ECLI:NL:RBMNE:2017:308

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
5541686 UE VERZ 16-678 JES/1267 (hoofdverzoek) 5541704 UE 16-680 (provisioneel verzoek) 5579272 UE 16-722 (tegenverzoek bij verweer)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en onrechtmatige concurrentie na beëindiging dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet en de vraag of er sprake was van onrechtmatige concurrentie na het beëindigen van het dienstverband. De verzoekende partij, die sinds 1 maart 2014 in dienst was bij de verwerende partij, werd op 27 september 2016 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat de werknemer onrechtmatig had gehandeld door een concurrerende vennootschap op te richten en zonder toestemming een addendum te ondertekenen dat de samenwerking met een derde partij beëindigde. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich niet aan zijn verplichtingen had gehouden en er sprake was van dringende redenen voor ontslag. De rechter verklaarde het verzoek tot vernietiging van het ontslag niet-ontvankelijk en wees ook de verzoeken van de werknemer tot loondoorbetaling en wedertewerkstelling af. Daarnaast werd vastgesteld dat er geen geldig non-concurrentiebeding was overeengekomen, waardoor de werknemer niet kon worden beperkt in zijn toekomstige werkzaamheden. De kantonrechter legde echter wel een verbod op voor de werknemer om gedurende een jaar betrokken te zijn bij het concept dat hij tijdens zijn dienstverband had ontwikkeld, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden toegewezen aan de verwerende partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummers: 5541686 UE VERZ 16-678 JES/1267 (hoofdverzoek)
5541704 UE 16-680 (provisioneel verzoek)
5579272 UE 16-722 (tegenverzoek bij verweer)
Beschikking van 18 januari 2017
inzake
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] ,
verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv,
verwerende partij ex artikel 7:671b BW,
gemachtigde: mr. R. Reumkens,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ,
verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv,
verzoekende partij ex artikel 7:671b BW,
gemachtigde: mr. S. van de Kam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , met producties 1 tot en met 22, ter griffie ingekomen op 25 november 2016;
  • het verweerschrift van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , tevens houdende zelfstandige verzoeken, van 12 december 2016, met producties 1 tot en met 32;
  • de akte van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , houdende producties 33 tot en met 35.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2016. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] is de moedervennootschap van een groep van ondernemingen. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] is actief als aannemer van vastgoedonderhoud en renovatieprojecten.
2.2.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] is sinds 1 maart 2014 in dienst van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . De eerste arbeidsovereenkomst tussen partijen liep van 1 maart 2014 tot 1 maart 2015 en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] vervulde daarbij de functie van projectmanager, tegen een loon van € 2.600,00 bruto per maand. De tweede arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan van 1 maart 2015 tot 1 maart 2016 en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] vervulde daarbij de functie van onderhoudsadviseur, tegen een brutoloon van eveneens € 2.600,00 per maand. Per 1 maart 2016 vervulde [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] de functie van conceptontwikkelaar, tegen een loon van € 4.550,00 per maand. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] werkte laatstelijk voor [bedrijf 1] , een dochter van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] .
2.3.
De leidinggevende van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] is de heer [A] (hierna: ' [A] '), CEO van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] .
2.4.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , althans [bedrijf 1] , is met een aantal andere bedrijven een samenwerkingsverband aangegaan, waarbij zij zich inzetten voor het concept ' [naam concept] '. Dit samenwerkingsverband wordt door partijen 'consortium' genoemd. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] betrok daarbij in eerste instantie de andere bedrijven in onderaanneming, maar de intentie was om op termijn te komen tot een samenwerkingsverband in de vorm van een vennootschap onder firma. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] is voor dit concept en de daarop gebaseerde projecten door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ingezet als conceptontwikkelaar/projectleider.
2.5.
Een van de partijen waarmee in het consortium wordt samengewerkt is [bedrijf 2] B.V.
