4.3Het oordeel van de rechtbank
Rechtsvraag
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de opgemaakte allonges (wijzigingen in bestaande huurcontracten) aangemerkt kunnen worden als geschriften die valselijk zijn opgemaakt.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat de allonges niet als valse geschriften kunnen worden aangemerkt. De inhoud van allonges stemt namelijk overeen met de werkelijkheid. De allonges zien op bestaande panden die in het bezit waren van verdachte. Deze panden huurde [bedrijfsnaam] ook daadwerkelijk. De huurpenningen zijn na de in de allonges opgenomen verhogingen betaald en de huurperiodes zijn ook daadwerkelijk verlengd. Het nalaten van het vermelden van de achtergrond van de huurverhoging, maakt de allonges evenmin vals. Het niet vermelden van gegevens kan onder omstandigheden inderdaad valsheid opleveren. Beslissend is of in dit geval door het achterhouden van gegevens de werkelijkheid geweld is aangedaan. Niet gebleken is dat in de allonges essentiële op de huurovereenkomsten betrekking hebbende informatie is verzwegen. Er bestaat geen rechtsplicht om bij deze aanvullingen op de huurovereenkomsten te vermelden waarom tot aanpassing werd overgegaan. Het ontbreken van de toelichting – voor zover al juist - dat het zou gaan om een blijf- en presteerpremie maakt de allonges dus niet vals. Dat met het opmaken van de allonges de mogelijkheid is ontstaan voor verdachte om met deze allonges onjuiste aangiften inkomstenbelasting te doen, doet hier niet aan af.
Nu de allonges niet vals zijn is de administratie van [bedrijfsnaam] evenmin vals opgemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle gedragingen onder het tweede ten laste gelegde feit.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Blijf- en presteerpremie
Verdachte is van april 2000 tot 1 januari 2009 als algemeen directeur in dienst geweest van [bedrijfsnaam] . Vervolgens werd hij strategisch directeur. Middels een beëindigingsovereenkomst is in 2012 het dienstverband beëindigd. Begin 2007 verhuurde verdachte als privépersoon vier panden aan [bedrijfsnaam] . Dit waren panden in Apeldoorn, Groningen, Nieuwerkerk a/d IJssel en Woerden.
Verdachte doet op 13 november 2006 (documenteigenschap: aangemaakt op 13 november 2006) voor zijn werkzaamheden als directeur van [bedrijfsnaam] een voorstel voor beloning aan [A] , lid van de directie [bedrijfsnaam] (verder: [A] ). Verdachte schrijft daarin:
‘
Tijdens onze laatste bijeenkomst hebben wij gesproken over een verandering m.b.t. mijn
beloning welke ik ontvang als directeur van de [bedrijfsnaam] .
(…)
In het licht van de enorme ontwikkeling en groei van het bedrijf het komende jaar (komende
jaren) zou ik graag een voorstel doen met betrekking tot een andere beloningsstructuur, en
wel:
• Het huidige salaris en onkosten vergoeding voor auto etc. zal worden bevroren.
• De bonus regeling komt te vervallen
• Ik ontvang bij mijn vertrek als directeur van de [bedrijfsnaam] een eenmalige bonus van 10% van de marktwaarde welke de [bedrijfsnaam] op dat moment vertegenwoordigd.
• [bedrijfsnaam] heeft omgerekend € 3mio betaald voor de overname van de [verdachte] keten een bonus van 25% van de markt waarde van de [bedrijfsnaam] minus de verwervingsprijs welke [bedrijfsnaam] heeft betaald voor de overname, is ook een optie.
• Er zullen kwantitatieve doelstellingen worden opgesteld
• Overige afspraken.’
Vervolgens stuurt [A] in december 2006 een brief aan het directieoverleg van [bedrijfsnaam] over de uitbreiding van het [bedrijfsnaam] , de criteria voor nieuwe [bedrijfsnaam] , de voorkeurslocaties, de alternatieve businessmodellen en de stand van zaken. Bij de stand van zaken wordt aangegeven:
‘
Daarnaast zijn we aan de hand van bovenstaand overzicht bezig om resultaatsafspraken met de directie van [bedrijfsnaam] te maken voor de komende 2 tot 3 jaar. Resultaat is waardecreatie en uitbreiding op minimaal 8 van bovenstaande locaties voor 1 januari 2009. Als beloning ontvangt de directeur [bedrijfsnaam] bij vertrek een premie van een percentage van de waardevermeerdering ten opzichte van de huidige waarde.’
