Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2] , vennoot van gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 1,
1.De feiten
2.De overwegingen van de kantonrechter
€ 30,00(1 punt x tarief € 30,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Stichting op 20 december 2016 een dagvaarding uitgebracht tegen de vennootschap onder firma (vof) en haar vennoten, met als doel betaling te vorderen van een factuur voor een veiligheidscertificaat in de paardensport. De dagvaarding is betekend aan het adres van de vof, maar de vof en haar vennoten zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 18 januari 2017 overwogen dat de vennoten op hun privéadressen hadden moeten worden gedagvaard, omdat hun aansprakelijkheid niet een aangelegenheid van het filiaal of kantoor betreft, zoals bedoeld in artikel 1:14 BW. De Stichting heeft vervolgens betoogd dat de aansprakelijkheid van de vennoten wel een aangelegenheid van de vof is, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de dagvaarding jegens de vennoten nietig is, omdat deze niet op de juiste wijze is betekend.
De kantonrechter heeft de Stichting in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen, maar de Stichting heeft aangegeven dit niet te willen. Hierdoor is de dagvaarding jegens de vennoten nietig verklaard. De kantonrechter heeft wel verstek verleend tegen de vof, omdat deze niet is verschenen. De vordering tegen de vof is toegewezen, en de vof is veroordeeld tot betaling van de vordering en de proceskosten aan de zijde van de Stichting. De kosten zijn begroot op € 237,81, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.