2.6.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] is als projectleider van het concept “ [naam concept] ” op enig moment namens [bedrijf 1] een samenwerking aangegaan met de eenmanszaak “ [naam eenmanszaak] ” die regelmatig voor verrichte werkzaamheden aan [bedrijf 1] heeft gefactureerd met de omschrijving “consultant werk voor [bedrijf 1] , consortium [naam concept] ”. In een door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] geconcipieerde offerte van “ [naam eenmanszaak] ” van 28 juni 2016 schrijft “ [naam eenmanszaak] ” in de persoon van [B] dat hij zijn diensten aanbiedt als consultant betreffende [bedrijf 1] BV met als taakomschrijving onder meer: “Ontwikkelproces t.b.v. het consortium [naam concept] ”.
2.7.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft in juli 2015 voor [bedrijf 1] de domeinnaam
' [naam concept] .nl'geregistreerd. De factuur is op naam gesteld van [bedrijf 1] .
2.8.
In het overzicht van volmachten dat voor de werknemers van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] geldt per 1 juni 2015, is aan [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] geen volmacht toegekend. In het overzicht dat per 1 juni 2016 geldt, staat bij [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] vermeld dat hij bevoegd is offertes en opdrachten te tekenen tot € 25.000,00 en materiaal aan te schaffen tot € 1.500,00.
2.9.
Op 1 februari 2016 hebben [bedrijf 1] en VvE [naam] een intentieverklaring ondertekend. [bedrijf 1] wordt in deze intentieverklaring ' [naam concept] ' genoemd. Voorts is de intentieverklaring voorzien van het hierna in overweging 2.18 genoemde beeldmerk. De intentieverklaring is – met goedbevinden van [A] , waarmee [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] alvorens te ondertekenen nog telefonisch contact heeft gehad over een wijziging in de intentieverklaring – door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] ondertekend namens [A] . In deze intentieverklaring is (onder meer) het volgende opgenomen:
"(…)
Gezamenlijke doelstelling
Partijen stellen zich tot doel, en spreken de intentie uit, de volgende resultaten te bereiken:
- Het komen tot verdere inkadering in de geest van de definitieve uitvraag (fase 1);
- Het tot stand komen van een definitieve aannemingsovereenkomst die voldoet aan ofwel de uitgangspunten (e.g. minimaal servicekostenneutraliteit) van de definitieve uitvraag, dan wel aan de gedurende de uitwerkingsfase gewijzigde en door VvE [naam] in samenspraak met [naam concept] en [...] geaccordeerde uitgangspunten (fase 2);
- Het realiseren van een NoM gebouw dat voldoet aan de prestatie-eisen op energiegebruik, comfort en binnenklimaat zoals omschreven in de [...] ;
- (…)
Voorwaarden
- Het bestuur kan te allen tijden een beroep doen op externe expertise en behoud zich het recht voor om, in goed overleg met het [naam concept] , gewenste aanpassingen in het concept aan te brengen conformerend aan de [...] ;
- De inzet van beide partijen in fase 1 en 2 betreffende de uitwerking wordt voorgefinancierd door [naam concept] ;
- Gedurende fase 1 zal een warme opname plaatsvinden. De hiervoor gemaakte kosten zullen worden opgenomen in de definitieve aannemingsovereenkomst, zoals besproken op 15-1-2015 in het gentlemen's agreement;
(…)
- Met zorgvuldige schriftelijke en mondelinge motivatie voortvloeiend uit een eventuele tussentijdse evaluatie (met VvE [naam] , [naam concept] en [...] ) voor de definitieve aannemingsovereenkomst kan een partij besluiten (d.m.v. een goed gefundeerde reden) de samenwerking te verbreken. (…)"
2.10.
Op 13 april 2016 is een Addendum op de intentieverklaring opgesteld. Hierin is het volgende opgenomen:
"(…)
Naar aanleiding van diverse vragen van leden / bewoners vanuit VvE [naam] is er besloten een toevoeging 'Addendum' te maken. Dit geeft voorbeelden van voorwaarden voor het ontbinden van de samenwerkingsovereenkomst zoals besproken in de Intentieverklaring.
Beëindiging van de samenwerking conform de in Intentieverklaring omschreven procedure, heeft geen nadelige (financiële/juridische) consequenties voor VvE [naam] en haar leden, ook wanneer:
- Er geen vertrouwen meer is in partijen, zelfs wanneer dat slechts "een gevoel" is. Ook dat kan de onderbouwing zijn.
(…)"
2.11.
