In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van een openstaande factuur van € 602,68, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten van € 477,72. De eiseres heeft in de periode van 13 oktober 2015 tot en met 16 april 2016 goederen geleverd aan de gedaagde partij, die de facturen niet tijdig heeft betaald. De gedaagde heeft in totaal € 3.527,22 aan eiseres betaald, maar de betaling van de resterende vordering is uitgebleven. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde wettelijke handelsrente verschuldigd is, omdat er geen betalingstermijn was overeengekomen. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat zij een tegenvordering heeft op eiseres wegens ondeugdelijke goederen, maar deze tegenvordering wordt door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moet vergoeden, die zijn begroot op € 1.315,75. Het vonnis is uitgesproken op 17 mei 2017.