ECLI:NL:RBMNE:2017:3455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
16/659087-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing met geweld door meerdere personen met gebruik van een taser

Op 16 mei 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 januari 2017 samen met anderen een afpersing heeft gepleegd. De verdachte heeft bekend en is verminderd toerekeningsvatbaar. Tijdens de terechtzitting op 2 mei 2017 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder zijn bekennende verklaring en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer op de openbare weg hebben gedwongen tot afgifte van zijn portemonnee, horloge en mobiele telefoon door gebruik te maken van geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding door een instelling en deelname aan Multi Systeem Therapie. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de afpersing, toegewezen tot een bedrag van € 1.038,14, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659087-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 mei 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2002] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] , [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2017. Het onderzoek heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. L.D.H. Lesmeister, advocaat te Almere, alsmede de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer] , gevolmachtigd om namens het slachtoffer ter zitting op te treden, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 22 januari 2017 te Almere op de openbare weg samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van zijn portemonnee (met inhoud), een horloge en een mobiele telefoon.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2017 [2] ;
- de aangifte van [slachtoffer] van 22 januari 2017 [3] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 22 januari 2017 te Almere op de openbare weg het [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud) en een horloge (merk Casio) en een mobiele telefoon (iPhone 5SE), toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders
- voor die [slachtoffer] die op de fiets was op het fietspad is/zijn gaan staan en vervolgens de fiets van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en
- die [slachtoffer] tegen de hals heeft/hebben getaserd ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en
- vervolgens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag die [slachtoffer] met kracht heeft/hebben getrapt in het gezicht en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "geef mij je pokkie" en "wat heb je nog meer bij je"
- tegen zijn/hun mededaders heeft/hebben gezegd dat hij, die [slachtoffer] een horloge een Casio had en vervolgens "pak het maar".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Afpersing door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport van 10 april 2017, opgemaakt door H.J. Groenhuijzen, kinder- en jeugdpsychiater;
  • een rapport van 12 april 2017, opgemaakt door drs. E.M. van Engers, GZ- psycholoog.
Het rapport, opgemaakt door psychiater Groenhuijzen, houdt onder meer het volgende in. Er zijn kenmerken van een oppositioneel-opstandige en normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsstoornis van antisociale en in geringere mate van narcistische aard. In een acute groepssituatie kan het normbesef van verdachte vervagen en kan hij tot mededader worden. De psychiater heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het rapport, opgemaakt door de GZ-psycholoog, houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake is van een dysthyme stoornis (lichte vorm van depressie) en een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een opstandige oppositionele gedragsstoornis nu uitmondend in een normoverschrijdende gedragsstoornis. De persoonlijkheidsontwikkeling lijkt bedreigd. Er is sprake van rationeel normbesef, maar toch is de gewetensontwikkeling lacunair. Er is sprake van een beperkte empathie en een gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid. De psycholoog adviseert om hetgeen ten laste is gelegd verminderd toe te rekenen.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een maatregel Toezicht en Begeleiding door [naam instelling 1] of een soortgelijke instelling, het meewerken aan Multi Systeem Therapie (MST), behandeling bij [naam instelling 2] en het zich houden aan een avondklok voor de periode van 3 maanden vanaf het moment dat verdachte in [woonplaats] woont;
- een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
Hij heeft daarbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en de voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van het onherroepelijk worden van het vonnis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte, de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en het feit dat verdachte geen geweld heeft gebruikt. Ook is verzocht rekening te houden met de positieve proceshouding van verdachte. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat een onvoorwaardelijke werkstraf, aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden een passende straf is. Zij heeft verzocht geen gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grove afpersing. Hij heeft met twee andere personen het slachtoffer midden in de nacht tegengehouden. Zij hebben vervolgens het slachtoffer getaserd en in het gezicht geschopt, waarna hij enkele van zijn eigendommen heeft afgegeven aan verdachte en zijn mededaders. Dit is een zeer traumatische ervaring geweest voor het slachtoffer. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring. Het slachtoffer bevindt zich momenteel in het buitenland en daar gaat het naar omstandigheden goed met hem, maar hij maakt zich zorgen over het moment dat hij weer naar Nederland terugkeert. Het gebeurde heeft nog altijd invloed op hem, maar ook op zijn ouders, zoals uit de slachtofferverklaring is gebleken. De gedragingen van verdachte dragen daarnaast bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor jeugdigen gaan voor een afpersing uit van een taakstraf voor de duur van 60 uur, dan wel een (dienovereenkomstige) jeugddetentie, waarbij voor iedere strafverzwarende omstandigheid in beginsel een taakstraf van 60 uur wordt opgeteld. In dit geval heeft de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden het volgende meegewogen:
  • het gebruiken van fysiek geweld;
  • het gebruiken van een wapen;
  • het ontstaan van letsel;
  • de plaats van het delict, te weten op straat midden in de nacht;
  • door meerdere personen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- een rapportage van [naam instelling 1] van 28 april 2017, uitgebracht door [A] , medewerker [naam instelling 1] ;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 april 2017, uitgebracht door [B] , raadsonderzoeker;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 12 april 2017, uitgebracht door drs. E.M. van Engers, GZ-psycholoog, orthopedagoog;
- een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 10 april 2017, uitgebracht door H.J. Groenhuijzen, kinder- en jeugdpsychiater.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna RvdK) heeft gerapporteerd dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft meegewerkt aan het ITB Harde Kern traject. Hij heeft laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden en een gedragsverandering mogelijk is. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Hij woont ruim twee jaar in een gezinshuis en zal binnenkort weer thuis worden geplaatst. Het is van belang om de huidige behandeling en begeleiding door de jeugdreclassering voort te zetten tot na de thuisplaatsing bij moeder in [woonplaats] . Daarna zal hij een behandeling bij [naam instelling 2] moeten volgen. Gelet op de proactieve en meewerkende houding, het meewerken aan behandeling vanuit een vrijwillig kader en het feit dat verdachte first offender is, is de RvdK van mening dat het opleggen van een GBM te fors is. De RvdK adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van het meewerken aan een forensisch poliklinische behandeling bij [naam instelling 2] (in het kader van MST en individuele behandeling), het zich houden aan een avondklok voor de duur van 3 maanden (ingaande op het moment dat hij is verhuisd naar zijn moeder in [woonplaats] ) en toezicht en begeleiding door [naam instelling 1] [vestigingsplaats] , later over te dragen aan de jeugdreclassering te [woonplaats] . Ook wordt een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd.
[naam instelling 1] (hierna [naam instelling 1] ) heeft gerapporteerd dat verdachte sinds februari 2015 in het gezinshuis [naam gezinshuis] in [woonplaats] woont. Hij krijgt daar duidelijkheid en structuur. Vanaf de zomer van 2017 gaat hij weer bij zijn moeder thuis wonen. Met behulp van MST kan de structuur dan worden voortgezet. Hij houdt zich goed aan de gestelde voorwaarden bij de schorsing van de voorlopige hechtenis. Het dynamisch risicoprofiel komt uit op een lage score. [naam instelling 1] adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert [naam instelling 1] om de maatregel Toezicht en Begeleiding op te leggen en, op het moment dat verdachte bij moeder in [woonplaats] woont, verdachte te verplichten mee te werken aan MST en individuele behandeling bij [naam instelling 2] en zich te houden aan een avondklok gedurende 3 maanden, in te stellen door de jeugdreclassering.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat er een verhoogde kans op recidive van een geweldsdelict is. Hij adviseert aan verdachte een GBM op te leggen zodat een snelle terugkoppeling kan plaatsvinden naar de officier van justitie bij recidive en/of stagnatie van de behandeling. De GBM kan ingevuld worden met een poliklinische behandeling bij [naam instelling 2] . Systeembehandeling en ouderbegeleiding in een vrijwillig kader is aanbevolen. De individuele behandeling dient te prevaleren boven de systeembehandeling.
De psychiater heeft geconcludeerd dat sprake is van een matig verhoogd risico op geweldsdelicten. De terugkeer van verdachte naar zijn moeder moet met een gedegen ondersteuning en toezicht plaatsvinden. De psychiater adviseert om aan verdachte MST en cognitieve gedragstherapie gericht op delictpreventie, vanuit [naam instelling 2] op te leggen, met daarnaast de voortzetting van de nu gegeven therapieën gericht op de algemene persoonlijkheidsontwikkeling. Dit kan het best opgelegd worden via bijzondere voorwaarden of via een GBM.
De rechtbank rekent verdachte het tenlastegelegde verminderd toe en zal dit meewegen in de aan verdachte op te leggen straf. Ook houdt de rechtbank rekening met de beperktere rol van verdachte tijdens het strafbare feit en de positieve proceshouding van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Aan verdachte worden als bijzondere voorwaarden opgelegd de maatregel Toezicht en Begeleiding, het meewerken aan individuele behandeling bij [naam instelling 2] of soortgelijke instelling, het meewerken aan Multi Systeem Therapie en het zich houden aan een avondklok, gedurende 3 maanden in te stellen door de jeugdreclassering en ingaande op het moment van thuisplaatsing.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ten slotte zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie, om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van het tijdstip dat het vonnis onherroepelijk wordt, toewijzen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een bedrag van € 1.038,14 gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 38,14 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, hoofdelijk met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de immateriële schade moet worden gematigd tot € 750,- omdat de aangehaalde jurisprudentie niet één op één van toepassing is op deze zaak en omdat psychologische hulp mogelijk niet nodig is. De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de materiële schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 38,14 aan materiële kosten en € 1.000,- aan immateriële kosten en zal de vordering tot het totale bedrag van € 1.038,14 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 januari 2017 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.038,14, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 januari 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 10 dagen jeugddetentie, waarbij toepassing van de jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 24c, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, zal melden bij [naam instelling 1] , [adres] te [vestigingsplaats] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* zich onder (individuele) behandeling zal stellen van [naam instelling 2] of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan Multi Systeem Therapie, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan een avondklok voor de duur van 3 maanden, in te stellen door de jeugdreclassering en ingaande op het moment van thuisplaatsing.
- waarbij [naam instelling 1] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop het vonnis onherroepelijk is geworden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.038,14, bestaande uit € 38,14 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.038,14 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en G. van de Beek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 mei 2017.
Mr. van de Beek en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Tenlastelegging:
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg het [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud) en/of een horloge (merk Casio) en/of een mobiele
telefoon (iPhone 5SE), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voor die [slachtoffer] (die op de fiets was) op het fietspad is/zijn gaan staan en/of (vervolgens) de fiets van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) op/tegen de hals, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben getaserd ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben geschopt/getrapt in/op/tegen het gezicht en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "geef mij je pokkie" en/of "wat heb je nog meer bij je" en/of dat hij, die [slachtoffer] , zijn spullen moest afgeven en dat hij, als hij dat niet zou doen, geslagen of geschopt zou worden en/of
- tegen zijn/hun mededader(s) heeft/hebben gezegd dat hij, die [slachtoffer] een een horloge een Casio had en/of (vervolgens) "pak het maar".

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2017022559, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1056. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2017.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina’s 1001 en 1002.