4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Verdachte is op 13 oktober 2015 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangehouden. Tijdens de doorzoeking van deze woning, die om 07:10 uur gestart is, zijn in slaapkamer 2 een plastic tas met daarin vier zakken wit poeder, een emmer met vier gesealde pakketten wit poeder, een doos met zes gesealde zakken hennep en een doos met twee vuilniszakken hennep aangetroffen en in beslag genomen. In de meterkast is een plastic zak met henneptoppen aangetroffen en ook in beslag genomen.
De inbeslaggenomen plantendelen zijn door verbalisant [verbalisant] op 14 oktober 2015 herkend als plantenmateriaal van het soort Cannabis. Uit de aangeboden hoeveelheid, met het totale gewicht van 12,52 kilo, is een representatief monster genomen. De daaropvolgende test geeft een duidelijke positieve kleurreactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish.
Een aantal monsters van het aangetroffen witte poeder (nummers AAIG7698, AAIG7632, AAIG7612 en AAIG7610) wordt - na onderzoek door de Forensische Opsporing, waaruit blijkt dat een hoeveelheid van 1.145 gram een reactie geeft op de indicatieve testen voor onder andere cocaïne - ingestuurd naar het NFI.Uit het rapport van het NFI van 6 november 2015 blijkt dat de desbetreffende ingestuurde monsters, cocaïne bevatten.
Verdachte heeft op 9 februari 2016 ter terechtzitting verklaard dat de aangetroffen drugs van hem zijn.
In de periode van 6 oktober 2015 tot en met 2 november 2015 zijn er diverse telefoongesprekken opgenomen en afgeluisterd van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat de gebruiker van dit nummer [A] is. Hij heeft veelvuldig contact met [B] , die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 13 oktober 2015 om 8:51:49 belt [B] naar [A] .
[B] :
Sta op. De honden(De Politie)
zijn ons huis binnengevallen.
[A] :
Ga weg!
[B] :
Maak je gereed. Verdomme. Ik ga me niet meer in die stad laten zien, verdomme.
…
[A] :
Maar hoe weet je dat?
[B] :
[D] heeft me geschreven.
[A] :
Was [verdachte] in het huis?
[B] :
Ja, [verdachte] , wie anders.
Op 13 oktober 2015 om 9:43:24 uur belt […] met [A] .
[…] :
Als je er naartoe gaat, moet je mij bellen dan gaan we met elkaar praten, want voor het geval dat iemand open doet en dat ze je gaan oppakken, dat kan ik het horen. En als je binnen komt, dan moet je alles in de gat verstoppen.
Op 13 oktober 2015 om 10:03:27 belt [B] naar [A] . In dit getapte gesprek wordt er een gesprek over ‘ [verdachte] ’ gevoerd:
[B] :
Hij weet het niet, dat het boven ligt.
[A] :
Hoezo, ik heb het hem laatst verteld. Ik heb hem eergisteren gezegd, dat hij het moest verstoppen, want het lag daarboven.
[B] :
En dat van gisteren?
[A] :
Ik weet het niet of hij dat van gisteren heeft verstopt.
Op 13 oktober 2015 om 10:19:47 wordt [A] gebeld door […] .
[A] :
De politieauto en de vrachtwagen staan er nog steeds. De politieman is niet te zien.
[…] :
Het is kut, [A] . Als de deur open staat, dan is het gedaan, [A] . Er ligt daar hasj, wiet, alles.
Op 13 oktober 2015 om 13:47:48 belt [A] [C] ( [nummer] ).
[A] vertelt dat [verdachte] aangehouden is. [C] vraagt of [verdachte] hier of daar zit. Hier, zegt [A] . Dan gaat het maar even duren, zegt [C] . Nee, met wat daar lag, wordt het 2 jaar, zegt [A] .
[A] :
Er was iets aan het groeien en er was iets afgesneden, je weet wel….en er lag ook iets anders, een nog andere soort … goed [C] , we bellen nog.
[A] heeft tijdens zijn verhoor door de politie op 9 november 2015 op de vraag of hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] geantwoord dat het best mogelijk is dat hij met dit nummer gebeld heeft. Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 7 april 2017 heeft [A] verklaard dat hij het niet zeker weet, maar denkt dat hij dat nummer ook gebruikt heeft. Het telefoonnummer [telefoonnummer] herkent [A] als het telefoonnummer van [B] , omdat hij de eindcijfers van het telefoonnummer herkent.Over het gesprek van 13 oktober 2015, 08:51 uur heeft hij verklaard dat hij denkt dat het over [adres] gaat.
Op de vraag hoe het zit dat hij met [A] ( [A] ) op 13 oktober 2015 telefonisch gesproken heeft over de inval in de woning aan de [adres] , heeft [B] op 9 november 2015 bij de politie verklaard: “
Wat is daar vreemd aan. Ik heb dat gehoord van [A] ”.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen op 13 oktober 2015 opzettelijk 1.145 gram cocaïne en 12,52 kilo hennep in Hilversum voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen cocaïne en hennep alleen aan hem toebehoorden, maar uit de tapgesprekken gevoerd tussen onder meer [B] en [A] blijkt dat ook zij wetenschap en beschikkingsmacht hadden over de aangetroffen cocaïne en hennep. De wijze waarop [B] en [A] spreken over de cocaïne en hennep in de woning aan de [adres] geeft immers aan dat zij kennelijk wisten waar de drugs in de woning lagen en waar en door wie dit verstopt zou moeten worden in verband met de komst van de politie. [B] spreekt over de woning aan de [adres] als ‘ons huis’ en [A] krijgt een opdracht om ‘alles in de gat’ te verstoppen. Dit impliceert tevens dat niet alleen verdachte, maar ook [B] en [A] de beschikkingsmacht hadden over de aangetroffen verdovende middelen. Dit levert een nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en [B] en [A] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] in [woonplaats] op
13 oktober 2015 is in de slaapkamer waar verdachte is aangehouden, onder het matras een bedrag van € 10.540, - aangetroffen en in beslag genomen.
Verdachte heeft op 14 oktober 2015 bij de politie verklaard dat het aangetroffen geld van hem is .
Er is financieel onderzoek gedaan naar verdachte. Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat verdachte in Nederland in 2010 bruto € 13.182 euro heeft verdiend, in 2011
€ 14.316, -, in 2012 € 9977, -, in 2013 € 1705, - en in 2014 € 1068, -. In Duitsland heeft verdachte in 2014 € 1095, - en in 2015 € 1380,25 verdiend.
De rechtbank overweegt dat het geldbedrag van € 10.540, - is aangetroffen bij een doorzoeking waarbij verdachte is aangehouden, terwijl er ook grote handelshoeveelheden van verschillende drugs zijn aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden is er een vermoeden dat verdachte dit geldbedrag voorhanden had, terwijl hij wist dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. Verdachte heeft over dit geldbedrag verklaard dat dit van hem was en dat hij dat gespaard heeft over een periode van 3 jaar, maar uit financieel onderzoek is gebleken dat de legale inkomsten van verdachte dusdanig laag zijn dat dit onmogelijk is.
De verklaring van verdachte dat het geld afkomstig is van zwart werken is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar, zodat dit hoogst onwaarschijnlijk is en geconcludeerd moet worden dat het geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen is.