In deze zaak vorderde de gemeente Zeist betaling van kosten die zij had gemaakt ter opheffing van een overtreding van de gemeentelijke afvalstoffenverordening door de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De gemeente stelde dat [gedaagde] op 31 mei 2016 twee vuilniszakken met afval had geplaatst bij ondergrondse vuilniscontainers, wat in strijd was met de regels. De gemeente had [gedaagde] eerder geïnformeerd over deze overtreding en de kosten van € 100,-- in rekening gebracht.
[gedaagde] voerde aan dat zij te goeder trouw had gehandeld en niet op de hoogte was van de regels omtrent het aanbieden van afval. De kantonrechter oordeelde echter dat de gemeente op basis van de wet bevoegd was om de kosten te verhalen, ongeacht de intenties van [gedaagde]. De rechter benadrukte dat het niet vereist is dat er opzet in het spel is voor aansprakelijkheid.
De rechter wees de vordering van de gemeente toe, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten. De gemeente had voldoende bewijs geleverd dat de kosten redelijk waren en in overeenstemming met de geldende regelgeving. Het vonnis werd uitgesproken op 19 juli 2017.