Op 29 april 2016 hebben [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] en de heer [B] (hierna te noemen ' [B] ') de besloten vennootschap ' [naam concept] B.V.' opgericht.
2.12.
Bij brief van 23 augustus 2016 aan [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft VvE [naam] de samenwerking met [naam concept] beëindigd met een verwijzing naar citaten uit de intentieverklaring en het addendum. VvE [naam] geeft aan dat zij onvoldoende vertrouwen heeft in een goede samenwerking, doordat de communicatie al een half jaar niet goed is. Zij onderbouwt dit met het volgende (samengevat weergegeven):
- de door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] namens [naam concept] uitgebrachte "90%-offerte" is niet volledig;
- de meest prangende vragen van het bestuur zijn niet beantwoord;
- de geleverde offerte is met betrekking tot kosten in tegenspraak met de intentieverklaring en het addendum;
- het bestuur heeft gelet op de procesgang onvoldoende vertrouwen dat de samenwerking kan leiden tot een positief resultaat.
2.13.
Op 26 augustus 2016 stuurt [A] aan [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] het volgende bericht met als onderwerp "RE: Reactie beëindiging samenwerking [naam concept] en [naam] ":
"Is dit stuk door ons getekend?
Met name de aanvulling….neem niet aan dat we echt zo dom zijn geweest om dit te tekenen, al bij een gevoel kunnen ze afscheid nemen en zonder iets te hoeven betalen??
1 ding scheelt ik heb niets getekend, dus het heeft geen enkele waarde."
2.14.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] reageert hierop met het volgende bericht van 26 augustus 2016:
"Een intentieovereenkomsthad wel bindend geweest, vandaar gekozen voor verklaring!"
2.15.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft op 14 september 2016 op eigen naam een aanvraag ingediend om het woordmerk ' [naam concept] ' te registreren bij het merkenregister van het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom.
2.16.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft zich op 19 september 2016 ziek gemeld.
2.17.
Bij brief van 19 september 2016 heeft [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] op non-actief gesteld, in afwachting van resultaten van onderzoek naar de ondertekening van het addendum.
2.18.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft – samen met [B] – op 21 september 2016 op eigen naam een aanvraag ingediend om een beeldmerk te deponeren bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Dit beeldmerk bevat de woorden ' [naam concept] '.
2.19.
Bij brief van 27 september 2016 heeft [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] op staande voet ontslagen. In de brief deelt [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] dat als volgt mee:
"(…)
Zoals u weet is [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] na ontvangst van een addendum tussen [bedrijf 1] B.V. en VvE [naam] d.d. 13 april 2016 dat - anders dan u herhaaldelijk aan cliënte te kennen had gegeven - wel degelijk voorzien bleek te zijn van uw handtekening, op maandag 19 september jl. een onderzoek gestart.
Dit onderzoek is op vrijdag 23 september jl. afgesloten. De resultaten van dit onderzoek zijn aangegeven in het aan deze brief gehechte onderzoeksverslag.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft u vervolgens op 23 september jl. uitgenodigd voor een gesprek om u in de gelegenheid te stellen op deze resultaten te reageren en uw verklaring te geven. Op verzoek van uw advocaat bent u vervolgens in de gelegenheid gesteld om uw reactie schriftelijk te geven, hetgeen uw advocaat inmiddels namens u gedaan heeft.
U bent sinds 1 maart 2014 bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] B.V. in dienst. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] B.V. is initiatiefnemer van het concept [naam concept] , dat binnen [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ontwikkeld is. U bent laatstelijk bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] B.V. in dienst in de functie van Concept Ontwikkelaar, uit welke hoofde u intern gedetacheerd bent bij [bedrijf 1] B.V. en tevens projectleider bent van het concept [naam concept] . Tot juni 2016 had u geen enkele volmacht/vertegenwoordigingsbevoegdheid om namens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] rechtshandelingen aan te gaan.
Sinds 1 juni 2016 bent u slechts zeer beperkt vertegenwoordigingsbevoegd. U staat daarbij onder de directe supervisie van de heer 1. [A] van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] .
