5.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Op 5 september 2015 heeft [slachtoffer 1] , uitbater van [café] , aangifte gedaan.
Hij heeft onder meer het navolgende verklaard:
…”Ik schat dat er ongeveer 30 a 40 mensen aanwezig waren in het café. Onder de gasten was ook een Poolse man.
…Na ongeveer 10 minuten zag ik een Mercedes stil staan voor het cafe. Ik zag dat de Poolse man die ik net had weggestuurd als passagier in deze Mercedes zat.
…Ik zag dat de Poolse man probeerde uit te stappen.
...Omdat de bestuurder op dat moment weer begon te rijden, zat die Poolse man half op straat / half in de auto.
...Ik zag dat het een grijze Mercedes was. Het was een nieuwe E-klasse met een Nederlands kenteken met de begin combinatie” [nummers] ”.
…Ik heb hier toen meteen via 112 een melding van gemaakt bij de politie. Ik zie op mijn mobiele telefoon dat het 02.06 uur was toen ik die melding deed.
…Na ongeveer 5 minuten zag ik 4 of 5 gasten voor de deur staan.
…Ik opende de voordeur en op dat moment zag ik de Mercedes weer aan komen rijden.
…Ik zag dat de Poolse man half uitstapte en een machinegeweer vast hield. Ik riep dat de gasten naar binnen moesten komen en riep tegen iedereen in het café dat ze op de grond moesten gaan liggen.
…Ik had nog wel gezien dat de Poolse man met zijn machinegeweer over zijn half open staande autoportier heen hing en begon te schieten. Ik hoorde twee keer “pang, pang”.
…Ik heb meteen weer 112 gebeld en door gegeven dat er nu met een machinegeweer werd geschoten. Dit was om 02.25 uur.
Op 31 mei 2016 heeft [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris verklaard:
…”Ik zag de auto aan komen. Ik zag de man uitstappen met een wapen omhoog en ik zag dat hij het wapen met beide handen vasthield en op ons richtte. Hij zat met één been in de auto en één been op de straat. De auto bleef rustig stapvoets rijden. Omdat de container daar stond ging de deur van de auto weer dicht en sloeg tegen hem aan. Dat gaf mij de tijd om ondertussen binnen tegen mensen te zeggen: ‘liggen’.
En mensen veilig te stellen. En ondertussen hoorde ik twee knallen.(…) Ik draaide mij niet meteen om. Ik had de gelegenheid om mijn mensen te beschermen, omdat de deur tegen hem dichtsloeg. De auto reed stapvoets verder. Hij richtte opnieuw. (…) Ik zag dat hij het wapen op mij en de zaak richtte. Daarna werd er geschoten.
Op 9 september 2015 heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij op 5 september 2015 tussen 02.15 en 03.00 uur ziet dat er mensen uit [café] werden geduwd. Tien minuten daarna ziet de getuige een Mercedes met een man met een wit poloshirt met zijn bovenlichaam uit het achterportier. De getuige hoort heel hard brullen en hoort die man in het Pools schreeuwen: “
Ik maak jullie allemaal kapot.” Kort daarna, na ongeveer 5 á 10 minuten, zag hij de Mercedes weer uit dezelfde richting komen. Hij zag de Pool met het witte polo shirt die eerder uit de auto hing. Hij zag de man op de toegangsdeur van [café] sloeg en daarbij een soort vleesmes vast had. Hij zag dat aan de binnenkant een paar Turken stonden. Hij zag dat de Mercedes wegreed. Enige tijd later zag hij de Mercedes weer de straat inrijden. Diezelfde Pool met de witte polo hing weer uit het raam. Hij zag dat die Pool een pistool in zijn rechterhand had. Hij hoorde drie schoten.
Op 24 september 2015 heeft getuige [getuige 3] verklaard dat hij hoorde dat op het moment dat de jongen uit [café] gezet werd, hij zei:
“I am coming back”.
Op 31 mei 2016 heeft getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris verklaard dat de man die door zijn broer op 5 september 2015 uit het café was gezet, kwam aanrijden met een grote zilverkleurige Mercedes E klasse, uitstapte met een hakmes en met het mes tegen het raam en kozijn aansloeg. Vervolgens zei hij:
“I’ll come back”.
Op 20 december 2016 heeft [getuige 4] bij de rechter-commissaris verklaard dat het raam van de Mercedes omlaag ging en dat hij toen een wapen uit het raam zag komen. Het wapen kwam volgens de getuige tegen een gele container aan. De auto reed een stukje verder en toen ging de autodeur open. Toen de getuige “paf paf” hoorde, is hij gaan rennen en heeft hij verder niets gezien.
Uit aanvullend onderzoek op de [adres] is gebleken dat de afstand vanaf het rechter achterportier, alwaar de schutter heeft gestaan, tot aan de gevel van [café] , ongeveer 6 meter bedraagt.
