Op 10 juli 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Amsterdam, die op 13 maart 2017 een handgranaat tot ontploffing bracht in een winkel in Nieuwegein. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Een medeverdachte is vrijgesproken. De hoofdverdachte heeft de winkelruit vernield met een stoeptegel en vervolgens de handgranaat laten ontploffen. De officier van justitie eiste een celstraf van 36 maanden, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de explosie levensgevaarlijk was voor omstanders, omdat er geen bewijs was over de werking en risico's van de handgranaat.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar het rapport van de reclassering, waaruit bleek dat de hoofdverdachte licht verstandelijk beperkt is en impulsief gedrag vertoont. Naast de gevangenisstraf zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandeling en opname in een instelling voor begeleid wonen, en een schadevergoeding van 3.340 euro aan de winkeleigenaar.
De medeverdachte, die de auto bestuurde met afgeplakte kentekenplaten, is vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat de hoofdverdachte een granaat zou laten ontploffen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor medeplichtigheid aan de ontploffing, omdat de verdachte niet specifiek opzet had op het plegen van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering vanwege de vrijspraak van de verdachte.