4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Door [benadeelde 1] is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard:
Ik was samen met mijn vrouw (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 2] ) eigenaar van een huis aan de [adres] te [woonplaats] . In augustus 2013 werd de woning verkocht. Uiteindelijk bleef er een bedrag over van 150.000 euro. Op 6 november 2013 sprak ik met mijn zoon [verdachte] over het geld. Hij vertelde mij dat hij een bedrag van 125.000 euro had overgeschreven naar een bankrekening bij de RegioBank te Zeewolde. Ik vroeg aan [verdachte] of hij 50.000 euro over wilde maken naar de ING bank. [verdachte] zei toen dat dit niet kon, omdat hij niet aan het geld kon komen. Toen ik vroeg waarom hij er niet bij kon komen, antwoordde [verdachte] dat hij het geïnvesteerd had in diverse bedrijven. Op 27 april 2014 was ik naar de RegioBank te Zeewolde gegaan. Een medewerker van de bank liet ons op het computerscherm zien dat er nog maar een bedrag van zestig euro op deze rekening stond.
Door verdachte is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb op 4 november 2013 bij de Regiobank voor mijn ouders de bankrekening met nummer [rekeningnummer] geopend. Ik was gemachtigde van die bankrekening. Ik heb op 12 november 2013 een bedrag van 125.000 euro op die bankrekening gestort. In de dagen erna heb ik grote bedragen van deze bankrekening naar mijn eigen bankrekeningen overgeboekt. Met het geld heb ik, vanaf mijn eigen bankrekeningen, betalingen gedaan. Het betreft hier bankrekeningen die op naam van mij en van mijn echtgenote staan, maar mijn echtgenote staat hier buiten en heeft niets met deze overboekingen en uitgaven te maken. Ik heb het hele bedrag van 125.000 euro uitgegeven. Ik heb het geld geïnvesteerd in een escortbedrijf ‘ [naam] ’ dat ik samen met [getuige] heb opgericht en met wie ik toentertijd een relatie had.
Door [getuige] is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard:
U vraagt mij of het klopt dat er in januari 2014 werd gesproken over het opstarten van een bedrijf. Ja. Ik wilde een winkeltje beginnen, maar hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) zag er niets in. Hij wilde een escortbedrijf opstarten. Hij heeft 7.000 euro in het escortbedrijf geïnvesteerd.
De rechter-commissaris vraagt mij of hij mij ook buiten dit bedrag om geld heeft betaald. Ja. Die 7.000 euro betrof puur investering in het bedrijf. U vraagt mij wat hij mij buiten dit bedrag om heeft gegeven. Hij kocht sieraden, kleding en betaalde mijn huur van mijn woning. Dit had allemaal niets te maken met [naam] . Hij gaf geld uit aan etentjes, hotels en vooral veel kleding. U vraagt mij naar een BMW. Ja, die heeft hij mij ook gegeven. U vraagt mij of dit in het kader van de bedrijfsvoering was. Nee, hij wilde dat ik een veilige auto had. De BMW die hij mij gaf was toen ook niet goed genoeg dus toen kwam er een andere auto, opnieuw een BMW. Het is nooit de bedoeling geweest dat ik de escortgirls naar klanten zou rijden.
U vraagt mij of er verschillende transacties zijn geweest naar mijn rekening. Ja, dat klopt. U houdt mij voor van pagina 102 uit het dossier en neemt de transacties met mij door. U vraagt mij welke huurachterstand dit betreft. De achterstand van mijn woning. Dit is ook de reden dat ik in dit wereldje terecht ben gekomen, anders kwam ik op straat terecht. U vraagt mij naar een bedrag van 1.800 euro in december. Ja, dat heeft hij overgemaakt. Dat was denk ik zodat ik belastingschulden kon betalen. U vraagt mij naar de Eemhof. Dat heeft hij ook overgemaakt zodat ik met de kinderen op vakantie kon. U vraagt mij of ik nog iets weet van 2.500 euro, die onder de post diversen vallen. Ik denk dat dat voor het levensonderhoud zou zijn. Mijn huur was 1.000 euro per maand.
Bewijsoverweging
Door verdachte is verklaard dat hij met zijn vader, [benadeelde 1] , had afgesproken het bedrag van 125.000 euro te beheren en er meer geld van te maken. De betalingen die hij vervolgens met het geld heeft gedaan moeten volgens verdachte worden gezien als – achteraf beschouwd ongelukkige – investeringen in een escortbedrijf dat hij samen met getuige [getuige] wilde oprichten.
De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte wel of geen toestemming had tot het doen van investeringen met het geld dat zijn ouders toebehoort. Voor de beoordeling van het (strafbare) handelen van verdachte maakt dit echter niet uit. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat verdachte toestemming heeft gehad om het bedrag van 125.000 euro te investeren, zijn de gedane uitgaven niet als investeringen aan te merken. Daartoe is het volgende van belang.
De getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte slechts een bedrag van 7.000 euro heeft geïnvesteerd in het escortbedrijf. Verdachte heeft buiten dit bedrag allerlei betalingen ten behoeve van en aan haar gedaan die niets met dit escortbedrijf te maken hebben. Onder meer heeft verdachte volgens de getuige betalingen gedaan ten behoeve van het wegwerken van haar huurachterstand, een weekendje weg met de kinderen in ‘De Eemhof’ (ook bekend als Center Parcs te Zeewolde), sieraden en kleding. Ook over een door verdachte, naar diens zeggen als investering aangeschafte BMW 116i verklaart [getuige] dat deze auto niet ten behoeve van het escortbedrijf is gekocht maar met als doel dat zij een veilige auto zou hebben.
De verklaring van [getuige] vindt op verschillende plekken steun in het dossier, terwijl de andersluidende verklaring van verdachte op verschillende punten onderling tegenstijdig is en ook strijdig is met in het dossier opgenomen gegevens.
Zo heeft verdachte bij de politie verklaard (pagina 160) dat hij in december 2013 of januari 2014 [getuige] heeft leren kennen, die zijn vriendin werd. [getuige] wilde een escortbedrijf beginnen en zij was op zoek naar stille investeerders. Vervolgens heeft verdachte de volledige 125.000 euro van zijn ouders in dit nieuwe escortbedrijf van [getuige] geïnvesteerd. Hij werd een stille investeerder, want hij wilde niet geassocieerd worden met een escortbedrijf. Ter terechtzitting heeft verdachte daarentegen verklaard dat hij in november 2013, voordat hij [getuige] leerde kennen, zelf al van plan was een escortbedrijf op te richten. Hij zocht echter nog naar iemand die bekend was in die wereld en vervolgens heeft hij via een escortsite [getuige] benaderd.
Ter zitting heeft verdachte voorts verklaard dat de afschrijvingen op 2 en 16 december 2013 ter zake van [bedrijf] betrekking hebben op de aanschaf van hard- en software ten behoeve van een kantoorpand te Hoorn dat was gehuurd. Deze verklaring is opmerkelijk aangezien verdachte eerder ter zitting heeft verklaard dat de betaling ter zake van de huurachterstand van de woning van [getuige] op 24 december 2013 moet worden aangemerkt als een investering in het bedrijf, omdat de onderneming de eerste tijd vanuit de woning van [getuige] zou worden gedreven.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het bezoek aan “De Eemhof” eind februari 2014 bedoeld was om [getuige] en [A] in de gelegenheid te stellen in alle rust een bedrijfsplan op te stellen. Deze verklaring acht de rechtbank onverenigbaar met de stelling van verdachte dat hij ruim daarvoor al specifieke uitgaven (aan onder meer kleding, auto’s, elektronica, lingerie, hotels en huurachterstand, toevoeging rechtbank) heeft gedaan zakelijke investering in dit bedrijf.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de door getuige [getuige] afgelegde verklaring.
Voorts blijkt uit het dossier (pagina 199) dat verdachte op 17 december 2013 een bedrag van 11.500 euro heeft overgeschreven naar een autobedrijf voor de aanschaf van een Range Rover onder de vermelding van ‘ [B] ’, de zoon van verdachte. Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat de Range Rover als investering voor het escortbedrijf is gekocht, om naar het Sauerland en de Ardennen te kunnen reizen voor aldaar door het bedrijf te ontplooien activiteiten. De rechtbank ziet niet in waarom dan bij de overschrijving de naam van de zoon van verdachte is vermeld – desgevraagd ter terechtzitting heeft verdachte hiervoor ook geen verklaring kunnen geven. Ook deze betaling kan dus bezwaarlijk als investering worden aangemerkt.
Naast de gestelde investeringen in het escortbedrijf is voorts sprake geweest van twee betalingen die verdachte met het geld van zijn ouders heeft gedaan aan zijn dochter.
Uit het dossier blijkt dat op 4 maart 2014 bedragen van 2.500 euro en 22.000 euro zijn overschreven van de bankrekening met nummer [rekeningnummer] (de bankrekening van de ouders van verdachte bij de RegioBank) naar de bankrekening van verdachte en vervolgens per gelijke datum een bedrag van 23.800 euro naar de dochter van verdachte onder de omschrijving ‘ [naam] , Elementen plan match’. Door verdachte is verklaard dat deze bedragen abusievelijk door hem van de verkeerde bankrekening zijn overgeboekt en dat hij niet wist dat hij deze bedragen van het geld van zijn ouders heeft betaald. Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij deze bedragen vanaf zijn eigen stamrechtrekening had overgeboekt, omdat daar nog een dergelijk bedrag zou hebben opgestaan.
De rechtbank acht deze, voor het eerst op de terechtzitting afgelegde verklaring ongeloofwaardig. Uit het dossier volgt dat het saldo op de stamrechtrekening op dat moment negatief was. Bovendien heeft verdachte voor de overboeking naar zijn dochter twee handelingen moeten verrichten: eerst een overboeking van de bankrekening van zijn ouders naar zijn eigen bankrekening en vervolgens nog een naar die van zijn dochter. Dan had het verdachte moeten zijn opgevallen dat hij van de verkeerde bankrekening – immers die van zijn ouders – aan het overboeken was. En als verdachte in de veronderstelling verkeerde dat er nog voldoende saldo op zijn stamrechtrekening stond, had hij direct van die rekening kunnen betalen. Van een vergissing van verdachte kan gelet op het voorgaande geen sprake zijn geweest. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat verdachte dit gedeelte van het geld van zijn ouders opzettelijk naar eigen inzicht heeft gebruikt ten behoeve van zijn dochter.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan niet worden vastgesteld dat verdachte geen toestemming van zijn ouders had tot het doen van investeringen met het geld dat hij voor hen beheerde. Om die reden kan niet worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan diefstal, zodat hij van dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van het bedrag van 125.000 euro. Ook als er van zou worden uitgegaan dat verdachte, zoals hijzelf stelt, over het geld dat hij voor zijn ouders beheerde mocht beschikken om er ten behoeve van hen mee te investeren, blijkt immers uit de handelwijze van verdachte dat hij het geld van zijn ouders voor zichzelf heeft aangewend door privé-uitgaven te doen aan onder meer getuige [getuige] en aan zijn dochter, die op geen enkele wijze als investeringen zijn aan te merken.
Dat door getuige [getuige] is verklaard dat een bedrag van 7.000 euro daadwerkelijk door verdachte is geïnvesteerd, kan er niet aan afdoen dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte het gehele bedrag van 125.000 euro heeft verduisterd. Blijkens de verklaring van [getuige] heeft verdachte 7.000 euro betaald voor notariskosten, huur van het pand en opbouw van de website van het op 4 april 2014 opgerichte escort-bedrijf. Afgezet tegen alle privé-uitgaven die verdachte heeft gedaan ten behoeve van [getuige] , is de aanwending van 7.000 euro voor het escort-bedrijf van [getuige] niet aan te merken als een reële investering van het geld van zijn ouders. Gelet op het moment waarop dit bedrag van 7.000 euro is aangewend, te weten toen het overgrote deel van het geld van zijn ouders reeds op was, lijkt veeleer sprake te zijn van een façade, met als doel zijn uitgaven en betalingen aan en ten behoeve van [getuige] in de maanden daarvoor achteraf te legitimeren richting zijn familie.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 2
Nu uit genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte het gehele bedrag van 125.000 euro heeft uitgegeven, derhalve heeft omgezet, heeft verdachte zich daarmee ook schuldig gemaakt aan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde witwassen. Van het onder 2 primair ten laste gelegde zal verdachte daarom worden vrijgesproken.