Op 15 december 2015 is aangever [slachtoffer 1] geconfronteerd met een fotoselectie van 8 personen. Aan de getuige werden foto’s van personen getoond, doorlopend genummerd van 1 tot en met 8. Terwijl de getuige naar de selectie keek, zei hij uit eigen beweging:
“ja zes, nummer zes”.Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider aan de getuigenbegeleider mee dat in de getoonde selectie de foto van verdachte op plaats 6 stond.
Op 29 oktober 2015 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij de persoon op een aan hem getoonde foto (bijlage 4 bij het desbetreffende verhoor) voor 100% herkent als de vent die heeft geschoten.Uit gezichtsvergelijkend onderzoek kan worden geconcludeerd dat de persoon op die foto hoogstwaarschijnlijk verdachte is.
Op 5 september 2015 wordt rond 02.30 uur een zilvergrijze Mercedes met het kenteken [kenteken] gezien. Verbalisanten zetten de achtervolging in, waarna het voertuig op de [adres] ter hoogte van [adres] tot stilstand komt. Op de achterbank van het voertuig wordt een doosje met daarin munitie en een grote hoeveelheid losse patronen gevonden.
In het grasveld ter hoogte van [adres] wordt een vuurwapen, een Scorpion aangetroffen.Dit betreft een pistoolmitrailleur van het merk CZ, model 61, type Scorpion, kaliber 7,65mm, zijnde een vuurwapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie. De in de Mercedes aangetroffen 36 patronen zijn van het merk G.F.I. (Fiocchi), kaliber 7.65 mm en het merk PPU, kaliber .32 auto, zijnde munitie van categorie III.De munitie is geschikt om verschoten te kunnen worden met het aangetroffen automatische vuurwapen.
Op 5 september 2015 om 03.00 uur is sporenonderzoek verricht voor [café] . Er zijn twee hulzen op het fietspad gevonden en op de rijbaan, ter hoogte van de gele afvalcontainer, is een derde huls op de grond aangetroffen. Ter hoogte van de voordeur van [café] is een fragment van een mantel van een projectiel gevonden en ook werden in het raam van het pand van [restaurant 1] , dat zich direct rechts naast [café] bevindt, twee gaten waargenomen.
Het NFI heeft op 24 mei 2016 gerapporteerd dat de hypothese dat de op de plaats delict aangetroffen hulzen zijn verschoten met de op de [adres] aangetroffen pistoolmitrailleur extreem veel waarschijnlijk is dan de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met één of meerdere andere vuurwapen(s) van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het machinepistool.
Op 6 september 2015 doet [A] aangifte. Zij heeft verklaard dat er door een schietpartij op 5 september 2015 tussen 02.20 uur en 02.30 uur twee kogelinslagen in de etalageruit van haar bedrijfspand zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte de persoon is geweest die op 5 september 2015 met een pistoolmitrailleur heeft geschoten op [café] in Hilversum. Aangever [slachtoffer 1] heeft verdachte herkend als schutter en deze herkenning wordt ondersteund door andere getuigen. Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer dat de FOSLO herkenning door [slachtoffer 1] niet als belastend bewijsmiddel gebruikt kan worden gelet op de plaats van de foto van verdachte op het bijgevoegde overzicht met foto’s, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft geconstateerd dat op 9 december 2015 een testobservatie heeft plaats gevonden, waarbij de foto van verdachte op plaats 2 stond. Op 10 december 2015 heeft er wederom een testobservatie plaatsgevonden waarbij de foto van verdachte op plaats 4 stond. Vervolgens is op 15 december 2015 de fotobewijsconfrontatie met [slachtoffer 1] geweest. In het proces-verbaal is gerelateerd dat de foto van verdachte op plaats 6 stond.Tijdens de zitting op 12 juni 2017 heeft de officier van justitie meegedeeld dat het FCM systeem de foto van verdachte iedere keer voor een testobservatie dan wel een fotobewijsconfrontatie op een willekeurige plaats zet.Gelet op deze mededeling en de constatering dat de foto van verdachte tijdens de voorbereiding voor de fotobewijsconfrontatie op verschillende plaatsen staat, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de bevindingen gerelateerd in het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van fotobewijsconfrontatie, inhoudende dat de foto van verdachte op plaats 6 stond ten tijde van de aan [slachtoffer 1] getoonde foto’s en [slachtoffer 1] dus verdachte als schutter heeft aangewezen. De rechtbank verwerpt het verweer en gebruikt deze herkenning dan ook als belastend bewijsmiddel. Met betrekking tot de door de raadsman betoogde ‘vermeende herkenning’ door getuige [getuige 1] (deze getuige heeft verklaard dat hij verdachte van een foto denkt te herkennen als de schutter) is de rechtbank van oordeel dat deze steun biedt aan de herkenningen door [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank heeft, mede gelet op alle bewijsmiddelen in samenhang bezien, geen reden aan de betrouwbaarheid van die herkenningen te twijfelen.
Opzet
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris, volgt dat verdachte gericht op [café] heeft geschoten met een pistoolmitrailleur, terwijl zich in en nabij het café personen bevonden, hetgeen bekend was bij en zichtbaar was voor verdachte.
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] , [getuige 4] [getuige 5] en [getuige 2] . Door de raadsman is het verweer gevoerd dat de pistoolmitrailleur mogelijk afgegaan is doordat de container, of het daardoor geraakte portier, tegen het wapen aankwam. Door geen van de getuigen wordt echter verklaard dat het vuurwapen enkel is afgegaan doordat de pistoolmitrailleur tegen de gele container aankwam of doordat het portier er tegenaan sloeg. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario vindt dus geen bevestiging in het dossier en is ook anderszins niet aannemelijk. Aangever [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 5] verklaren dat verdachte eerder in het café is geweest, dat hij terug gekomen is en zoals [getuige 2] heeft verklaard heeft geroepen “Ik maak jullie kapot’. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] verklaard heeft dat de auto nadat de deur dichtsloeg door de gele container is doorgereden en verdachte vervolgens opnieuw de pistoolmitrailleur op hem en het café richtte en de afstand tussen het café en verdachte 6 meter bedroeg. De gedragingen van verdachte zijn gelet op het voorgaande naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het doden van in en nabij het café aanwezige personen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
Voorbedachte raad
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [getuige 5] en [getuige 2] blijkt dat verdachte uit het café is gezet en (minimaal) tot tweemaal toe is terug gekomen. Eerst met een mes en daarna met een pistoolmitrailleur. Toen verdachte uit het café werd gezet, heeft hij al geroepen dat hij terug zou komen en gedreigd met de woorden “ik maak jullie allemaal kapot”.. Voorts kan worden vastgesteld dat er tussen de eerste melding die is gedaan door aangever [slachtoffer 1] en de schietpartij 20 minuten zijn verstreken.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte toen hij met een geladen automatisch vuurwapen naar het café terugkeerde het vooropgezette plan had personen die zich in en nabij het café bevonden van het leven te beroven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
De onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord, meermalen gepleegd, en het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en scherpe munitie is gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aantreffen goederen in de woning aan de [adres] te [woonplaats] ;
- een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen;
- een NFI rapport, betreffende de identificatie van drugs;
- een proces-verbaal van bevindingen, betreffende beschrijving van vuurwapens en munitie;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 en 13 juni 2017.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
Op 5 november 2015 wordt verdachte in de woning aan de [adres] in [woonplaats] aangehouden. Tijdens de doorzoeking wordt - naast drugs en (vuur)wapens - op diverse plaatsen in de woning geld aangetroffen, in totaal€ 74.500.
Verdachte heeft op 2 december 2015 bij de politie verklaard dat het aangetroffen geld van hem is. Ook heeft hij verklaard dat hij de aangetroffen drugs en (vuur)wapens gekocht heeft voor € 22.000, -.
Er is een financieel onderzoek gedaan. Hieruit komt naar voren dat verdachte bruto in 2010
€ 3.545, -, in 2011 € 2.965, -, in 2012 € 1.162, -, in 2013 € 17.400, -, in 2014 € 1.323, - en in 2015 niets heeft verdiend. Op de Rabobankrekening van verdachte, die op 16 maart 2011 is geopend en op 24 september 2013 is beëindigd wordt in 2011 € 868,16 en in 2012 € 67,36 aan inkomen bijgeschreven. Op de ING rekening van verdachte, die op 8 november 2012 is geopend en op 6 september 2014 is beëindigd is in 2012 € 530, -, in 2012 € 1.962, - en in 2013 € 20.500, - aan inkomen bijgeschreven.
Bij een doorzoeking in de woning waarin verdachte verbleef is een geldbedrag van ruim
€ 74.500,- gevonden, terwijl er ook handelshoeveelheden drugs, vier vuurwapens van categorie III, een stroomstootwapen en munitie zijn aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden is er een vermoeden dat verdachte dit geldbedrag voorhanden had, terwijl hij wist dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. Verdachte heeft over dit geldbedrag verklaard dat dit van hem was en aanvankelijk dat hij dat gespaard heeft over een periode van 11 jaar uit inkomsten verdiend in het buitenland. Uit financieel onderzoek is echter gebleken dat de legale inkomsten van verdachte dusdanig laag zijn die het aangetroffen bedrag niet kunnen verklaren. De aanvullende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting op 13 juni 2017, dat het geld ook afkomstig is van giften onder andere voor zijn eerste communie en meerdere verjaardagen, is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar, zodat dit hoogst onwaarschijnlijk is en geconcludeerd moet worden dat het geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf. Er is geen sprake van de kwalificatie-uitsluitingsgrond, nu van een eigen concreet misdrijf door verdachte niet is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat het onder 7 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen is.