Op 10 februari 2007 doet [A] een concept voorstel ‘waardebepaling [bedrijfsnaam] inzake bonus directie’ aan medeverdachte [medeverdachte] , de voorzitter van [bedrijfsnaam] . Voorgesteld wordt om verdachte bij vertrek een eenmalige bonus uit te keren van 10% van de waardevermeerdering van [bedrijfsnaam] op 31 december van het jaar waarin zijn laatste werkdag voor [bedrijfsnaam] is, mits de datum van zijn laatste werkdag niet voor 1 december 2009 zal zijn.De eventueel uit te keren bonus wordt alleen uitgekeerd als op tenminste 8 [bedrijfsnaam] voorkeurslocaties een vestiging operationeel is. De bonus is bruto en gemaximeerd op € 500.000.
Op 14 juni 2007 stuurt [A] een e-mail naar medeverdachte [medeverdachte] . Daarin schrijft [A] :
‘ Beste [medeverdachte] ,
Hierbij nog even de situatie, alle overwegingen en de besluitvorming op een rij, zodat ook voor later duidelijk is wat er is besloten inzake de beloning van [verdachte] en waarom.
[verdachte] heeft eind 2006 aangegeven om een aantal reden te willen stoppen. De directie Zorg heeft vastgesteld dat [verdachte] een cruciale rol heeft in de ontwikkeling en het uitbouwen van de [bedrijfsnaam] , en dat de uitbreiding tussen nu en medio 2009 in een cruciale fase komt waarvoor continuïteit van met management en met name [verdachte] zelf essentieel is. Daarom hebben wij [verdachte] een voorstel gedaan dat er als volgt uitziet.
Als [verdachte] erin slaagt om de uitbreidingsdoelstellingen met behoud van winstgevendheid conform het op 12 juni jl. geaccordeerde businessplan 2007-2009 te realiseren voor zijn vertrek, en tenminste de operationele leiding blijft uitvoeren tot 1 januari 2009, zullen wij daar een eenmalige 'blijf en presteerpremie' op zetten. Hierin nemen wij mee dat [verdachte] in een andere hoedanigheid (als vastgoedmakelaar) verschillende panden onder de marktprijs heeft verhuurd aan de [bedrijfsnaam] waarvan hij directeur is en waar de directie Zorg namens de [bedrijfsnaam] optreedt om belangenverstrengeling te voorkomen. Daarbij heeft hij om fiscale reden de voorkeur gegeven om deze premie uitbetaald te krijgen in een aanpassing van de huurtarieven van enkele van deze panden.
[B] (Facilitair manager Sociale Zekerheid) heeft voor ons de huidige marktwaarde van de panden getaxeerd, en samen met de huidige vierkante meter prijzen en de voorgestelde aanpassingen, levert dit een huurverhoging op van 100.000 Euro per jaar. Aangezien de oorspronkelijke contracten vanaf 1 januari 2007 nog 5 jaar door zouden lopen, betekent dit uiteindelijk een totale 'premie' van 500.000 Euro.
Vestiging huidig m2 tarief marktconform m2 tarief a aangepast m2 tarief
Apeldoorn 81 ,78 120 106,83
Groningen 68,17 110 98,00
Nieuwekerk ad IJssel 99,45 130 125,00
Woerden 120,15 125 124,00
Graag nog even jouw bevestiging dat wij bijgevoegde afspraak vanwege bovengenoemde situatie en overwegingen maken met [verdachte] .
Dan zal ik deze mail inclusief alle onderliggende stukken archiveren nadat [verdachte] akkoord is gegaan en alles is ondertekend.
Als bijlage wordt een document genoemd met de naam [documentnaam] . Bij het opsporingsonderzoek is aangetroffen een niet gedateerde en niet ondertekende overeenkomst tussen verdachte en [bedrijfsnaam] . Uit het digitale onderzoek naar dit document komt naar voren dat deze overeenkomst is opgeslagen met de bestandsnaam ‘ [bestandsnaam] .In de resultaatsafspraak staat:
‘
overwegende dat:
De komende twee jaar een cruciale periode is voor de verdere groei en professionalisering van de [bedrijfsnaam] ,
werknemer daarin als directeur een centrale rol vervult,
[bedrijfsnaam] gedurende de komende twee jaar continuïteit in het management van de [bedrijfsnaam] nastreeft,
komen de navolgende eenmalige resultaatsafspraak overeen als aanvulling op de bestaande arbeidsovereenkomst. Deze resultaatsafspraak houdt in dat werknemer minimaal tot 1 januari 2009 in dienst is als directeur van [bedrijfsnaam] en in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2010 de volgende doelstellingen voor [bedrijfsnaam] realiseert:
-
realisatie van omzet en winstdoelstellingen (met een marge op het deelresultaat winst per jaar van 5%, en een marge op het deelresultaat omzet per jaar van 10%) zoals vastgelegd in het op 12 juni 2007 door de directie van [bedrijfsnaam] bijgestelde en geaccordeerde businessplan 2007-2009.