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] kan ook na uw verklaring uit de onderzoeksresultaten geen andere conclusie trekken dan dat u klaarblijkelijk van plan was om op onrechtmatige wijze het concept [naam concept] over te nemen en binnen de door u opgerichte vennootschap [naam concept] B.V. te gaan exploiteren, althans via deze vennootschap (een deel van) de opbrengst van de projecten die door het consortium (althans leden van het consortium) zou worden gerealiseerd toe te eigenen.
Dit wordt ondersteund door het feit dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] inmiddels ook gebleken is dat u met [B] een voor de directie van [bedrijf 2] B.V. bestemd beleids- en visieplan uit naam van [naam concept] B.V. hebt ontwikkeld. In dit plan wordt [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] niet eens genoemd en wordt [naam concept] gepresenteerd als “een “onafhankelijke” maatschappij”.
Daarnaast blijkt een discutabele betrokkenheid bij [naam eenmanszaak] (waarbij [B] werkzaam is) en bent u blijkbaar betrokken bij het opstellen van aan [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] gerichte offertes van [naam eenmanszaak] .
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat sprake is van onrechtmatig handelen en onrechtmatige concurrentie. U hebt aantoonbaar tijdens het dienstverband met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] een direct met het door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ontwikkelde concept [naam concept] concurrerende vennootschap opgericht en ingeschreven in de Kamer van Koophandel. U hebt daarbij de domeinnaam van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] gebruikt. U hebt voorts getracht het door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ontwikkelde concept [naam concept] zowel als merknaam als beeldmerk te laten registeren. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat u met [bedrijf 2] B.V. afspraken hebt gemaakt over het afromen van de opbrengst van de projecten die door [naam concept] het consortium (althans leden van het consortium) zou worden gerealiseerd naar uw eigen vennootschap.
U hebt [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] daarnaast (aantoonbaar) voorgelogen over de ondertekening van het addendum, waardoor al het vertrouwen van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] in u is komen te vervallen.
U hebt voorts op grovelijke wijze de plichten veronachtzaamd die de arbeidsovereenkomst u oplegt. U bent onder meer zonder daartoe bevoegd te zijn en zonder enige toestemming van en zonder enig overleg met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] verplichtingen aangegaan namens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] die de belangen van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] op grove wijze beschadigen en kunnen beschadigen. Het door u ondertekende addendum heeft de positie van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ernstig beschadigd en zou nooit door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] zijn aangegaan als zij met de inhoud bekend zou zijn geweest. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] is voorts nooit akkoord gegaan met uw toezegging namens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] dat de kosten voor warme opname voor rekening en risico van [naam concept] zou komen. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft ten gevolge hiervan schade geleden. Deze schade wordt op dit moment begroot op een bedrag van minimaal € 276.000 ter zake kosten en EUR 173.000 aan gederfde winst ter zake het project [naam] .
Uw verklaring maakt dit niet anders, integendeel. U erkent juist dat u het addendum wel degelijk ondertekend hebt en u erkent juist dat u inderdaad gesprekken met [bedrijf 2] hebt gevoerd. Uw verweer lijkt er uitsluitend in te bestaan dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] van alle geconstateerde gedragingen op de hoogte zou zijn geweest. Dit wordt echter door alle in uw brief genoemde personen in alle toonaarden ontkend en blijkt ook volstrekt niet uit de aangetroffen stukken en e-mail correspondentie. Anders dan u aangeeft is de heer [A] juist niet “telkens CC gezet”. Voorts hebben de door u genoemde personen van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] zojuist bevestigd dat zij er niet van op de hoogte waren dat u [naam concept] B.V. zou oprichten en dat u een merkaanvraag zou indienen, laat staan dat zij hiervoor toestemming zouden hebben gegeven (voor zover zij hiertoe natuurlijk al bevoegd zouden zijn).
Uw gedragingen zoals hierboven beschreven leveren daarmee zowel ieder afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien één of meer dringende redenen op in zin van artikel 7:677 jo. 7:678 BW op grond waarvan [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] de arbeidsovereenkomst heden met onmiddellijke ingang heeft beëindigd.
