ECLI:NL:RBMNE:2017:334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2017
Publicatiedatum
26 januari 2017
Zaaknummer
16/995005-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering tegen rechtspersoon wegens overtredingen van de Wet milieubeheer en valsheid in geschrift

Op 26 januari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen een rechtspersoon, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van overtredingen van de Wet milieubeheer en valsheid in geschrift. De zaak is behandeld door de meervoudige economische strafkamer in Utrecht. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie beoordeeld, die strekte tot het opleggen van een verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 132.300,59. Dit voordeel was behaald door opzettelijk gevaarlijke afvalstoffen als ongevaarlijk af te voeren en door valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering terecht was en heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 76.988,00. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, zonder aanleiding om het bedrag te verminderen op basis van draagkracht. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/995005-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige economische strafkamer van 26 januari 2017
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]gevestigd te [vestigingsplaats 1] aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 december 2016. De behandeling van de zaak is gesloten op 12 januari 2017.

1.De procedure

De procedure blijkt uit:
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/995005-16, waaruit blijkt dat veroordeelde bij vonnis van deze rechtbank van 26 januari 2017 is veroordeeld terzake van - voor zover in dit verband van belang - :
- medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel
10.39
van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon,
meermalen gepleegd;
- medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon,
meermalen gepleegd en medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals
of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon,
meermalen gepleegd;
- medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.37 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
tot de in die uitspraak vermelde straf;
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 8 juli 2016, met bijlagen, nr. P1406250845.AMB, pagina 1 tot en met 1116 (hierna: het rapport);
  • de overige stukken;
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Daarnaast is gehoord de vertegenwoordiger van veroordeelde, [A] , werkzaam als algemeen directeur. Veroordeelde is ter terechtzitting bijgestaan door
mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle.
De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen veroordeelde, bekend onder hetzelfde parketnummer.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De (schriftelijke) vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 132.300,59. Dit standpunt is gebaseerd op het rapport.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft - kort gezegd -:
- het medeplegen van overtredingen van voorschriften, gesteld bij de Wet milieubeheer, door meermalen opzettelijk een gevaarlijke afvalstof af te voeren als een ongevaarlijke afvalstof, door deze afvalstof een verkeerde benaming te geven;
- het medeplegen van valsheid in geschrift;
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013,
waarvoor veroordeelde in onderliggende strafzaak is veroordeeld en
feiten soortgelijk aan voornoemde feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld,
- kort gezegd -:
- het medeplegen van overtredingen van voorschriften, gesteld bij de Wet milieubeheer, door meermalen opzettelijk een gevaarlijke afvalstof af te voeren als een ongevaarlijke afvalstof door deze afvalstof een verkeerde benaming te geven en
- het medeplegen van valsheid in geschrift;
in de periode van juni 2007 tot 31 december 2010.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, gelet op de in de strafzaak bepleite vrijspraak. Verder dient afwijzing van de vordering te volgen omdat veroordeelde door haar handelwijze geen voordeel zou hebben behaald.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering van de officier van justitie te hoog is. De in het rapport genoemde pleegperiode dient bekort te worden van
september 2009 tot en met september 2013. Ook heeft de verdediging een aantal in het rapport benoemde posten betwist.
Tot slot heeft de verdediging een draagkrachtverweer gevoerd.
2.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Veroordeelde is door de rechtbank bij vonnis van 26 januari 2017 onder meer veroordeeld voor - kort gezegd - het medeplegen overtredingen van voorschriften, gesteld bij de Wet milieubeheer, door opzettelijk meermalen een gevaarlijke afvalstof af te voeren als een ongevaarlijke afvalstof door deze afvalstof een verkeerde benaming te geven en
het medeplegen van valsheid in geschrift,
begaan in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013.
De rechtbank acht het daarnaast ook aannemelijk dat veroordeelde zich in de periode voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode heeft schuldig gemaakt diezelfde feiten.
