8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grove afpersing. Hij heeft met twee andere personen het slachtoffer midden in de nacht tegengehouden. Zij hebben vervolgens het slachtoffer getaserd en in het gezicht geschopt, waarna hij enkele van zijn eigendommen heeft afgegeven aan verdachte en zijn mededaders. Dit is een zeer traumatische ervaring geweest voor het slachtoffer. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring. Het slachtoffer bevindt zich momenteel in het buitenland en daar gaat het naar omstandigheden goed met hem, maar hij maakt zich zorgen over het moment dat hij weer naar Nederland terugkeert. Het gebeurde heeft nog altijd invloed op hem, maar ook op zijn ouders, zoals uit de slachtofferverklaring is gebleken. De gedragingen van verdachte dragen daarnaast bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor jeugdigen gaan voor een afpersing uit van een taakstraf voor de duur van 60 uur, dan wel een (dienovereenkomstige) jeugddetentie, waarbij voor iedere strafverzwarende omstandigheid in beginsel een taakstraf van 60 uur wordt opgeteld. In dit geval heeft de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden het volgende meegewogen:
- het gebruiken van fysiek geweld;
- het gebruiken van een wapen;
- het ontstaan van letsel;
- de plaats van het delict, te weten op straat midden in de nacht;
- door meerdere personen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- een rapportage van [naam instelling 1] van 28 april 2017, uitgebracht door [A] , medewerker [naam instelling 1] ;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 april 2017, uitgebracht door [B] , raadsonderzoeker;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 12 april 2017, uitgebracht door drs. E.M. van Engers, GZ-psycholoog, orthopedagoog;
- een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 10 april 2017, uitgebracht door H.J. Groenhuijzen, kinder- en jeugdpsychiater.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna RvdK) heeft gerapporteerd dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft meegewerkt aan het ITB Harde Kern traject. Hij heeft laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden en een gedragsverandering mogelijk is. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Hij woont ruim twee jaar in een gezinshuis en zal binnenkort weer thuis worden geplaatst. Het is van belang om de huidige behandeling en begeleiding door de jeugdreclassering voort te zetten tot na de thuisplaatsing bij moeder in [woonplaats] . Daarna zal hij een behandeling bij [naam instelling 2] moeten volgen. Gelet op de proactieve en meewerkende houding, het meewerken aan behandeling vanuit een vrijwillig kader en het feit dat verdachte first offender is, is de RvdK van mening dat het opleggen van een GBM te fors is. De RvdK adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van het meewerken aan een forensisch poliklinische behandeling bij [naam instelling 2] (in het kader van MST en individuele behandeling), het zich houden aan een avondklok voor de duur van 3 maanden (ingaande op het moment dat hij is verhuisd naar zijn moeder in [woonplaats] ) en toezicht en begeleiding door [naam instelling 1] [vestigingsplaats] , later over te dragen aan de jeugdreclassering te [woonplaats] . Ook wordt een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd.
[naam instelling 1] (hierna [naam instelling 1] ) heeft gerapporteerd dat verdachte sinds februari 2015 in het gezinshuis [naam gezinshuis] in [woonplaats] woont. Hij krijgt daar duidelijkheid en structuur. Vanaf de zomer van 2017 gaat hij weer bij zijn moeder thuis wonen. Met behulp van MST kan de structuur dan worden voortgezet. Hij houdt zich goed aan de gestelde voorwaarden bij de schorsing van de voorlopige hechtenis. Het dynamisch risicoprofiel komt uit op een lage score. [naam instelling 1] adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert [naam instelling 1] om de maatregel Toezicht en Begeleiding op te leggen en, op het moment dat verdachte bij moeder in [woonplaats] woont, verdachte te verplichten mee te werken aan MST en individuele behandeling bij [naam instelling 2] en zich te houden aan een avondklok gedurende 3 maanden, in te stellen door de jeugdreclassering.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat er een verhoogde kans op recidive van een geweldsdelict is. Hij adviseert aan verdachte een GBM op te leggen zodat een snelle terugkoppeling kan plaatsvinden naar de officier van justitie bij recidive en/of stagnatie van de behandeling. De GBM kan ingevuld worden met een poliklinische behandeling bij [naam instelling 2] . Systeembehandeling en ouderbegeleiding in een vrijwillig kader is aanbevolen. De individuele behandeling dient te prevaleren boven de systeembehandeling.
De psychiater heeft geconcludeerd dat sprake is van een matig verhoogd risico op geweldsdelicten. De terugkeer van verdachte naar zijn moeder moet met een gedegen ondersteuning en toezicht plaatsvinden. De psychiater adviseert om aan verdachte MST en cognitieve gedragstherapie gericht op delictpreventie, vanuit [naam instelling 2] op te leggen, met daarnaast de voortzetting van de nu gegeven therapieën gericht op de algemene persoonlijkheidsontwikkeling. Dit kan het best opgelegd worden via bijzondere voorwaarden of via een GBM.
De rechtbank rekent verdachte het tenlastegelegde verminderd toe en zal dit meewegen in de aan verdachte op te leggen straf. Ook houdt de rechtbank rekening met de beperktere rol van verdachte tijdens het strafbare feit en de positieve proceshouding van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Aan verdachte worden als bijzondere voorwaarden opgelegd de maatregel Toezicht en Begeleiding, het meewerken aan individuele behandeling bij [naam instelling 2] of soortgelijke instelling, het meewerken aan Multi Systeem Therapie en het zich houden aan een avondklok, gedurende 3 maanden in te stellen door de jeugdreclassering en ingaande op het moment van thuisplaatsing.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ten slotte zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie, om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van het tijdstip dat het vonnis onherroepelijk wordt, toewijzen.