(…)"

3.De verzoeken en verweren

3.1.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] verzoekt – na wijziging van zijn eis ter zitting – de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Bij wege van voorlopige voorziening
Voor de duur van het geding:
I. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] te veroordelen tot:
a. doorbetaling van het verschuldigde salaris vanaf 27 september 2016 (van € 4.550,- bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag);
b. vermeerderd met wettelijke verhoging;
c. vermeerderd met de wettelijke rente;
d. onder verstrekking van salarisspecificaties vanaf 27 september 2016 op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag.
In de hoofdzaak
Primair:
II. vernietiging van de opzegging, bestaande in het ontslag op staande voet, op basis van artikel 7:681 BW en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] weer toe te laten tot de werkvloer teneinde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat werkgever daarmee in gebreke blijft.
III. doorbetaling van het verschuldigde salaris vanaf 27 september 2016 (van € 4.550,00 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag) vermeerderd met wettelijke verhoging, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, onder verstrekking van salarisspecificaties vanaf 27 september 2016 op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
Subsidiair:
IV. verklaring voor recht dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] ;
V. verklaring voor recht dat tussen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] en de werkgever geen geldig concurrentiebeding c.q. relatiebeding is overeengekomen, dan wel het vervallen verklaren van het concurrentiebeding c.q. relatiebeding;
VI. onder toekenning van een billijke vergoeding van € 35.000,00 en veroordeling van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] tot betaling van het loon over de opzegtermijn en tot betaling van de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten met de verplichting om aan [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] deugdelijke loonspecificaties te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
Meer subsidiair:
VII. voor het geval er wel sprake zou zijn van een dringende reden voor het ontslag op staande voet, te verklaren voor recht dat de dringende reden niet ernstig verwijtbaar is, te verklaren voor recht dat tussen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] en de werkgever geen geldig concurrentiebeding c.q. relatiebeding is overeengekomen, dan wel het vervallen verklaren van het concurrentiebeding c.q. relatiebeding, onder betaling van de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW met wettelijke rente en met de verplichting om aan [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] deugdelijke loonspecificaties te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
Met veroordeling van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] in de proceskosten.
3.2.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
het verzoek van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW]
3.4.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] verzoekt:
I. de vorderingen van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] zowel in hoofdzaak als in het incident af te wijzen;
II. uitsluitend in het geval de kantonrechter het ontslag op staande voet zal vernietigen, de arbeidsovereenkomst tussen partijen op zo kort mogelijke termijn te ontbinden zonder toekenning van de transitievergoeding of enig andere vergoeding;
III. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] te veroordelen tot betaling aan [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] binnen 2 dagen na het te dezen te wijzen vonnis een bedrag van € 4.550,- ex art. 7:677 lid 2 en 3 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid;
IV. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] te veroordelen om binnen 2 dagen na het te dezen te wijzen vonnis aan [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] de volgende bedragen ten titel van door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] geleden en te lijden schade, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag:
• schade ter zake Project [naam] ad € 449.000;
• (buitengerechtelijke) kosten, bestaande uit advocaatkosten ter zake beoordeling juridische positie en advisering ad € 10.000;
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum opeisbaarheid.
V. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] te veroordelen om:
a. het concurrentiebeding zoals in de Arbeidsovereenkomst is overeengekomen tussen
partijen en is opgenomen in artikel 18 van de Arbeidsovereenkomst volledig na te komen, althans [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] te veroordelen tot nakoming van het volgende concurrentiebeding:
“18.1 Het is Werknemer, gelet op de aard van de functie die Werknemer gaat vervullen, verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
van Werkgever gedurende een periode van een jaar na het einde van de dienstbetrekking binnen een straal van 20 kilometer van de standplaats, in dienst te treden bij of direct of indirect werkzaamheden te verrichten voor, al dan niet voor eigen rekening en in welke vorm dan ook, of anderszins betrokken te zijn bij ondernemingen, in welke vorm dan ook, die met Werkgever concurrerende, gelijke of aanverwante activiteiten en/of werkzaamheden verrichten of kunnen verrichten.