Een van de bedrijfsactiviteiten van veroordeelde is het bewerken van als afvalstoffen aangemerkte oliën en vetten voor gebruik in de voedingsmiddelenindustrie. [2] Daarbij worden door derden bij het bedrijf aangeleverde oliën en vetten door veroordeelde bewerkt om de hierin aanwezige verontreinigingen te verwijderen. [3] Na deze bewerking zijn verontreinigingen zodanig gereduceerd dat de eerder als afvalstof aangemerkte oliën en vetten kunnen worden gebruikt ten behoeve van diervoeding. [4]
In de in de strafzaak bewezenverklaarde periodes (van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013) bewerkt veroordeelde de aangeleverde oliën en vetten daartoe door deze stoffen in een mengtank te pompen en hieraan de stof “Norit” toe te voegen. Deze stoffen worden vervolgens gemengd. [5] Norit bestaat hoofdzakelijk uit koolstof en is op te vatten als 100% actieve kool. [6] Vanwege de aard van actieve kool worden hierdoor veel verontreinigingen geabsorbeerd, [7] zoals geur, kwik en andere metalen en verontreinigingen zoals dioxines, furanen, CFK’s en andere koolwaterstoffen. [8] Het mengsel van oliën, vetten en Norit wordt vervolgens via een punttank en een filter rondgepompt en tot slot via een filter naar een opslagtank gepompt. [9] Zoals hiervoor genoemd, zijn de gereinigde oliën en vetten bestemd voor de diervoedingsindustrie.
De gebruikte - vervuilde - actieve kool blijft in de filters achter.
Van deze gevaarlijke stof [10] ontdoet veroordeelde zich als ongevaarlijke afvalstof onder de naam “bleekaarde” en op de daartoe opgemaakte begeleidingsbrieven en CMR-vervoersbewijzen is telkens de naam “bleekaarde” vermeld.
[A] heeft verklaard dat veroordeelde voornoemde afvalstof - actieve kool - altijd heeft afgevoerd als de afvalstof “bleekaarde.” [11] Hij heeft verder verklaard dat de afvalstof actieve kool in 2007 werd opgehaald door [bedrijf 1] . [12]
[A] heeft verklaard dat het bedrijf [bedrijf 2] het eerste bedrijf is geweest waarvoor veroordeelde oliën en vetten volgens het hiervoor omschreven bedrijfsproces heeft gefilterd. [13]
In de in beslag genomen digitale administratie van veroordeelde is een brief van 8 mei 2008 aangetroffen, afkomstig van veroordeelde en gericht aan het bedrijf [bedrijf 2] te [vestigingsplaats 2] . In deze brief wordt een aanbieding gedaan voor het in loondienst verwerken van de vetzuren. In de brief wordt aangegeven dat Norit door de klant wordt aangeleverd en voor rekening van de klant is. [14] Daarnaast is in de digitale administratie van veroordeelde een document aangetroffen met de naam “verwerken vetzuren.” In dit document, dat laatstelijk is gewijzigd op 17 juli 2008, staat onder meer vermeld “puntketels opwarmen tot 50 graden C 2% norit toevoegen en doorverwarmen.” [15]
In de in beslag genomen administratie van veroordeelde zijn onder meer twee facturen aangetroffen, van 18 september 2008. In de factuur met nummer 8177, gericht aan [bedrijf 2] te [vestigingsplaats 2] , is “het filteren PAKS uit 5780 kilogram vetzuren” in rekening gebracht. [16] In de factuur met nummer 8178, gericht aan [bedrijf 3] te [vestigingsplaats 3] , is “het filteren van PAKS uit 5600 kilogram vetzuren” in rekening gebracht. [17]
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, aannemelijk dat veroordeelde in elk geval, dat wil zeggen op zijn laatst, in september 2008 is gestart met het filteren van vetzuren en oliën met gebruikmaking van Norit, zijnde actief kool. Het is aannemelijk dat veroordeelde in elk geval vanaf dat moment het bij dit proces ontstane afval (de gevaarlijke afvalstof) verontreinigde actieve kool - heeft laten afvoeren als (de ongevaarlijke afvalstof) bleekaarde en zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van een aantal voorschriften van de Wet milieubeheer en valsheid in geschrift.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend, vast dat de veroordeelde door middel van het begaan van voornoemde feiten voordeel heeft gehad als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
2.3.1.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
2.3.1.1 Uitgangspunten berekeningDe rechtbank gaat, net als de officier van justitie, uit van een voordeelberekening op basis van kostenbesparing.
Het rapport en de officier van justitie gaan bij het berekenen van de hoeveelheid actieve kool die veroordeelde als afvalstof zou hebben afgevoerd uit van gegevens van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Het LMA, dat is aangewezen als de landelijke meldinstantie voor bedrijfs- en gevaarlijke afvalstoffen, heeft de betreffende gegevens ontvangen van de bedrijven die de betreffende afvalstof van veroordeelde hebben afgevoerd.
