ECLI:NL:RBMNE:2017:3739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
C/16/440918 / JE RK 17-1281
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van zijn verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 juli 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige en de veiligheid van de thuissituatie bij de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat er signalen zijn van huiselijk geweld en hechtingsproblematiek bij de minderjarige, wat aanleiding heeft gegeven tot de uithuisplaatsing. De moeder heeft in het verleden contact gehad met een broederschap waartegen een strafrechtelijk onderzoek loopt, wat ook bijdraagt aan de onveiligheid in de thuissituatie. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de GI (Gezinsvoogdij) serieus genomen en heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 16 september 2017. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om meer inzicht te krijgen in de situatie van de moeder en de minderjarige, en dat er gewerkt moet worden aan een concreet plan voor terugplaatsing. De moeder heeft aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan de voorwaarden voor terugplaatsing, maar er zijn nog veel zorgen over haar netwerk en de keuzes die zij maakt. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
zaakgegevens : C/16/440918 / JE RK 17-1281
datum uitspraak: 13 juli 2017

beschikking machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Utrecht,
betreffende
[naam van minderjarige], geboren op [2013] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[A] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een geheim adres.

Het procesverloop

Voor het eerdere procesverloop wordt verwezen naar de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 juni 2017.
Op 11 juli 2017 zijn ter griffie aanvullende stukken van de zijde van de moeder ingekomen.
Op 13 juli 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Zevenboom,
- dhr. [B] en mw. [C] , beide werkzaam bij het landelijke [team X] (hierna: [team X] ), namens de Raad,
- twee zittingsvertegenwoordigers namens Samen Veilig Midden-Nederland (hierna te noemen de GI), welke niet onder hun eigen naam aanwezig wensten te zijn.
Op de zitting heeft de GI een kopie overgelegd van de voorwaarden voor terugplaatsing aan de moeder. De advocaat van de moeder heeft nog een kopie overgelegd van zijn brieven van 10 juli en 12 juli 2017 met bijlagen, waaronder de email van 11 juli 2017 van [D] , werkzaam bij het [team Y] (hierna: [team Y] ) van Save.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 20 juni 2017 is [voornaam van minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot
16 september 2017. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een pleeggezin verleend voor de duur van vier weken, en de beslissing voor het overige aangehouden.
Bij beschikking van 29 juni 2017 heeft de kinderrechter de beslissing op het resterende deel van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing, te weten tot 16 september 2017 aangehouden tot de zitting van 13 juli 2017.

Het standpunt van verzoeker

Namens de Raad is naar voren gebracht dat er veel zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] en over zijn leefomgeving. Het is niet duidelijk in hoeverre het gedrag dat [voornaam van minderjarige] laat zien uit hemzelf voortkomt, of dat zijn gedrag (mede) komt door de omgeving waarin hij opgroeit. Dat moet worden uitgezocht. [voornaam van minderjarige] heeft een aanzienlijke ontwikkelingsachterstand. Verder kan de Raad niet negeren dat [voornaam van minderjarige] signalen afgeeft die er op wijzen dat hij getuige was van huiselijk geweld. Hij doet zijn handen voor zijn ogen of oren bij harde geluiden en hij doet gekke uitspraken. De moeder herkent deze zorgen maar voor een deel. Verder vertelt de moeder tegenstrijdige verhalen aan de verschillende hulpverleners. Het klopt dat de moeder zelf het onderzoek in het [naam ziekenhuis] heeft geïnitialiseerd. Dat gaat binnenkort plaatsvinden.
De moeder heeft connecties met leden van een broederschap, genaamd [naam] . Tegen dit broederschap loopt een strafrechtelijk onderzoek op dit moment, vanwege een verdenking van criminele activiteiten. Voorafgaand aan deze zitting heeft de Raad overleg gehad met het OM vanwege het lopende strafrechtelijke onderzoek. Het OM heeft besloten dat niet alle informatie over de broederschap in deze zaak kan worden gedeeld. De informatie die wel kan worden gedeeld is door het OM gefiatteerd. De Raad verklaart dat volgens het OM [E] , de buurman van de moeder, wel degelijk banden heeft met de broederschap. Volgens het OM was [E] de afgelopen periode bij de moeder in huis om haar te beschermen. De moeder heeft een relatie gehad met [F] , die ook bij de broederschap zit. Moeder zegt dat zij haar relatie met [F] heeft verbroken en geen contact meer heeft met [F] of de broederschap, maar ergens is er nog een lijntje, omdat [E] tot voor kort regelmatig bij de moeder in huis kwam. Volgens de Raad is de broederschap een organisatie, waar je niet zo maar uit kunt stappen. De moeder bagatelliseert deze contacten, maar het OM schat in dat de leefomgeving van [voornaam van minderjarige] (mede) daardoor onveilig is. Verder verklaart de Raad dat het wapen, dat bij de moeder afgelopen najaar in de woning is gevonden wel degelijk doorgeladen was.
Het [team X] van de Raad heeft de zaak inmiddels overgenomen en zal het raadsonderzoek over [voornaam van minderjarige] voortzetten. De insteek is dat [voornaam van minderjarige] weer teruggeplaatst zal worden bij de moeder. Daarvoor is het noodzakelijk om zicht te hebben op het handelen van de moeder en de mensen in haar netwerk. Ook is belangrijk wat de uitkomst zal zijn van het onderzoek dat [voornaam van minderjarige] moet ondergaan in het [naam ziekenhuis] . De Raad handhaaft het verzoek.

