ECLI:NL:RBMNE:2017:3692

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
16/659082-17, 16/109060-15 (tul), 16/176370-15 (tul) en 16/662012-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak in vereniging met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 20 januari 2017 heeft de verdachte samen met een ander een woninginbraak gepleegd in Utrecht. De rechtbank heeft op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte is veroordeeld tot 60 dagen jeugddetentie, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ITB Plus en elektronisch toezicht. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. Y. Bouchikhi, en heeft zich ter terechtzitting verdedigd tegen de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de woninginbraak. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een jeugddetentie op te leggen. De rechtbank heeft ook de adviezen van deskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming in acht genomen bij het opleggen van de straf en de bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/659082-17, 16/109060-15 (tul), 16/176370-15 (tul) en 16/662012-14 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 mei 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 20 januari 2017 te Utrecht samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, dan wel medeplichtig is aan die woninginbraak.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het strafdossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zowel ten aanzien van het primair ten laste gelegde als ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Daarbij is - kort weergegeven - betoogd dat verdachte geen lange jas droeg en dat die jas niet groen van kleur was, en dat - zo er al enige betrokkenheid was - er onvoldoende bewijs is voor het medeplegen dan wel de medeplichtigheid van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 20 januari 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van inbraak in zijn hoekwoning aan de [adres] te [woonplaats] op 20 januari 2017 tussen 14:29 uur en 15:15 uur. [2] Aangever heeft verklaard dat hij op 20 januari 2017 omstreeks 14:50 uur thuis kwam, dat hij zag dat het glas van de achterdeur kapot was en dat er zowel binnen als buiten de woning scherven lagen. Aangever zag voorts dat er diverse kasten en laden in zijn woonkamer geopend waren en hoorde gestommel op de eerste etage van zijn woning. Toen aangever met luide stem riep “Is daar iemand” hoorde aangever nog meer gerommel, hoorde in de badkamer een geluid en zag ineens een schim vanaf boven in de tuin springen. Aangever zag vervolgens deze schim door zijn tuin wegrennen de [straatnaam] op in de richting van de [straatnaam] . [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 20 januari 2017 omstreeks 14:45 uur een onbekende jongen met een groenachtige jas, een soort lang model, in een steeg aan de achterzijde van lage huizen aan de [straatnaam] heen en weer zag lopen. Kort hierna hoorde getuige [getuige] glasgerinkel uit dezelfde richting komen, en zag zij eerder genoemde jongen samen met een andere jongen in de achtertuin van een hoekwoning staan. [4] Getuige [getuige] zag en hoorde dat de twee jongens in de achtertuin van die woning een ruit aan het vernielen waren, en zij zag dat de jongen met de lange jas slaande bewegingen maakte.
Even later zag getuige [getuige] dat de politie achter de jongen met de lange jas aan rende. [5]
Op 20 januari 2017, omstreeks 14:45 uur, hoorden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat er mogelijk een inbraak gaande was op de [straatnaam] in de directe omgeving van de [straatnaam] . Toen verbalisanten met hun dienstvoertuig op de [straatnaam] reden en op ongeveer twintig meter voor de kruising van de [straatnaam] met de [straatnaam] waren, zagen zij twee personen uit een raam van de laatste woning van de 2-laagswoningen aan de [straatnaam] springen. Later bleek dit de woning [adres] te zijn. Persoon 1 had een getinte huidskleur, kort zwart haar, en droeg een camouflage-kleurige jas en een zwarte trainingsbroek met rode streep over de lengte. [6] Persoon 2 had een getinte huidskleur, had een baardje, en droeg een beige jas en een donkere broek. Persoon 1 is kort daarna door verbalisanten aangehouden en bleek te zijn [verdachte] , verdachte. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] zag vanuit de voortuin van de woning aan de [adres] twee jongens rennen. Verbalisant zag één van de twee jongens zijn richting op rennen, zag dat deze jongen een beige lange jas aan had en een zwarte broek, zag dat deze jongen een goudkleurig voorwerp in zijn handen vasthield en zag dat deze jongen dit voorwerp op het trottoir liet vallen. Verbalisant zag vervolgens dat deze jongen door twee motorsurveillanten werd ingesloten en werd aangehouden. [8]
Verbalisant [verbalisant 4] reed met zijn motorfiets achter een rennende persoon en heeft deze persoon samen met collega [verbalisant 5] aangehouden. Deze persoon bleek [medeverdachte] te zijn, was gekleed in een beige jas, een donkergrijze broek en had een baardje van een paar dagen. [9]
Verbalisant [verbalisant 5] zag tussen de [adres] en de [straatnaam] twee goudkleurige half cilindrische objecten liggen en heeft deze objecten in beslag genomen. [10]
Een agent toonde deze delen even later aan aangever, welke hij herkende als delen die eerder in zijn boekenkamer lagen. [11]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
bewijsoverwegingen
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Omdat deze bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank voor zich spreken, behoeft het verweer van de verdediging geen nadere bespreking.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Primair
hijop
of omstreeks20 januari 2017 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen twee (goudkleurige) halfronde verkoperde delen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en
/ofdie
/dat weg te nemenverkoperde delen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak.
en/of verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Rapport d.d. 28 maart 2017, opgemaakt door drs M. de Bree, GZ-psycholoog.
Het rapport vermeldt - samengevat - dat verdachte een beneden gemiddelde tot gemiddelde intelligentie heeft, dat sprake is van ADHD, gecombineerd type, en een oppositionele-opstandige gedragsstoornis, matig, alsmede van een bedreigde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken.