De rechtbank gaat bij het berekenen van de hoeveelheid afgevoerde actieve kool uit van gegevens uit de inbeslaggenomen administratie van veroordeelde en de in beslag genomen administratie van een aantal bedrijven die de betreffende afvalstof in opdracht van veroordeelde hebben afgevoerd. De rechtbank maakt geen gebruik van de gegevens in het dossier van het LMA, nu dit mogelijk een onvolledig en/of onbetrouwbaar beeld geeft.
In het dossier is aan de hand van begeleidingsbrieven, CMR-vervoersdocumenten, weegbrieven en facturen van de bedrijven die het afval van veroordeelde hebben afgevoerd, over de periode van 1 juli 2012 tot en met 8 november 2013 af te leiden hoeveel kilogram van de afvalstof “bleekaarde” is afgevoerd door veroordeelde.
Over de periode van 18 september 2008 tot en met 10 juli 2012 zijn hierover echter geen gegevens bekend. De rechtbank berekent de hoeveelheid afvalstof die in deze periode zou zijn afgevoerd aan de hand van het aantal kilogram aan oliën en vetten dat door veroordeelde zou zijn gefilterd in die periode. Dit aantal leidt de rechtbank af uit door veroordeelde verzonden facturen/orders. Aan de hand van de hoeveelheid gefilterde oliën en vetten wordt vervolgens de hoeveelheid aan afgevoerde afvalstof berekend.
2.3.1.2 Berekening hoeveelheid door [verdachte] gefilterde oliën en vetten in de periode van 18 september 2008-10 juli 2012
Uit het voorgaande volgt dat op 18 september 2008 twee facturen zijn verzonden, waarop respectievelijk het afvoeren van 5.780 [18] en 5.600 kilogram [19] vetzuren in rekening is gebracht.
In de periode die daarop volgde, heeft veroordeelde de volgende facturen, telkens betreffende het filteren van vetzuren en olie, verzonden:
7 juli 2009, met nummer 9146, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 4.175 kilogram vetzuren en 4.000 kilogram vetzuren; [20]
11 januari 2009, met nummer 10009, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 238.600 kilogram vetzuren. [21]
2 maart 2009, met nummer 10064, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 256.700 kilogram vetzuren. [22]
18 februari 2009, met nummer 9038, gericht aan VED, betreffende 1.500 kilogram olie; [23]
3 maart 2009, met nummer 9047, gericht aan VED, betreffende 6.300 kilogram olie; [24]
30 maart 2009, met nummer 9062, gericht aan VED, betreffende 18.800 kilogram olie; [25]
20 april 2009, met nummer 9081, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 4.500 kilogram vetzuren; [26]
24 september 2009, met nummer 9204, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 20.380 kilogram vetzuren; [27]
25 september 2009, met nummer 9206, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 11.160 kilogram vetzuren; [28]
30 september 2009, met nummer 9207, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 21.780 kilogram vetzuren; [29]
1 oktober 2009, met nummer 9209, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 12.100 kilogram vetzuren; [30]
5 oktober 2009, met nummer 9214, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 10.080 kilogram vetzuren. [31]
7 oktober 2009, met nummer 9218, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 19.960 kilogram vetzuren; [32]
8 oktober 2009, met nummer 9220, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 16.800 kilogram vetzuren; [33]
13 oktober 2009, met nummer 9223, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 21.080 kilogram vetzuren; [34]
  • 14 oktober 2009, met nummer 9227, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 19.260 kilogram vetzuren;
  • 19 oktober 2009, met nummer 9229, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 112.260 kilogram vetzuren;
30 oktober 2009, met nummer 9250, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 133.980 kilogram vetzuren; [36]
25 november 2009, met nummer 9268, gericht aan [bedrijf 2] , betreffende 200.820 kilogram vetzuren. [37]
Gelet op het voorgaande is in de periode van 18 september 2008 tot en met
25 november 2009 in totaal 1.145.615 kilogram aan vetten en oliën aangevoerd ter filtering.
Uit onderzoek volgt dat veroordeelde in de periode van 11 januari 2010 tot en met
10 juli 2012 in totaal 87 orders heeft uitgevoerd voor het filteren van vetten en oliën. Aannemelijk is dat hierbij in totaal 17.783.120 kilogram aan vetten en oliën is aangevoerd bij veroordeelde ter filtering. [38]
In de periode van 18 september 2008 tot en met 10 juli 2012 is gelet op het voorgaande in totaal (1.145.615 + 17.783.120 =) 18.928.735 kilogram aan te filteren oliën en vetten aangebracht.