De standpunten van belanghebbenden

Door en namens de moeder is verklaard dat er al lange tijd geen zorgmeldingen zijn geweest over huiselijk geweld. De laatste meldingen waren van de inval in haar woning door de politie in het najaar van 2016 en haar val op 27 mei dit jaar van het balkon. In deze periode was geen sprake van huiselijk geweld. De moeder benadrukt dat zij geen problemen heeft met de mensen van het broederschap. Het broederschap bestaat bijna niet meer, nu [F] in de gevangenis zit. Hij was de oprichter van de broederschap. Ze heeft geen contact meer met deze mannen. Haar relatie met [F] heeft ze begin dit jaar verbroken omdat ze niet wil dat [voornaam van minderjarige] denkt dat het normaal is om naar de gevangenis te gaan. [E] was haar buurman, maar hij is kort geleden verhuisd. Zij weet niet waar [E] nu woont. De moeder vindt het wel storend dat deze mannen elke keer aangehaald worden terwijl ze geen rol meer spelen in haar leven.
De aanleiding voor de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] was dat zij na haar val om medische redenen niet voor [voornaam van minderjarige] kon zorgen. Die zorg is er niet meer omdat het thuis nu veilig is en zij fysiek weer sterk genoeg is. De moeder heeft op de zitting een verklaring van de arts getoond over haar fysieke gesteldheid.
De moeder verklaart dat zij al langere tijd zorgen had over de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] . Daarom heeft zijzelf geregeld dat er verwijzing is voor onderzoek naar het [naam ziekenhuis] . Verder heeft zij altijd meegewerkt met het consultatiebureau en met het dorpsteam. Ook heeft zijzelf geregeld dat [voornaam van minderjarige] vier dagen naar het kinderdagverblijf kan gaan. De bedoeling van de aanmelding was om [voornaam van minderjarige] meer sociale vaardigheden bij te brengen, omdat hij enig kind is. Daar wordt hem structuur geboden. Het door de Raad geschetste beeld van het gedrag dat [voornaam van minderjarige] vertoont als gevolg van huiselijk geweld, herkent de moeder niet. Ze snapt wel dat [voornaam van minderjarige] is geschrokken van het gedrag van zijn oma (mz). Dat komt omdat de oma psychische problemen heeft. Het contact met oma is nu verbroken. Ook kan het te maken hebben met de ervaringen van langer geleden, toen de moeder en [voornaam van minderjarige] in een […] verbleven.
Na de vorige zitting zou er gewerkt worden aan een concreet plan, maar dat is niet gebeurd. Samen Veilig herhaalt de zorgen die grotendeels al eerder bekend waren en eerder niet hebben geleid tot een ondertoezichtstelling. Verder heeft de moeder zich aan alle voorwaarden die zijn gesteld door Samen Veilig gehouden. Het is daarom niet noodzakelijk dat [voornaam van minderjarige] uithuisgeplaatst blijft. [voornaam van minderjarige] moet thuis komen en had eigenlijk al thuis moeten zijn. De moeder vertelt dat zij afgelopen dinsdag [voornaam van minderjarige] weer heeft gezien. Het ging goed met [voornaam van minderjarige] en het was fijn om bij hem te zijn. Het afscheid was wel zwaar, omdat [voornaam van minderjarige] niet wilde dat ze wegging.
De GI heeft naar voren gebracht dat moeder een andere kijk heeft dan de GI. Zo heeft moeder zich niet gehouden aan de afspraak dat er geen mensen betrokken mogen zijn die bekend zijn bij de politie of jeugdzorg. Na de val van moeder is besloten dat [voornaam van minderjarige] met oma (mz) mee zou gaan. Dat lukte niet, omdat de oma (mz) zich bedreigd voelde door moeder en haar netwerk. Daarop is besloten om [voornaam van minderjarige] in een neutraal pleeggezin te plaatsen.
Na de vorige zitting zou er een gesprek komen met moeder, maar het OM heeft de lokale afdeling van de GI geadviseerd niets meer te doen omdat de betrokken personen rond de moeder vuurwapengevaarlijk zijn. Er zijn grote zorgen over het netwerk van moeder en de rol die ze spelen. De zaak is daarom overgenomen door het [team Y] ( [team Y] ) van de GI. De contactpersoon van het [team Y] is [D] . Hij heeft recent met de moeder kennis gemaakt en heeft de voorwaarden voor thuisplaatsing met de moeder besproken. Momenteel zijn er nog veel zorgen over [voornaam van minderjarige] . [voornaam van minderjarige] schrikt snel en gaat ongepast bij iedereen op schoot zitten, wat kan duiden op hechtingsproblematiek. Daarnaast is sprake van een ontwikkelingsachterstand bij [voornaam van minderjarige] . De GI maakt zich ook zorgen over de keuzes die de moeder maakt als het gaat om relaties. De moeder heeft in het verleden meerdere relaties gehad met mannen die vuurwapens hadden en geweldsantecedenten op hun naam hebben staan. Hierover vertelt de moeder tegenstrijdige verhalen en ook over haar val van het balkon en haar alcoholgebruik heeft de moeder verschillende versies gegeven van wat er is gebeurd.
De GI vindt dat de komende tijd gebruikt moet worden om meer zicht te krijgen op de moeder, de mensen rondom de moeder en wat [voornaam van minderjarige] nodig heeft. Dit heeft tijd nodig. Ook moet er zicht komen op de psychische toestand van moeder zodat zo nodig hulpverlening voor de moeder ingezet kan worden. Daarom moet de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd.

De beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Daarbij vindt de kinderrechter het volgende belangrijk. [voornaam van minderjarige] vertoont signalen van huiselijk geweld. Ook zijn er signalen die wijzen in de richting van hechtingsproblematiek. Zo kan [voornaam van minderjarige] in zichzelf keren, op de grond gaan liggen en is hij angstig en schrikachtig bij harde geluiden. Eerder al is gesignaleerd dat bij [voornaam van minderjarige] sprake is van een aanzienlijke ontwikkelingsachterstand. Ook het kinderdagverblijf signaleert zorgelijk gedrag bij [voornaam van minderjarige] . Op dit moment is niet duidelijk of het gedrag dat [voornaam van minderjarige] laat zien voortkomt uit hemzelf, of dat zijn gedrag ook te maken heeft met omgeving waarin hij opgroeit, zoals bij de moeder thuis. Verder is nog onduidelijk welke rol de broederschap, waar de moeder eerder contact mee had, nu nog speelt in het leven van de moeder en dus van [voornaam van minderjarige] . De kinderrechter is er overtuigd dat de moeder het beste wil voor [voornaam van minderjarige] . Zo heeft zij er zelf voor gezorgd dat [voornaam van minderjarige] zal worden onderzocht in het [naam ziekenhuis] en ook heeft de moeder ervoor gezorgd dat [voornaam van minderjarige] is geplaatst op een kinderdagverblijf. De kinderrechter heeft wel grote zorgen over de keuzes die de moeder maakt, als het gaat om de mannen in haar leven en in haar omgeving. Immers de moeder beëindigt haar relatie met [F] , vanaf het moment dat hij in de gevangenis zit, omdat zij dat niet goed vindt voor [voornaam van minderjarige] , maar in de periode daarvoor heeft zij wel een relatie met [F] en laat zij hem toe in het leven van [voornaam van minderjarige] . Voor [voornaam van minderjarige] is het niet te begrijpen, waarom de vriend van zijn moeder het ene moment wel in haar leven is en zij foto’s van haar, [voornaam van minderjarige] en [F] in haar woning heeft staan en dat daarna deze man weer verdwijnt uit zijn leven. Kennelijk is dat nu ook het geval met [E] , waarvan de moeder op de zitting vertelt dat hij is verhuisd en zij niet weet waar [E] is gebleven. Ook op deze man was [voornaam van minderjarige] gesteld, volgens de uitleg van de moeder. Verder heeft de moeder niet verteld dat deze [E] ook banden met de broederschap had of heeft.
Ook de keuze van de moeder om haar eigen moeder na haar val te betrekken in haar situatie lijkt niet erg doordacht. Immers de moeder was blij met de hulp van oma, maar al na één nacht is de situatie tussen de moeder en oma geëscaleerd, omdat de oma niet die steun kon bieden waar de moeder op hoopte. Inmiddels zien de moeder en de oma elkaar niet meer en ook [voornaam van minderjarige] ziet zijn oma nu niet meer.
Voor de kinderrechter is voldoende duidelijk geworden dat de lichamelijke beperkingen van de moeder niet meer een belemmering zijn om voor [voornaam van minderjarige] te zorgen. De reden waarom [voornaam van minderjarige] nog niet thuisgeplaatst kan worden is omdat het op dit moment nog te onrustig is in het leven van de moeder, en dus in het leven van [voornaam van minderjarige] . Het is nog onvoldoende duidelijk hoe de veiligheid en stabiliteit in het leven van de moeder voor een langere periode gewaarborgd kan worden en hoe de moeder inzicht kan krijgen in de keuzes die zij maakt die van invloed zijn op het leven van [voornaam van minderjarige] . De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Op de zitting heeft de Raad meegedeeld dat de inzet zal zijn dat [voornaam van minderjarige] weer bij de moeder komt wonen. De moeder heeft gezegd dat zij mee wil werken aan de voorwaarden voor thuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] en dat zij behoefte heeft aan duidelijkheid over wat er van haar wordt verwacht. De kinderrechter verwacht van de GI, meer specifiek van het [team Y] , dat zij nu voortvarend aan de slag gaat en een concreet plan samen met de moeder opstelt zodat gewerkt kan worden aan de terugplaatsing van [voornaam van minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een (geheim) pleeggezin, tot uiterlijk
16 september 2017;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. van Es-de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R. van Eckeveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden