In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de rechtbank de Rabobank aansprakelijk stelde voor schade die zij zouden hebben geleden door een vermeende schending van de zorgplicht bij het verstrekken van een hypotheek. De eisers stelden dat de Rabobank hen niet had geadviseerd om de looptijd van hun arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) te verlengen, wat hen in een nadelige financiële positie had gebracht toen [eiser 1] arbeidsongeschikt raakte. De rechtbank oordeelde dat de Rabobank bij het verstrekken van de hypotheek voldoende zorgvuldigheid had betracht en dat er geen verplichting bestond om de eisers te adviseren over de AOV. De rechtbank concludeerde dat de Rabobank niet aansprakelijk was voor de schade die de eisers hadden geleden, omdat de zorgplicht niet was geschonden. De vorderingen van de eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.