ECLI:NL:RBMNE:2017:3467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
5608522 UC EXPL 16-19202 CD/942
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake aansprakelijkheid vennoten van een vennootschap onder firma

In deze zaak heeft de Stichting op 20 december 2016 een dagvaarding uitgebracht tegen de vennootschap onder firma (vof) en haar vennoten, met als doel betaling te vorderen van een factuur voor een veiligheidscertificaat in de paardensport. De dagvaarding is betekend aan het adres van de vof, maar de vof en haar vennoten zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 18 januari 2017 overwogen dat de vennoten op hun privéadressen hadden moeten worden gedagvaard, omdat hun aansprakelijkheid niet een aangelegenheid van het filiaal of kantoor betreft, zoals bedoeld in artikel 1:14 BW. De Stichting heeft vervolgens betoogd dat de aansprakelijkheid van de vennoten wel een aangelegenheid van de vof is, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de dagvaarding jegens de vennoten nietig is, omdat deze niet op de juiste wijze is betekend.

De kantonrechter heeft de Stichting in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen, maar de Stichting heeft aangegeven dit niet te willen. Hierdoor is de dagvaarding jegens de vennoten nietig verklaard. De kantonrechter heeft wel verstek verleend tegen de vof, omdat deze niet is verschenen. De vordering tegen de vof is toegewezen, en de vof is veroordeeld tot betaling van de vordering en de proceskosten aan de zijde van de Stichting. De kosten zijn begroot op € 237,81, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5608522 UC EXPL 16-19202 CD/942
Verstekvonnis van 15 maart 2017
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: […] B.V.,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] , m.h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] , vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats] (België),
3.
[gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Eisende partij zal hierna de Stichting worden genoemd. Gedaagde partij 1 zal hierna de vof worden genoemd en gedaagde partij 2 vennoot [gedaagde sub 2] . Gedaagde partijen 2 en 3 zullen hierna gezamenlijk ook de vennoten worden genoemd.

1.De feiten

1.1.
De Stichting heeft op 20 december 2016 een dagvaarding uitgebracht. Zij vordert betaling door de vof en haar vennoten van een aan de vof verzonden factuur met betrekking tot de over het jaar 2016 verschuldigde bijdrage voor een veiligheidscertificaat in de paardensport.
1.2.
De dagvaarding is, zowel voor de vof als voor haar vennoten, betekend aan het adres van de vof, door achterlating van een afschrift in een gesloten envelop, omdat aan dit adres niemand werd aangetroffen aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten.
1.3.
De vof is niet in de procedure verschenen en haar vennoten evenmin.
1.4.
De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 18 januari 2017 overwogen dat de vennoten op hun privéadressen hadden moeten worden gedagvaard, omdat hun aansprakelijkheid niet een aangelegenheid van het filiaal of kantoor betreft, zoals bedoeld in artikel 1:14 BW. De kantonrechter heeft de Stichting in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek te herstellen en de vennoten bij deurwaardersexploot op te roepen tegen de rolzitting van 15 maart 2017, met in achtneming van de in de artikelen 114 en 115 Rv genoemde termijnen.
1.5.
De Stichting heeft zich bij brief van 23 januari 2017 tot de kantonrechter gewend. Zij heeft betoogd dat de aansprakelijkheid van de vennoten wel een aangelegenheid is van het filiaal of kantoor, als bedoeld in artikel 1:14 BW, omdat het een zakelijke vordering betreft: blijkens een bij de brief gevoegd uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel exploiteert de vof onder andere een handels- en pensionstalling en de vordering ziet op de jaarlijks door deze handels- en pensionstalling verschuldigde bijdrage voor een veiligheidscertificaat in de paardensport. De Stichting heeft er daarnaast op gewezen dat vennoot [gedaagde sub 2] in België woont, zodat dagvaarding op het adres van de vof ook uit kostenbesparende overwegingen voor de hand lag. De Stichting heeft de kantonrechter verzocht om vonnis te wijzen.

2.De overwegingen van de kantonrechter

2.1.
Een schuldeiser die na dagvaarding van een vennootschap onder firma (hierna: vof) een toewijzend vonnis verkrijgt, kan zich verhalen op het (afgescheiden) vermogen van deze vof. De schuldeiser kan er echter ook voor kiezen om naast de vof ook de vennoten van de vof persoonlijk te dagvaarden, om zich na een toewijzend vonnis tevens te kunnen verhalen op de privévermogens van deze vennoten. Die vennoten worden dan gedagvaard op basis van hun persoonlijke aansprakelijkheid op grond van de wet als gevolg van hun medevennoot zijn. Die persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten is vanwege het verhaal op hun privévermogen per definitie geen aangelegenheid van het filiaal of kantoor, als bedoeld in artikel 1:14 BW.
2.2.
Zoals ook de voorzieningenrechter in de voormalige rechtbank Utrecht reeds heeft overwogen in zijn vonnis in kort geding van 20 maart 2003, JOR 2003/136, moet de dagvaarding voor de vennoten van de vof, die persoonlijk worden gedagvaard, worden betekend aan deze vennoten in persoon, dan wel aan hun woonplaats. Niet kan worden volstaan met de betekening van de dagvaarding aan de vof, omdat het kantoor van de vof niet tevens kan worden aangemerkt als woonplaats van de vennoten. Zij zijn immers, zoals hiervoor is overwogen, gedagvaard op basis van hun persoonlijke aansprakelijkheid.
2.3.
Als de dagvaarding toch alleen aan de vof wordt betekend, lijdt het exploot jegens de vennoten aan een gebrek dat met nietigheid is bedreigd, zoals bedoeld in artikel 66 lid 1 Rv. Dan is namelijk onzeker of de vennoten de dagvaarding hebben ontvangen en is dus aannemelijk dat zij door dit betekeningsgebrek onredelijk worden benadeeld. Zo’n gebrek kan echter worden hersteld, zo blijkt uit artikel 66 lid 2 Rv.
2.4.
In deze zaak, waarin de dagvaarding alleen is betekend aan het adres van de vof, door het exploot op dat adres achter te laten in een gesloten envelop, is sprake van een gebrek dat met nietigheid is bedreigd. De kantonrechter heeft de Stichting bij tussenvonnis van 18 januari 2017 in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen, maar uit de brief van de Stichting van 23 januari 2017 kan worden afgeleid dat de Stichting dat niet wil. Daarom moet de dagvaarding jegens de vennoten nietig verklaard worden.
2.5.
Jegens de vennoten wordt de Stichting in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de vennoten worden begroot op nihil.
2.6.
Tegen de niet-verschenen vof wordt wel verstek verleend. De vordering jegens de vof komt de kantonrechter bovendien niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze wordt toegewezen.
2.7.
De vof wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht € 117,00
- salaris gemachtigde
€ 30,00(1 punt x tarief € 30,00)
Totaal € 237,81

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart de dagvaarding jegens de vennoten nietig;
3.2.
veroordeelt de Stichting tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de vennoten, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;
3.3.
verleent verstek tegen de vof;
3.4.
veroordeelt de vof om aan de Stichting tegen bewijs van kwijting te betalen € 142,33, vermeerderd met de wettelijke rente over € 96,00 vanaf 15 december 2016 tot de voldoening;
3.5.
veroordeelt de vof tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Stichting, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 237,81, waarin begrepen € 30,00 aan salaris gemachtigde;
3.6.
verklaart het bepaalde onder 3.2., 3.4. en 3.5. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Bongers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2017.