8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de sanctie heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft op homo-ontmoetingsplaatsen van aldaar geparkeerde auto’s de kentekens genoteerd. 77 Kentekens heeft verdachte vervolgens bij het RDW bevraagd via het politieaccount van zijn collega [benadeelde 2] , met wie hij veelvuldig samenwerkte. Verdachte heeft het wachtwoord van zijn collega [benadeelde 2] (hierna ook: [benadeelde 2] ) afgekeken en zonder haar toestemming gebruikt. Vervolgens heeft verdachte, na lange tijd, aan tenminste 29 slachtoffers tegelijkertijd een brief gestuurd, inhoudende dat de slachtoffers naar hun woning zijn gevolgd en dat foto's van de activiteiten bij de parkeerplaats openbaar zouden worden gemaakt aan hun familie en omgeving, tenzij de slachtoffers bitcoins ter waarde van 1.000 euro per persoon zouden kopen en overdragen aan de verdachte. Op deze wijze heeft verdachte geprobeerd een groot aantal personen af te dreigen. Vier pogingen tot afdreiging zijn afzonderlijk tenlastegelegd. Zestien pogingen tot afdreiging zijn ad informandum gevoegd. Bij de beslissing over de op te leggen straf zal de rechtbank tevens rekening houden met de ad informandum gevoegde zaken. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend zich aan die feiten te hebben schuldig gemaakt en de officier van justitie heeft meegedeeld dat zij de verdachte daarvoor niet (meer) zal vervolgen.
Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare slachtoffers. Diverse slachtoffers hebben bij de politie verklaard dat zij in de veronderstelling verkeerden dat er daadwerkelijk foto’s waren gemaakt en dat deze foto’s openbaar zouden worden gemaakt als zij niet zouden betalen. Bovendien bestond bij sommigen de indruk dat zij naar hun huis waren gevolgd. . Dit moet voor de slachtoffers beangstigend zijn geweest. Dat het gevoel van onbehagen groot was, blijkt onder meer uit de ter terechtzitting door [benadeelde 1] afgelegde slachtofferverklaring, inhoudende dat hij daadwerkelijk dacht dat de dader hem tot zijn huis was gevolgd zodat hij de sloten van zijn huis heeft vervangen na ontvangst van de brief. Verdachte heeft niet alleen de slachtoffers en hun gezinnen en omgeving leed toegebracht, maar met zijn handelen ook het vertrouwen van de samenleving in politieambtenaren geschaad. Verdachte heeft verschillende wettelijke voorschriften en zijn ambtsgeheim geschonden terwijl juist van hem, als politieagent, het tegenovergestelde had mogen worden verwacht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Tot slot is door de handelswijze van verdachte zijn collega [benadeelde 2] gedurende het opsporingsonderzoek lange tijd als verdachte aangemerkt. Doordat verdachte niet direct na zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven en pas in een later stadium (drie maanden na zijn aanhouding) een bekennende verklaring heeft afgelegd, heeft [benadeelde 2] lange tijd in onzekerheid moeten verkeren over de afloop van het tegen haar lopende politieonderzoek. Ook is ten aanzien van haar een groot aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast, waaronder een telefoontap, hetgeen een grote inbreuk heeft gemaakt op haar privacy. Hierdoor is het vertrouwen dat zij had gesteld in haar collega - met wie zij al zes jaar samenwerkte - weggenomen, te meer nu verdachte toen hij bekend werd met het lopende politieonderzoek tegen haar, wist dat haar broer nog geen twee weken daarvoor was overleden.
Wat betreft de persoon van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit, zoals blijkt uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 8 mei 2017.
Voorts is over verdachte een Pro Justitia-rapport opgemaakt d.d. 26 juli 2016, door E. van der Vorst, psycholoog, onder supervisie van F. Jonker, eveneens GZ-psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in dat bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, alsmede een obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis, die dient als coping voor de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, de forse introversie en zijn instabiele zelfbeeld. Er is volgens de psychologen een gelijktijdigheidsverband tussen de vastgestelde persoonlijkheidsproblematiek en het tenlastegelegde; de persoonlijkheidsproblematiek is een vrij stabiele factor over tijd. Deze persoonlijkheidsproblematiek maakt verdachte bovendien kwetsbaar voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis, waarvan bij de aanvang van het tenlastegelegde ook sprake lijkt te zijn geweest. Daarnaast is sprake van een gemiddeld causaliteitsverband, wat voort lijkt te zijn gekomen uit een langdurig hoog en oplopend stressniveau vanuit zowel privé- als werkomstandigheden in combinatie met een fors tekortschietende emotieregulatie en (sociale) copingsvaardigheden die samenhangen met de ontwijkende, introverte en geremde persoonlijkheid. Het tenlastegelegde lijkt te zijn voortgekomen vanuit een krampachtige poging van verdachte om wat grip te verkrijgen door één van zijn problemen aan te willen pakken, namelijk de financiële, gezien de persoonlijkheidsproblematiek niet middels het ventileren van boosheid en onwelbevinden richting anderen maar middels een niet-communicatieve wijze , namelijk het dwangmatig noteren van kentekens.
De reden dat verdachte ondanks het wegvallen van de financiële beweegredenen door schuldhulp voor zijn vriendin toch door is gegaan, lijkt verklaard te kunnen worden vanuit zijn angst voor afwijzing, confrontaties en gezichtsverlies wanneer hij naar zijn baas of familie zou zijn gestapt. De gezonde kanten, zoals zijn goede gewetensontwikkeling en zachte aard, lijken er aan te hebben bijgedragen dat het uiteindelijk versturen van de brieven lang is tegengehouden. De psychologen adviseren verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank is gelet op de conclusie van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 19 januari 2017, waarin is vermeld dat de reclassering het recidiverisico thans als laag inschat.
Voorts blijkt uit een brief van 13 juni 2017 van E. Spapens, als GZ-psycholoog verbonden aan De Waag dat verdachte zich vrijwillig bij De Waag heeft aangemeld en hij daar sinds 4 juli 2016 onder behandeling is. Volgens de behandelaar vinden er wekelijks gesprekken plaats en zet verdachte zich tijdens de behandeling goed in bij het werken aan zijn problemen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, het grote aantal slachtoffers, en het feit dat verdachte werkzaam was als politieagent en vanuit die functie toegang had tot informatie. De rechtbank ziet echter in de persoon van verdachte, zoals hiervoor uitvoerig benoemd, aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf aanzienlijk te matigen. Hierbij neemt de rechtbank wel in aanmerking dat de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor deze verdachte, van welke duur dan ook, mede gezien het feit dat hij werkzaam is geweest als politieagent, extra zwaar zal wegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Hoewel zowel de psycholoog als de reclassering een gedwongen behandelkader niet geïndiceerd achten, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het van groot belang is dat de behandeling van verdachte bij De Waag niet enkel in een vrijwillig kader wordt voortgezet. Om die reden wordt een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd en worden hieraan als bijzondere voorwaarden verbonden reclasseringstoezicht en een behandeling bij De Waag.