Door de weigering van verdachte iets te zeggen over zijn gedrag tijdens het ten laste gelegde, kan de deskundige geen relaties leggen tussen de diagnose en het ten laste gelegde.
De rechtbank maakt de conclusie van voornoemde deskundige tot de hare.
Aangezien er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot 4 maanden jeugddetentie, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden Toezicht en Begeleiding door [naam instelling] , ITB Plus voor de duur van een jaar, elektrische controle voor de duur van maximaal 6 maanden en een contactverbod met [medeverdachte] .
Voorts heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan acht de verdediging, gelet op de richtlijnen, een werkstraf de aangewezen straf. Daarbij dient tevens rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte al 3 maanden met een enkelband loopt, hetgeen een forse vrijheidsbeperking met zich brengt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. Het is voor slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Deskundige M. de Bree heeft geadviseerd om het bevorderen van een positieve ontwikkeling bij verdachte in een strak kader vorm te geven met veel controle om verdachte snel te confronteren met misstappen en te corrigeren. Een ITB Plus kader wordt hiervoor aangewezen geacht.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 26 april 2017 en 1 mei 2017 geadviseerd om de maatregel Toezicht en Begeleiding op te leggen, waarvan ITB Plus voor de duur van zes maanden alsmede elektronische controle. Ter terechtzitting heeft [B] het standpunt van de Raad nader toegelicht en betoogd dat verdachte gebaat is bij een langdurig en intensief begeleidingstraject. De Raad wil eventueel wel een langere periode dan zes maanden ITB Plus. Ook de vertegenwoordiger van [naam instelling] , [A] , heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte gebaat is bij een langdurige en duidelijke sturing en een enkelband gedurende minimaal drie maanden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder medeplichtigheid bij een in 2014 gepleegde woninginbraak.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich meebrengt. De rechtbank acht het echter niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd wordt. Naar het oordeel van de rechtbank is een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, in dit geval passend. De tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten zal van de jeugddetentie worden afgetrokken, waardoor verdachte zijn onvoorwaardelijke jeugddetentie heeft ondergaan. Met een deels voorwaardelijke straf in de vorm van jeugddetentie wordt beoogd de ernst van het feit te benadrukken en de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit begeleiding door [naam instelling] mogelijk.
De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden opleggen zoals door deskundige De Bree en de Raad in hun rapporten geadviseerd, te weten: het volgen van onderwijs volgens het lesrooster, het verlenen van medewerking aan ITB Plus voor de duur van 6 maanden en het meewerken aan de voorwaarden voor elektronische controle voor de duur van 3 maanden. Gezien de voorwaarden die tijdens de schorsing reeds golden, acht de rechtbank een langere duur in dit geval niet meer proportioneel. Een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , zoals door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank gelet op de aanwezige familieband met deze medeverdachte niet aangewezen, gelet op de vergaande consequenties die een dergelijk verbod kan hebben op bijeenkomsten in familieverband.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

16/109060-15 (tul)
Bij de stukken bevindt zich de op 30 januari 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/109060-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 augustus 2015 van de kinderrechter van deze rechtbank, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
16/176370-15 (tul)
Bij de stukken bevindt zich de op 30 januari 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/176370-15 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 10 november 2015 van de kinderrechter van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 30 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.
16/662012-14 (tul)
Bij de stukken bevindt zich de op 1 februari 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/662012-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 22 mei 2015 van de kinderrechter van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, met bevel dat van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen het primair ten laste gelegde, zodanig als hiervoor onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
60 (zestig) dagen, waarvan 45 (vijfenveertig) dagen voorwaardelijk,met een
proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verlenen aan hert nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* de verdachte zal meewerken aan (de
eerste) 6 (zes) maanden ITB Plus;
* de verdachte zal zich gedurende de
eerste 3 (drie) maanden onder elektronisch toezichtstellen, ter nakoming van deze bijzondere voorwaarden;
* de verdachte zal onderwijs volgen volgens het lesrooster;
- geeft opdracht aan [naam instelling] , afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging 16/109060-15
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in deze rechtbank bij vonnis van
28 augustus 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren;
Vordering tenuitvoerlegging 16/176370-15
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in deze rechtbank bij vonnis van
10 november 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren;
Vordering tenuitvoerlegging 16/662012-14
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in deze rechtbank bij vonnis van
22 mei 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren;
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.J.M. Mol, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. J.G. van Ommeren en R.C. Moed, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2017.
Mr. P.J.M. Mol en mr. R.C. Moed zijn buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 20 januari 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen twee (goudkleurige) halfronde verkoperde delen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen verkoperde delen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
I. [medeverdachte] op of omstreeks 20 januari 2017 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen twee (goudkleurige) halfronde verkoperde delen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen verkoperde delen onder zijn/haar
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 januari 2017 te Utrecht opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0900-2017022763 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van pagina 1 tot en met 126. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van 20 januari 2017, pagina 47-51, in het bijzonder pagina 47.
3.Het proces-verbaal van aangifte van 20 januari 2017, pagina 47-51, in het bijzonder pagina 48.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 20 januari 2017, pagina 52-53, in het bijzonder pagina 52.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 20 januari 2017, pagina 52-53, in het bijzonder pagina 53.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2017, pagina 54-57, in het bijzonder pagina 54.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2017, pagina 54-57, in het bijzonder pagina 55.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2017, pagina 58-60, in het bijzonder pagina 58.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2017, pagina 61-62, in het bijzonder pagina 61.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2017, pagina 63-64, in het bijzonder pagina 64.
11.Het proces-verbaal van aangifte van 20 januari 2017, pagina 47-51, in het bijzonder pagina 49.