ECLI:NL:RBMNE:2017:3644

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
5444322
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [A], betaling van een openstaande factuur van € 508,20 van gedaagde, handelend onder de naam [B]. Eiser heeft werkzaamheden verricht aan de website van gedaagde, maar na het verstrijken van de betalingstermijn op 16 december 2015 is de factuur onbetaald gebleven. Eiser heeft daarop incassomaatregelen genomen. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat haar betalingsverplichting is komen te vervallen omdat eiser tekort zou zijn geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. Gedaagde heeft aangevoerd dat eiser had moeten wachten met de werkzaamheden tot de webbouwer klaar was en dat de geleverde diensten niet aan de verwachtingen voldeden.

De kantonrechter heeft de stellingen van gedaagde beoordeeld en geconcludeerd dat gedaagde haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat eiser zijn verplichtingen uit de overeenkomst is nagekomen en dat gedaagde gehouden is de factuur te betalen. Daarnaast heeft eiser aanspraak gemaakt op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter zijn toegewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van de openstaande factuur, de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 12 juli 2017.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5444322 UC EXPL 16-15137 SE/33133
Vonnis van 12 juli 2017
inzake
[eiser] , handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. I.M.S. van Hest,
tegen:
[gedaagde] handelend onder de naam [B],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden aan de website van [gedaagde] uitgevoerd. Bij factuur met nummer 15.016 heeft [eiser] hiervoor een bedrag van € 508,20 in rekening gebracht bij [gedaagde] . Na het verstrijken van de betalingstermijn op 16 december 2015 is deze factuur onbetaald gebleven. [eiser] heeft incassomaatregelen genomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 508,20. Aan deze vordering legt [eiser] nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst ten grondslag. Daarnaast vordert [eiser] betaling van de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dan wel de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW, primair vanaf 16 december 2015 tot aan de voldoening, betaling van € 76,23 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering van [eiser] , met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. Uitgangspunt bij een overeenkomst is dat ieder van de partijen de verbintenis die voor hem of haar uit die overeenkomst voortvloeit dient na te komen. Op [eiser] rustte de verplichting diensten te verrichten voor [gedaagde] en op [gedaagde] rustte de verplichting om de het overeengekomen bedrag van € 508,20 aan [eiser] te betalen.
4.2.
[gedaagde] voert als verweer aan dat haar betalingsverplichting is komen te vervallen. [gedaagde] onderbouwt dit door, kort samengevat, te stellen dat [eiser] tekort is geschoten bij de uitvoering van de op haar rustende verplichting. [gedaagde] doet dus een beroep op wanprestatie. In dat kader voert [gedaagde] , kort gezegd, aan dat [eiser] met de aanvang van de werkzaamheden had moeten wachten totdat de webbouwer klaar was met reparatiewerkzaamheden en dat [eiser] de gewijzigde tekst aan [gedaagde] had moeten voorleggen alvorens deze op de website te plaatsen. Daarnaast is [gedaagde] ontevreden over het resultaat van de werkzaamheden die [eiser] heeft uitgevoerd. Dit betreft zowel de inhoud van de website, die volgens [gedaagde] schrijf- en andere fouten bevatte, als de verbetering van de vindbaarheid van de website die volgens [gedaagde] niet aan [eiser] toe te schrijven is, terwijl dat wel onderdeel was van de opdracht aan [eiser] .
4.3.
Nu [eiser] gemotiveerd heeft weersproken dat zij tekort zou zijn geschoten bij de uitvoering van de werkzaamheden, is het aan [gedaagde] om haar stelling voldoende te onderbouwen. Niet in geschil is dat [gedaagde] in haar advertentie op LinkedIn heeft aangegeven dat zij met spoed hulp nodig had voor haar website en dat zij [eiser] door afgifte van wachtwoorden directe toegang tot haar website heeft gegeven. Niet is gebleken dat [eiser] - desalniettemin - geïnstrueerd is om te wachten met de start van de werkzaamheden of met het aanbrengen van wijzigingen op de website totdat zij groen licht van [gedaagde] had ontvangen. Dit onderdeel van de door [gedaagde] gestelde wanprestatie is dan ook niet komen vast te staan. De stelling van [gedaagde] dat de door [eiser] doorgevoerde wijzigingen aan de website gebrekkig zouden zijn en dat de verbetering van de zoekmachineoptimalisatie niet aan [eiser] zou zijn toe te schrijven, is onvoldoende geconcretiseerd en niet met stukken zoals schermafdrukken onderbouwd. Ook dat deel van de wanprestatie is dus niet komen vast te staan. Al met al heeft [gedaagde] , gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] , haar vordering onvoldoende onderbouwd en is niet komen vast te staan dat sprake is van wanprestatie. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook veroordelen om de op haar rustende betalingsverplichting na te komen.
4.4.
Omdat betaling van de factuur binnen de betalingstermijn is uitgebleven zal [gedaagde] tevens worden veroordeeld tot betaling van rente. Aangezien sprake is van een handelsovereenkomst tussen twee professionele partijen betreft dit de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW). De rente is verschuldigd over de periode na het verstrijken van de betalingstermijn, en dus vanaf 16 december 2015.
4.5.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 76,23 komt bovendien overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal dan ook worden toegewezen.
4.6.
[gedaagde] zal, als in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,53
- griffierecht € 223,00
- salaris gemachtigde €
250,00(2,5 punten x tarief € 100,00)
Totaal € 576,53

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 508,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 16 december 2015 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om ter zake van buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 76,23;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 576,53, waarin begrepen € 250,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Slager, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.