In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verleende omgevingsvergunning voor het aanplanten van vijf knotwilgen. Eiser, die aan het perceel van de derde-partij grenst, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat hij meent dat de aanplant de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied aantast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Soest op 26 juli 2016 een omgevingsvergunning heeft verleend aan de derde-partij, die de bomen heeft geplant zonder vergunning. Eiser heeft zijn beroep ingesteld nadat het bezwaar tegen de vergunning ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 10 april 2017 zijn zowel eiser als de derde-partij verschenen, en heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord.
De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de planregels van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen vaststellen dat de aanplant van de knotwilgen niet onevenredig inbreuk maakt op de beschermde waarden van het gebied. De rechtbank heeft het rapport van een onafhankelijk deskundige, dat door de derde-partij was ingediend, als voldoende onderbouwing beschouwd. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de onafhankelijkheid van het rapport in twijfel trekken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de vergunning terecht is verleend en dat de aanplant van de knotwilgen past binnen het beleid van een halfopen landschap. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.