-
Uitbreiding van de [bedrijfsnaam] met tenminste twaalf eigen nieuwe vestigingen, waarvan er tenminste acht voorkomen in voor [bedrijfsnaam] strategische locaties. Strategische locaties zijn: Amsterdam, Den Haag/Rijswijk, Haarlem/Heemstede, Utrecht, Leiden, Tilburg, Amstelveen, 's Hertogenbosch, Eindhoven, Purmerend, Schiedam, Barendrecht, Beverwijk/IJmuiden, Hoofddorp, Amersfoort, Assendelft/Krommenie, Capelle a/d IJssel, Geleen/Sittard.
Als tegenprestatie worden de huurprijzen van de panden in Apeldoorn, Groningen,
Nieuwekerk a/d IJssel en Woerden, waarvan werknemer eigenaar is en welke hij verhuurt aan de [bedrijfsnaam] , met ingang van 1 januari 2007 verhoogd (zie bijlagen).
Indien de hierboven omschreven doelstellingen niet (volledig) zijn gerealiseerd op 31
december 2009, zal de aanpassing van de huurprijzen zoals vastgelegd in bijgevoegde
allonges, ongedaan worden gemaakt met terugwerkende kracht naar 1 januari 2007.’
In juni 2007 worden de huurovereenkomsten van de vestigingen Apeldoorn, Groningen, Nieuwerkerk a/d IJssel en Woerden middels allonges aangepast. Hierbij worden de huurprijzen verhoogd en de termijnen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 voor respectievelijk 10, 11, 8en 10jaar verlengd. De vier allonges zijn op 18 juni door verdachte als verhuurder ondertekend en op 26 juni 2007 door [A] als huurder namens [bedrijfsnaam] .
Op 29 juni 2014 schrijft verdachte een e-mailbericht aan zichzelf. In het e-mailbericht staat het volgende:
‘
Bij afscheid diner / golfwedstrijd kreeg [verdachte] een bonus voor verrichte diensten, omdat de [bedrijfsnaam] richtlijnen niet recht deden aan de bonus welke [C] en [A] voor TTT ingedachte hadden hebben de heren voorgesteld de bonus uit te keren dmv het verhogen van de huur van een vijftal panden met een totaalsom van €100.000 per jaar, hier zijn addendums op het huurcontract voor opgesteld.’
Verklaring [A]
heeft verklaard dat de directie van [bedrijfsnaam] heeft besloten om verdachte een incentive van € 500.000 toe te kennen om hem te behouden als directeur van [bedrijfsnaam] en om de uitbreidingsdoelstellingen te realiseren en ook in zijn hoedanigheid als vastgoedontwikkelaar. Verdachte heeft [A] gevraagd om de incentive om fiscale reden via de huurcontracten te laten lopen.De incentive was bedoeld om ervoor te zorgen dat verdachte zou aanblijven als directeur van de [bedrijfsnaam] en de strategie die zij met [bedrijfsnaam] hadden uitgedacht. De input voor de overeenkomst heeft [A] aangeleverd. Er is uitvoering aan de afspraak gegeven.Verdachte kwam met het voorstel om de incentive in de huur te laten uitbetalen. Dat was voor hem fiscaal gunstig.
Aangiften Inkomstenbelasting
Verdachte deed op 5 februari 2009 (jaar 2007), 18 december 2009 (jaar 2008), 14 februari 2011 (jaar 2009), 27 januari 2012 (jaar 2010), 20 december 2012 (jaar 2011) en 11 oktober 2013 (jaar 2012) aangiften Inkomstenbelasting.De aangiften kwamen overeen met de gegevens in het geautomatiseerde Belastingdienstsysteem (ABS).Uit het onderzoek komt naar voren dat de resultaatsafspraak niet is verantwoord als inkomen uit eigen werk en woning (box 1).
