In deze civiele procedure vordert eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], dat gedaagden, [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2], hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 6.604,56 aan openstaande facturen, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten van € 705,23. Eiser heeft op 3 februari 2010 een overeenkomst gesloten met gedaagden voor administratiewerkzaamheden, waarbij is afgesproken dat de werkzaamheden op basis van tijdsbesteding zouden worden gefactureerd. Gedaagden hebben echter betwist dat er geen vaste prijsafspraak is gemaakt en hebben verweer gevoerd tegen de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat er een vaste prijsafspraak is gemaakt en dat eiser zijn werkzaamheden naar behoren heeft verricht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de openstaande facturen, de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten. Tevens zijn gedaagden veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 26 juli 2017 door kantonrechter H.A. Brouwer.