Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Procesverloop
Overwegingen
Verder is van belang dat de voorzieningenrechter de bestuurlijke rapportage niet heeft gelezen nu verzoeker daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Er is dus geen sprake van een situatie waarin verzoeker en zijn gemachtigde als enige niet op de hoogte zijn van de inhoud van de rapportage. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 27 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU0117) komen de gevolgen van de weigering de bestuursrechter toestemming te verlenen in beginsel voor rekening van degene die de toestemming weigert.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat vervangende woonruimte is geboden aan verzoeker, maar dat verzoeker hier zelf vanaf heeft gezien. Er zijn voldoende indicatoren om aan te nemen dat sprake is van een ‘ernstig geval’ zoals bedoeld in het beleid, waaronder dat een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, verzoekers vader en broer en mogelijk ook verzoeker zelf zich bezighouden met drugshandel, dat er delicten zijn in relatie tot de woning en er sprake is van overlast en risico voor de omgeving. Verweerder moest daarom handhavend optreden.
In het bestreden besluit is vermeld dat de bestuurlijke rapportage uitvoerig is en veel informatie bevat over de daden van verzoeker vanuit de woning, waarbij verweerder zich beperkt tot het opsommen van enkele opvallende zaken. Uit de daarop volgende opsomming en uit een weergave van verzoekers (strafrechtelijke) antecedenten komt weliswaar een beeld naar voren dat verzoeker regelmatig met de politie in aanraking komt, maar enig verband tussen deze antecedenten en de woning van verzoeker blijkt hieruit niet.
Weliswaar is er een overlastmelding uit 2012 en een melding over dealen vanuit de woning in 2013, maar dit is (te) lang geleden om veel gewicht in de schaal te leggen. Het aantreffen van verzoeker met een sealbag met geld in 2014 (onder andere biljetten van € 500) mag verweerder als aanwijzing voor betrokkenheid bij drugshandel aanmerken, maar nu dit losstaat van enig ander (drugsgerelateerd) feit en ook enige relatie van dit feit met de woning van verzoeker niet is onderbouwd én ook dit feit langer geleden is, komt ook hieraan slechts een gering gewicht toe.
Beslissing
- schorst het primaire besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 990,-.