In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.R. Jonkman, een vordering ingesteld tegen gedaagden, die aanvankelijk werden bijgestaan door mr. H. Kroon maar thans zonder advocaat procederen. De zaak betreft een vordering van eiser op gedaagden voor een bedrag van € 15.000, dat hij heeft gefactureerd voor werkzaamheden aan de woning van een derde partij, [A]. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis geoordeeld dat de vordering van eiser onder een opschortende voorwaarde viel, namelijk de betaling door [A] aan gedaagden. Eiser heeft echter betoogd dat er geen opschortende voorwaarde is overeengekomen en dat zijn vordering inmiddels opeisbaar is geworden.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser en gedaagden zorgvuldig afgewogen. Eiser heeft gesteld dat hij recht heeft op betaling, ongeacht de betalingen van [A] aan gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden, na de onttrekking van hun advocaat, niet meer in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunt te verduidelijken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opschortende voorwaarde in vervulling is gegaan, en dat eiser recht heeft op betaling van het gefactureerde bedrag.
De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen en gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 20.000, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn gedaagden ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 21 juni 2017 door mr. J.K.J. van den Boom.