In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [A], betaling van een openstaande factuur van € 508,20 van gedaagde, handelend onder de naam [B]. Eiser heeft werkzaamheden verricht aan de website van gedaagde, maar na het verstrijken van de betalingstermijn op 16 december 2015 is de factuur onbetaald gebleven. Eiser heeft daarop incassomaatregelen genomen. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat haar betalingsverplichting is komen te vervallen omdat eiser tekort zou zijn geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. Gedaagde heeft aangevoerd dat eiser had moeten wachten met de werkzaamheden tot de webbouwer klaar was en dat de geleverde diensten niet aan de verwachtingen voldeden.
De kantonrechter heeft de stellingen van gedaagde beoordeeld en geconcludeerd dat gedaagde haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat eiser zijn verplichtingen uit de overeenkomst is nagekomen en dat gedaagde gehouden is de factuur te betalen. Daarnaast heeft eiser aanspraak gemaakt op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter zijn toegewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van de openstaande factuur, de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 12 juli 2017.