ECLI:NL:RBMNE:2017:3515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
16/659264-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het tot ontploffing brengen van een handgranaat in een winkel te Nieuwegein

Op 10 juli 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Amsterdam, die op 13 maart 2017 een handgranaat tot ontploffing bracht in een winkel in Nieuwegein. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Een medeverdachte is vrijgesproken. De hoofdverdachte heeft de winkelruit vernield met een stoeptegel en vervolgens de handgranaat laten ontploffen. De officier van justitie eiste een celstraf van 36 maanden, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de explosie levensgevaarlijk was voor omstanders, omdat er geen bewijs was over de werking en risico's van de handgranaat.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar het rapport van de reclassering, waaruit bleek dat de hoofdverdachte licht verstandelijk beperkt is en impulsief gedrag vertoont. Naast de gevangenisstraf zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandeling en opname in een instelling voor begeleid wonen, en een schadevergoeding van 3.340 euro aan de winkeleigenaar.

De medeverdachte, die de auto bestuurde met afgeplakte kentekenplaten, is vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat de hoofdverdachte een granaat zou laten ontploffen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor medeplichtigheid aan de ontploffing, omdat de verdachte niet specifiek opzet had op het plegen van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering vanwege de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659264-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.M. van Collenburg en van hetgeen verdachte en mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) zich in vereniging op 13 maart 2017 te Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan een ontploffing door het gooien van een handgranaat in een winkelpand, althans (subsidiair) daaraan medeplichtig is geweest door klaar te staan met een vluchtauto.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde niet bewezen. Het subsidiair ten laste gelegde acht de officier wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
VRIJSPRAAK
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is ook van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte medeplichtig is aan het opzettelijk teweegbrengen van de ten laste gelegde ontploffing (het subsidiair ten laste gelegde). Uit de processtukken blijkt dat verdachte midden in de nacht met zijn medeverdachte in een auto naar de plaats delict is gereden. Verdachte bestuurde de auto, zijn medeverdachte was de bijrijder. De kentekenplaten van deze auto waren op dat moment afgeplakt. Ter plaatse is de medeverdachte uit de auto gestapt en heeft de ontploffing teweeg gebracht. Hierna is de medeverdachte weer naast verdachte in de auto gestapt en is verdachte weggereden. Aldus was verdachte ter plaatse tijdens het plegen van het delict en is hij hierbij behulpzaam geweest door zijn medeverdachte van en naar de plaats delict te vervoeren. Gelet op het nachtelijke tijdstip waarop dit gebeurde en de afgeplakte kentekenplaten, kan het niet anders dan dat verdachte wist of moest vermoeden dat zijn medeverdachte iets van plan was dat niet deugde. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is evenwel niet alleen opzet op de geboden ondersteuning vereist, maar ook opzet op het misdrijf dat wordt gepleegd. Daarvoor is niet voldoende dat bewezen kan worden dat verdachte opzet had op het plegen van een misdrijf, verdachte dient specifiek opzet te hebben gehad op het plegen van het tenlastegelegde feit. Het procesdossier bevat geen bewijs dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het door zijn medeverdachte teweeg brengen van een ontploffing. Aldus kan de opzet op dit specifieke misdrijf niet worden bewezen, zodat verdachte van medeplichtigheid aan het teweegbrengen van deze ontploffing wordt vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.340,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.340,- materiele schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Gelet op de vrijspraak van verdachte, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
5.1
BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
  • Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mrs. R.L.M. van Opstal en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2017.
Bijlage: de tenlastelegging na wijziging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 13 maart 2017 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een (winkel)pand (gelegen aan de [adres] ) door een handgranaat, althans een explosief, van de pin te ontdoen en/of (vervolgens) door de ruit van voornoemde (winkel)pand te gooien, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde (winkel)pand bevindende goederen en/of de bovenliggende woning en/of de in
bovenliggende woning bevindende goederen en/of de naastgelegen panden en/of andere zich in de onmiddellijke nabijheid bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) op of omstreeks 13 maart 2017 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in een (winkel)pand (gelegen aan de [adres] ) door een handgranaat, althans een explosief, van de pin te ontdoen en/of (vervolgens) door de ruit van voornoemd (winkel)pand te gooien,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde (winkel)pand bevindende goederen en/of de bovenliggende woning en/of de in bovenliggende woning bevindende goederen en/of de naastgelegen panden en/of andere zich in de onmiddellijke nabijheid bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 maart 2017 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als medeplichtige opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door bij bovengenoemd strafbaar feit klaar te staan met een (vlucht) auto;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht