Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 juni 2016
- de brief van mr. Kemp van 4 oktober 2016 met één productie
- het proces-verbaal van comparitie van 18 oktober 2016
- de brief van mr Kemp van 19 oktober 2016 met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal
- de conclusie van repliek tevens houdende akte aanvulling van eis met producties
- de conclusie van dupliek met producties
- de akte houdende uitlating producties aan de zijde van de curator.
2.De feiten
akten van levering;
hypotheekakten;
koopovereenkomsten.
Bij mondelinge overeenkomst heeft verkoper volgende onroerende zaak gekocht: Het appartementsrecht (…) staande en gelegen te [adres 1] . (…) Er heeft nog geen levering van de onroerende zaak plaatsgevonden, zodat Verkoper ten tijde van het ondertekenen van deze koopovereenkomst nog geen eigenaar is van de onroerende zaak.
3.Het geschil
Primair:
Subsidiair:
Meer subsidiair:
Nog meer subsidiair:
Nog meer subsidiair:
Uiterst subsidiair:
Primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair:
4.De beoordeling
(geen) koopovereenkomst
primairevordering baseert de curator op de stelling dat met betrekking tot de appartementen geen koopovereenkomsten tussen [bedrijfsnaam] en [gedaagde] tot stand zijn gekomen. De curator meent dat [B] niet gemachtigd was [bedrijfsnaam] te vertegenwoordigen. Volgens de curator heeft ook de notaris [bedrijfsnaam] niet rechtsgeldig kunnen vertegenwoordigen bij het sluiten van 9 van de 11 koopovereenkomsten.
terugkooprechtis opgenomen, maar dat hij geen gebruik kan maken van die mogelijkheid omdat geen opstalrecht is gevestigd (punt 37 conclusie van repliek). [gedaagde] bestrijdt deze stelling van de curator en wijst erop dat [bedrijfsnaam] bijvoorbeeld in het geval van het appartement aan de [adres 12] te [woonplaats] (dat geen onderdeel is van deze procedure) gebruik heeft gemaakt van haar terugkooprecht.
vergoedingsrechtis in de erfpachtvoorwaarden bij de duokoopregeling van juli 2011 bepaald dat na het einde van de erfpacht de erfpachter recht heeft op een vergoeding van de waarde van de aanwezige gebouwen, werken en beplantingen die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht.
vergoedingsrechtis in de erfpachtvoorwaarden bij de duokoopregeling van 31 januari 2012 bepaald dat de erfpachter overeenkomstig art. 87 lid 2 BW recht heeft op vergoeding van de waarde die het erfpachtrecht heeft ten tijde van de opzegging van het erfpachtrecht.
nietvestigen van het recht van opstal. Aan de curator moet worden toegegeven dat [gedaagde] kennelijk zelf (ook) heeft geworsteld met de vraag of een recht van opstal gevestigd diende te worden bij gebruik van de duokoopregeling. Van die worsteling getuigen alleen al de vijf verschillende versies van de algemene voorwaarden die in de jaren 2011-2012 werden gehanteerd en het feit dat aanvankelijk in de koopovereenkomsten is vermeld dat de grond wordt verkocht onder voorbehoud van een recht van erfpacht en een recht van opstal, terwijl in latere koopovereenkomsten alleen een erfpachtrecht wordt genoemd (zie rov 2.11., 2.12. en 2.13.).
EUR 6.000,00(3 x tarief EUR 2.000,-)