Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 februari 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
- Er is geen toezegging gedaan; het mailtje waarnaar wordt verwezen bevat geen toezegging en is evenmin aan [bedrijfsnaam 1] gericht. Van enig daaruit voortvloeiend gerechtvaardigd vertrouwen aan de kant van [bedrijfsnaam 1] kan daarom geen sprake zijn.
- Er rust geen plicht op SNS om een derde in een dergelijk geval te waarschuwen dat een gegeven betalingsopdracht niet zal worden uitgevoerd.
- De schadevordering is niet onderbouwd en SNS betwist dat van schade sprake is. Subsidiair, als [bedrijfsnaam 1] schade heeft geleden, is sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW.
- Er is geen wettelijke handelsrente verschuldigd en tegen uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een eventueel veroordelend vonnis wordt bezwaar gemaakt.
4.De beoordeling
Ja als je mij daar een reactie op terug kan geven dan kan ik hier intern aan de juiste personen voorleggen en dan kunnen we hem opstarten vanmiddag namelijk.”en de mededeling per e-mail: “
als zij het verwerkt hebben dan moeten jullie hem vandaag nog ontvangen. anders uiterlijk morgenochtend”. In samenhang bezien volgt, volgens [eiseres] , uit de communicatie van SNS een toezegging aan [bedrijfsnaam 1] dat de betalingsopdracht zou worden uitgevoerd. [bedrijfsnaam 1] heeft er daarom op vertrouwd, en mocht daarop ook vertrouwen, dat de transactie doorgang zou vinden, aldus [eiseres] .
Evenmin was sprake van een verplichting voor SNS om [bedrijfsnaam 1] te waarschuwen dat de betalingsopdracht niet zou worden uitgevoerd. De verplichting van SNS strekte niet verder dan [naam organisatie] te informeren zodra het geld was overgemaakt en die verplichting is niet geschonden.
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)