18.2
Het is Werknemer verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever gedurende een periode van een jaar na het einde van het dienstverband, in dienst te treden bij of direct of indirect werkzaamheden te verrichten, al dan niet voor eigen rekening of voor rekening van derden in welke vorm dan ook, of anderszins betrokken te zijn bij of contact te hebben met een natuurlijk of rechtspersoon, die op het tijdstip van beëindiging van het dienstverband en in de twaalf maanden daaraan voorafgaand, een of meer zakelijke contacten met Werkgever heeft gehad.”
althans [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] te veroordelen tot een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen concurrentiebeding; en
b. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , ter verzekering van de uitvoering van het onder (iii) gevorderde, te veroordelen tot betaling van een direct opeisbare boete van € 25.000 voor iedere overtreding, alsmede een direct opeisbare boete van € 2.500, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] met de gehele of gedeeltelijke nakoming van de onder (iii) verzochte verplichting in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 500.000;
VI. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.5.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling van het verzoek van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW]

in het incident

4.1.
Nu – zoals hierna zal blijken – in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op het verzoek van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
4.2.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] zal, nu hij in dit incident in het ongelijk is gesteld, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van het incident, aan de zijde van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] tot op heden begroot op nihil. Dienaangaande wordt overwogen dat zowel in de door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] ingediende processtukken als tijdens de behandeling ter zitting geen (afzonderlijk) verweer tegen de verzochte voorziening is gevoerd.
in de hoofdzaak
primair
vernietiging van het ontslag op staande voet
4.3.
Op basis van de wetgeschiedenis van de op 1 juli 2015 ingevoerde onderdelen van de WWZ dienen de in artikel 7:686a lid 4 BW vermelde termijnen ambtshalve door de rechter te worden getoetst. Gelet op de in artikel 7:686a lid 4 BW genoemde vervaltermijn van twee maanden heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet tijdig ingediend. De kantonrechter komt dan ook toe aan een beoordeling van het verzoek.
4.4.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of het op 27 september 2016 aan [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] gegeven ontslag op staande voet vernietigd dient te worden. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van (onder meer) een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
dringende reden
4.5.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft betwist dat sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
4.6.
In de opzegbrief van 27 september 2016 heeft [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] meerdere gedragingen ten grondslag gelegd aan het ontslag op staande voet. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] verwijt [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] dat hij van plan was om op onrechtmatige wijze het concept [naam concept] over te nemen en te gaan exploiteren, dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en haar onrechtmatige concurrentie heeft aangedaan tijdens het dienstverband met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , dat hij heeft gelogen over het ondertekenen van het addendum en dat hij het addendum heeft ondertekend zonder daartoe bevoegd te zijn. Nu de gedragingen volgens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] zowel ieder afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien één of meer dringende redenen opleveren, is het voldoende indien één als dringende reden aan te merken omstandigheid komt vast te staan.
4.7.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. Vast staat dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] zich in zijn functie van conceptontwikkelaar en als projectleider inzette ten behoeve van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] om het concept [naam concept] te ontwikkelen. Het project [naam] is een belangrijk onderdeel geweest van het in de markt zetten van dit concept en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft in de uitoefening van zijn functie dan ook regelmatig contact gehad met VvE [naam] . Daarbij is van belang dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , gelet op het overzicht van volmachten tot 1 juni 2016, geen externe tekeningsbevoegdheid had. De intentieverklaring die [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] en VvE [naam] zijn aangegaan is wel door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] namens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ondertekend, maar vóór het ondertekenen heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] daarvoor toestemming van [A] gekregen. Toen er op het laatste moment nog een wijziging in de intentieverklaring werd opgenomen, heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] daarover zelfs nog telefonisch contact opgenomen met [A] , die eerst zijn goedkeuring diende te geven. Hieruit blijkt dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] er ook van op de hoogte was dat hij geen externe tekeningsbevoegdheid had en dat hij slechts met instemming van [A] als CEO van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] kon handelen ten behoeve van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] of haar dochterbedrijf.
4.8.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft vervolgens onder deze omstandigheden het addendum getekend zonder instemming en buiten medeweten van [A] . Gelet op het hiervoor uiteengezette had [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] deze bevoegdheid niet. Het had [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] gelet op voornoemde omstandigheden ook duidelijk moeten zijn dat hij het ondertekenen van een addendum op grond van zijn arbeidsovereenkomst eerst met [A] had moeten bespreken. Dit geldt te meer nu onweersproken is gesteld dat het een belangrijk project was waar veel van afhing.