2.3.1.3 Berekening aantal kilogram afvalstof in de periode van 18 september 2008 tot en met 10 juli 2012
Op een aantal van de in de administratie aangetroffen facturen, gericht aan [bedrijf 2] , waaronder de factuur van 11 januari 2009, met nummer 10009, [39] van 30 oktober 2009 met nummer 9250 [40] en van 25 november 2009 met nummer 9268, [41] is de gebruikte Norit afzonderlijk in rekening gebracht. Op deze facturen is telkens een verhouding van 1% Norit genoemd. [42] [B] , werkzaam als proces-operator bij veroordeelde, heeft verklaard dat de mengverhouding tussen Norit en de vetzuren 1 procent Norit is. [43]
Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut is naar voren gekomen dat de gewichtstoename van de actieve kool door het gebruik als absorptiemiddel bij het verwijderen van verontreinigingen uit plantaardige vetzuren bij veroordeelde minstens 40% bedraagt. [44]
Gelet op het voorgaande is de hoeveelheid door veroordeelde als “bleekaarde” afgevoerde actieve kool in de periode van 18 september 2008 tot en met 10 juli 2012:18.928.735
(aantal kilogram ter filtering aangevoerde oliën en vetten)/100 x 1,4 = 265.002 kilogram. .
2.3.1.4 Berekening aantal kilogram afvalstof in de periode van augustus 2012 tot en met 8 november 2013
Aan de hand van facturen, begeleidingsbrieven, CMR-vervoersdocumenten en/of weegbonnen is over de periode van juni 2012 tot en met 8 november 2013 berekend hoeveel kilogram verontreinigde actieve kool door veroordeelde als “bleekaarde” is afgevoerd.
Om te voorkomen dat er een dubbeltelling plaatsvindt over de periode juni 2012 en
juli 2012, zoals hiervoor onder 2.3.1.2 is berekend, neemt de rechtbank het aantal berekende kilogrammen over de periode van juni 2012 en juli 2012 niet mee.
De verdediging heeft gesteld dat de afvalstof vanaf september 2013 telkens is afgevoerd ter verbranding. Deze stelling is niet aannemelijk geworden. Dit verweer wordt verworpen.
In de periode van 1 augustus 2012 tot en met 30 november 2013 is in totaal 265.950 kilogram afgevoerd. [45]
2.3.1.5 Totale hoeveelheid afvalstof in de periode 18 september 2008 tot en met 8 november 2013
Over de periode 18 september 2008 tot en met 10 juli 2012 is 265.002 kilogram verontreinigde actieve kool afgevoerd, over de periode augustus 2012 tot en met 8 november 2013 265.950 kilogram, totaal: 530.952 kilogram.
2.3.1.6 Bespaarde kosten per ton verbrandingDe berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat ervan uit dat veroordeelde de gevaarlijke afvalstof actieve kool al dan niet via bemiddelaars en/of inzamelaars heeft afgevoerd naar co-vergisters, terwijl de minimumstandaard voor verwerking van deze actieve kool is verwijderen door verbranding. Omdat het afvoeren van afval naar een co-vergister goedkoper is dan het verbranden van gevaarlijk afval, zijn door veroordeelde kosten bespaard.
Bij een aantal afvalbewerkingsbedrijven is navraag gedaan naar de kosten van het verbranden van met PAK’s en dioxine vervuilde actieve kool. De door bedrijven opgegeven kosten variëren van € 0,55 per kilogram (€ 550,00 per ton) [46] tot € 0,21 per kilogram
(€ 210,00 per ton/1.000 kilogram). [47]
In het voordeel van veroordeelde is voor de berekening uitgegaan van
€ 210,00 per ton.
De rechtbank brengt de reeds door veroordeelde gemaakte kosten voor het afvoeren van het afval in mindering op de bespaarde kosten voor verbranding van het afval. Over het jaar 2008 zijn de kosten die veroordeelde heeft gemaakt voor het afvoeren van de afvalstof niet bekend geworden. Voor de periode vanaf 2009 tot en met 2013 heeft veroordeelde voor het afvoeren van actieve kool als bleekaarde diverse bedragen betaald, variërend van om niet tot € 0,65 per kilogram (€ 65,00 per ton/1.000 kilogram). [48] De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de gehele periode een bedrag van € 65,00 per ton dient te worden gehanteerd. Dit verweer slaagt.
