb de boeking om 16.30 bij financieel afgegeven. als zij het verwerkt hebben dan moeten jullie hem vandaag nog ontvangen. anders uiterlijk morgenochtend.
Met vriendelijke groet (…)”
2.7.
Bij akte van cessie van 16 november 2015 heeft [bedrijfsnaam 1] aan [eiseres] overgedragen een (betwiste) vordering op SNS ter hoogte van € 3.105.602,91. [eiseres] heeft de koopprijs voldaan door middel van verrekening met de door [bedrijfsnaam 1] aan [eiseres] verschuldigde bijdrage voor deelname in het claimvehikel ad € 40.372,84.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – verklaring voor recht dat SNS onrechtmatig heeft gehandeld jegens [bedrijfsnaam 1] door de door [A] gegeven betalingsopdracht niet uit te voeren, met veroordeling van SNS tot betaling van € 2.718.861,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2012 en met veroordeling van SNS in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat SNS onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij haar zorgplicht heeft geschonden jegens [bedrijfsnaam 1] als derde partij. Die zorgplicht vloeit voort uit de rol die een bank in het maatschappelijk verkeer vervult. Betaling was toegezegd en die toezegging had moeten worden nagekomen, aldus [eiseres] , en SNS heeft bovendien nagelaten [eiseres] te waarschuwen op het moment dat duidelijk werd dat de betaalopdracht niet zou worden uitgevoerd.
3.3.
SNS voert verweer, dat zich als volgt laat samenvatten:
  • Er is geen toezegging gedaan; het mailtje waarnaar wordt verwezen bevat geen toezegging en is evenmin aan [bedrijfsnaam 1] gericht. Van enig daaruit voortvloeiend gerechtvaardigd vertrouwen aan de kant van [bedrijfsnaam 1] kan daarom geen sprake zijn.
  • Er rust geen plicht op SNS om een derde in een dergelijk geval te waarschuwen dat een gegeven betalingsopdracht niet zal worden uitgevoerd.
  • De schadevordering is niet onderbouwd en SNS betwist dat van schade sprake is. Subsidiair, als [bedrijfsnaam 1] schade heeft geleden, is sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW.
  • Er is geen wettelijke handelsrente verschuldigd en tegen uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een eventueel veroordelend vonnis wordt bezwaar gemaakt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het geschil tussen partijen staat de vraag centraal of SNS een verwijt kan worden gemaakt van het feit dat een beoogde transactie tussen [A] en [bedrijfsnaam 1] niet doorging. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat dit het geval is en dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden. [eiseres] onderbouwt dit standpunt door te verwijzen naar de communicatie die heeft plaatsgevonden tussen [C] en [B] op 29 februari 2012 (in paragraaf 2.2 tot en met 2.6). In het bijzonder gaat het om de telefonische mededeling “
Ja als je mij daar een reactie op terug kan geven dan kan ik hier intern aan de juiste personen voorleggen en dan kunnen we hem opstarten vanmiddag namelijk.”en de mededeling per e-mail: “
als zij het verwerkt hebben dan moeten jullie hem vandaag nog ontvangen. anders uiterlijk morgenochtend”. In samenhang bezien volgt, volgens [eiseres] , uit de communicatie van SNS een toezegging aan [bedrijfsnaam 1] dat de betalingsopdracht zou worden uitgevoerd. [bedrijfsnaam 1] heeft er daarom op vertrouwd, en mocht daarop ook vertrouwen, dat de transactie doorgang zou vinden, aldus [eiseres] .
4.2.
Op zichzelf is juist dat de maatschappelijke functie van de bank een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten als jegens derden met het oog op wier belangen de bank rekening behoort te houden met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van deze zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval (Hoge Raad 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2536).
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de aard van de beoogde transactie (het overschrijven van effecten nadat het daarvoor verschuldigde bedrag was overgemaakt) het om praktische redenen noodzakelijk maakte dat afstemming plaatsvond tussen SNS en [naam organisatie] . De communicatie die heeft plaatsgehad tussen [C] en [B] moet dan ook in dat licht worden bezien en was er (uitsluitend) op gericht dat de effecten werden overgeschreven niet eerder dan nadat de koopsom was bijgeschreven. Gezien die verhouding mocht van SNS worden verwacht dat zij desgevraagd juist en tijdig liet weten of het geld was overgeschreven, omdat voor [naam organisatie] vanaf dat moment de verplichting bestond uitvoering te geven aan de opdracht de effecten over te schrijven. Deze informatieverplichting heeft SNS niet geschonden en een verderstrekkende verplichting vloeit uit de verhouding tussen de beide banken niet voort.
[B] heeft aan [C] geen onjuiste mededelingen gedaan. Evenmin heeft [B] het doen voorkomen alsof hijzelf verantwoordelijk voor, of in staat tot, het uitvoeren van de betalingsopdracht was. Uit het telefoongesprek om 14.02 uur kon [C] opmaken dat de opdracht aan ‘de juiste personen’ (derhalve niet [B] zelf) moest worden voorgelegd. Ook uit de e-mail van 16.57 uur volgt dat niet [B] maar ‘de afdeling financieel’ de opdracht moest verwerken. Dat de daaropvolgende mededeling onjuist was is evenmin gebleken: als die afdeling de opdracht zou hebben verwerkt is heel goed mogelijk dat het geld dezelfde dag of de volgende ochtend zou zijn bijgeschreven (dit wordt als zodanig ook niet betwist). De afdeling financieel heeft, naar nu blijkt, de opdracht niet verwerkt. [B] heeft echter niet meegedeeld dat dit wel was gebeurd of dat het zou gaan gebeuren.
4.4.
De in de voorgaande paragraaf geschetste en geanalyseerde feitelijke gang van zaken leidt tot de volgende gevolgtrekkingen.
De omstandigheden zoals hiervoor omschreven brengen niet mee dat SNS op grond van haar zorgplicht jegens [bedrijfsnaam 1] als derde partij de betalingsopdracht had moeten uitvoeren. Voor dit standpunt is geen (althans onvoldoende) feitelijke of juridische grondslag aangevoerd nu de verplichting tot uitbetaling een kwestie is die wordt bepaald door de (contractuele) verplichtingen tussen [A] en SNS. [eiseres] komt geen beroep toe op (nakoming van) die verplichtingen. Bovendien is in die relatie bij vonnis van 30 oktober 2013 vastgesteld dat SNS geen wanprestatie kan worden verweten.
Evenmin was sprake van een verplichting voor SNS om [bedrijfsnaam 1] te waarschuwen dat de betalingsopdracht niet zou worden uitgevoerd. De verplichting van SNS strekte niet verder dan [naam organisatie] te informeren zodra het geld was overgemaakt en die verplichting is niet geschonden.
De communicatie tussen [C] en [B] bevat bovendien geen onrechtmatige betalingstoezegging aan [bedrijfsnaam 1] . [B] was niet verantwoordelijk voor de uitvoering van de betalingsopdracht en dit was voor [C] (derhalve voor [naam organisatie] als tussenpersoon van [bedrijfsnaam 1] ) kenbaar. De stelling van [eiseres] , dat [B] niettemin een bindende toezegging heeft gedaan, waaraan [bedrijfsnaam 1] (aan wie die communicatie niet rechtstreeks was gericht) een gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen, is daarmee niet te verenigen.
4.5.
De vorderingen van [eiseres] worden daarom afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SNS worden begroot op:
- griffierecht € 3.903,00
- salaris advocaat
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 10.325,00
De wettelijke rente over de proceskostenveroordeling is niet weersproken en zal worden toegewezen als gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van SNS tot op heden begroot op € 10.325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: FB/4723