[bedrijfsnaam] en verdachte zijn overeengekomen om de resultaatsafspraak uit te betalen via huurhogingen van de [bedrijfsnaam] in Apeldoorn, Groningen, Nieuwerkerk a/d IJssel en Woerden. Deze panden zijn gekwalificeerd voor de inkomstenbelasting als zogenaamde ‘box 3-beleggingen’. Hierin zit ook het fiscale voordeel voor verdachte, omdat het werkelijke rendement in box 3 niet belast is. De extra huuropbrengsten worden dan ook niet belast en verdachte is geen extra inkomstenbelasting verschuldigd.
Op 25 februari 2015 heeft [D] , boetefraudecoördinator van de Belastingdienst op ambtseed een nadeelberekening opgemaakt inzake de aangiften inkomstenbelasting van verdachte voor de jaren 2007 tot en met 2012. Het betreft de inkomstenbelasting box 1 van verdachte over de als extra huuropbrengsten genoten bedragen die feitelijk inkomsten box 1 zijn. Het totale belastingnadeel werd berekend op € 256.937.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat aan verdachte een eenmalige premie/bonus is toegekend in het kader van zijn arbeidsrelatie, namelijk als algemeen directeur van [bedrijfsnaam] . Zoals uit de verklaring van [A] blijkt ging het om een incentive die bedoeld was om te zorgen dat verdachte zou aanblijven als directeur van de [bedrijfsnaam] . Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [A] , nu zijn verklaring wordt bevestigd door de aangetroffen stukken waaruit het gehele voortraject en de afhandeling van de overeengekomen resultaatsafspraak blijkt. Hoewel de verklaringen van [A] , afgelegd bij de FIOD en bij de rechter-commissaris op onderdelen van elkaar verschillen, komen deze verklaringen in de kern overeen. De rechtbank acht deze getuige dan ook betrouwbaar.
Zowel uit de verklaring van [A] als uit de e-mail van verdachte aan zichzelf van 29 juni 2014 blijkt dat de premie/bonus louter om fiscale redenen is uitbetaald via de verhoging van de huur van de vier panden van verdachte.
Verdachte heeft zich daarom moeten realiseren dat hij dit bij de Belastingdienst diende op te geven als inkomsten. Het standpunt van verdachte dat het zou gaan om huurverhogingen gecombineerd met termijnverlengingen om zekerheid voor [bedrijfsnaam] voor de toekomst te creëren, wordt door de bewijsmiddelen weerlegd.
Nu sprake is van een bijzondere beloning voor verrichte arbeid, behoort deze thuis in box 1 en niet in box 3 van de aangifte Inkomstenbelasting. De verhoogde bedragen van de huur zijn niet meegenomen in de aangiften Inkomstenbelasting. Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan het onjuist en onvolledig doen van aangiften Inkomstenbelasting.
Door de verdediging is aangevoerd dat de belastingdienst geen nadeel heeft geleden, doordat [bedrijfsnaam] het benadelingsbedrag heeft betaald. De rechtbank verwerpt dit verweer. Doorslaggevend is niet of feitelijk nadeel is geleden maar of de gedraging daartoe strekte. In casu heeft verdachte onjuiste en onvolledige aangiften Inkomstenbelasting gedaan waarbij het doel van verdachte was minder belasting te betalen dan verplicht. Dat [bedrijfsnaam] achteraf de belasting heeft betaald doet niet af aan de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte.
De verdediging heeft ook aangevoerd dat verdachte, indien de rechtbank uitgaat van de e-mail van [A] , tegenover de Belastingdienst een pleitbaar standpunt heeft dat de vergoeding zag op de risico’s die verdachte als gevolg van uitbreidingsdoelstellingen van [bedrijfsnaam] in zijn hoedanigheid van verhuurder/projectontwikkelaar liep. De verdediging acht het pleitbaar dat de ontvangen huren daarom niet in box 1 hoeven te worden aangegeven. Verdachte kon en mocht redelijkerwijs menen dat daarmee de gedane aangifte juist was. De verdediging stelt dat het voorwaardelijk opzet ontbreekt.
De rechtbank is, gelet op de hierboven vermelde bewijsmiddelen, van oordeel bij verdachte sprake was van opzet op het doen van onjuiste en onvolledige aangiften. Dat opzet verdraagt zich niet met het beroep op een pleitbaar standpunt.