In het voordeel van veroordeelde gaat de rechtbank uit van € 65,00 per ton =
€ 0,065 per kilogram. De bespaarde kosten per kilogram zijn € 0,210 – € 0,065 = € 0,145.
2.3.2
Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel en de verplichting tot betaling
Alles afwegende leidt dit tot de volgende berekening: 530.952 kilogram afgevoerde actieve kool x € 0,145 bespaarde kosten per kilogram = € 76.988,00 totale bespaarde kosten. Dit is het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van voornoemd bedrag van
€ 76.988,00kan aan de veroordeelde worden opgelegd.
Er is geen aanleiding om het te ontnemen bedrag te minderen op basis van draagkracht, nu niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde in de toekomst (naar redelijke verwachting) geen draagkracht zal hebben om voornoemd bedrag te betalen.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 76.988,00 (zegge: zesenzeventigduizend negenhonderdachtentachtig euro en nul eurocent). Legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 76.988,00 (zegge: zesenzeventigduizend negenhonderdachtentachtig euro en nul eurocent).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en J.W. Frieling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2017.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal van onderzoek 25Tödi (rapport ex art 36e Wetboek van Strafrecht), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 1116). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van [A] , afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2016.
3.Een geschrift, te weten bijlage 2 van het NFI-rapport “Onderzoek naar de samenstelling van opslagtanks bij [verdachte] in [vestigingsplaats 1] ”, pagina 160 Tödi.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2012, pagina 28 Tödi.
5.Een geschrift, te weten bijlage 2 van het NFI-rapport “Onderzoek naar de samenstelling van opslagtanks bij [verdachte] in [vestigingsplaats 1] ”, pagina 160 Tödi.
6.Een geschrift, te weten het NFI-rapport “Onderzoek naar de samenstelling van opslagtanks bij [verdachte] in Dronten, van 29 augustus 2013, opgemaakt door [C] , pagina 166 Tödi.
7.Een geschrift, te weten het NFI-rapport “Onderzoek naar de samenstelling van opslagtanks bij [verdachte] in [vestigingsplaats 1] , van 29 augustus 2013, opgemaakt door [C] , met bijlagen, pagina 181 Tödi.
8.Idem, pagina 179 Tödi.
9.Een geschrift, te weten bijlage 2 van het NFI-rapport “Onderzoek naar de samenstelling van opslagtanks bij [verdachte] in [vestigingsplaats 1] ”, pagina 160 Tödi.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2013, pagina 314 van het dossier met nummer
11.De verklaring van [A] , afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2016.
12.Het proces-verbaal van verhoor van [A] , pagina 151.
13.Idem.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2015, pagina 293, 294 en 308.
15.Idem, pagina 295.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2014, met bijlage, pagina 194, 195 en 198.
17.Idem, pagina 194, 195 en 199.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2014, met bijlage, pagina 194, 195 en 198.
19.Idem, pagina 194, 195 en 199.
20.Idem, pagina 201.
21.Idem, pagina 202.
22.Idem, pagina 203.
23.Idem, pagina 205.
24.Idem, pagina 206.
25.Idem, pagina 207.
26.Idem, pagina 208.
27.Idem, pagina 209.
28.Idem, pagina 210.
29.Idem, pagina 211.
30.Idem, pagina 212.
31.Idem, pagina 213.
32.Idem, pagina 214.
33.Idem, pagina 215.
34.Idem, pagina 216.
35.Idem, pagina 218.
36.Idem, pagina 226.
37.Idem, pagina 227.
38.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2014, met bijlage, pagina 467 en het proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2016, met bijlage, pagina 560 en 579. De bijlage bij het proces-verbaal op pagina 560 telt op, op pagina 579, tot 17.783,12 ton = 17.783.120 kilogram. Het proces-verbaal zelf vermeldt een hoeveelheid van 177.831,2 ton, maar de rechtbank gaat er vanuit, nu deze hoeveelheid niet aansluit op de bijlage, en overigens ook tot onwaarschijnlijke afwijking ten opzichte van de overige onderzochte periodes zou leiden, dat dit een verschrijving is (van de komma).
39.Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2014, met bijlage, pagina 202.
40.Idem, pagina 226.
41.Idem, pagina 227.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2016, pagina 277.
43.Het proces-verbaal van verhoor van [B] van 25 april 2013, pagina 160.
44.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2016, pagina 278.
45.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 december 2014, pagina 75, 76 en 79.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2014, met bijlage, pagina 909, 910 en 914.
47.Idem, pagina 909 en 910.
48.Het rapport, pagina 11.