In het addendum is uitdrukkelijk bedongen dat een beëindiging van de samenwerking op grond van de intentieverklaring geen nadelige financiële consequenties voor de VvE zou hebben en dat onder een onderbouwde beëindiging van de samenwerking, zoals in de intentieverklaring is opgenomen, wordt verstaan dat dat daarvan al sprake is als er 'een gevoel bestaat' dat er geen vertrouwen meer is. Het spreekt voor zich, naar het oordeel van de kantonrechter, dat – ook voor een niet-jurist – duidelijk is dat hiermee de beëindiging van de samenwerking op grond van de intentieverklaring door de VVE op elk moment kon geschieden zonder dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] aan de beëindiging en de gevolgen daarvan voorwaarden kon stellen.
4.9.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] mocht van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] verwachten en erop vertrouwen dat een dergelijke, vrij ingrijpende, aanvulling niet zonder instemming van [A] zou plaatsvinden. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft dit toch gedaan en heeft geen verklaring hiervoor gegeven. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft hiermee de grenzen van het acceptabele overschreden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de feiten zoals hiervoor beschreven een dringende reden opleveren voor het aan [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] gegeven ontslag op staande voet. De persoonlijke omstandigheden van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] staan aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden niet in de weg. Van een buitenproportionele ernstige sanctie is evenmin sprake. De handelwijze van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] wordt aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op hem rustende verplichting zich jegens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] als goed werknemer te gedragen en daarmee als een dermate ernstige inbreuk op het vertrouwen dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] in hem moest kunnen stellen, dat van haar redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
onverwijldheid
4.10.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] stelt zich op het standpunt dat het ontslag door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] niet onverwijld is gegeven, omdat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] op 23 augustus 2016 al bekend zou zijn met de omstandigheid dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] het addendum had ondertekend.
4.11.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft over de onverwijldheid het volgende gesteld. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] kwam op de hoogte van het addendum door het bericht van 23 augustus 2016 van VvE [naam] , waarin zij de samenwerking beëindigt en waarin wordt verwezen naar het addendum. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft vervolgens het addendum opgevraagd. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] stelt dat zij het addendum (met ondertekening) op 15 september 2016 op een bijeenkomst bij de VvE voor het eerst heeft gezien. De ondertekening leek op die van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , maar [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] ontkende op dat moment dat hij het addendum had ondertekend. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft vervolgens het addendum opgevraagd en ontvangen op 19 september 2016, heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] bij brief van diezelfde dag vrijgesteld van werkzaamheden en heeft onderzoek verricht naar de handelwijze van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] . Dit onderzoek is op 23 september 2016 afgesloten en de conclusie van dit onderzoek is dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] het addendum heeft opgesteld en heeft ondertekend. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] in de gelegenheid gesteld op de onderzoeksresultaten te reageren in een gesprek op 27 september 2016. Toen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] erkende dat hij het addendum inderdaad ondertekend heeft, heeft [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] hem op staande voet ontslagen.
4.12.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Voor het antwoord op de vraag of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de feiten die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd bekend zijn geworden bij degene die bevoegd was het ontslag te verlenen.
4.13.
Indien een werkgever vermoedt dat sprake is van een dringende reden tot ontslag van een werknemer, maar hij eerst een onderzoek wil instellen naar de juistheid van dat vermoeden, dan dient hij daarbij met de grootst mogelijke voortvarendheid te handelen. Of de werkgever voldoende voortvarend heeft gehandeld, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij valt onder meer te denken aan de aard en omvang van een eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van dat onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, het verzamelen van bewijsmateriaal, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van (juridisch) advies, het horen van de werknemer en het plegen van intern overleg. Daarnaast moet de werkgever zorg in acht nemen om te vermijden dat de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad, indien het vermoeden onjuist blijkt. Waar het dus om gaat is dat de werkgever na het ontdekken van de als dringende reden gekwalificeerde feiten onverwijld ontslag verleent.
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] in het onderhavige geval voldoende voortvarend heeft gehandeld. Dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] aanvankelijk betwistte dat hij het addendum heeft ondertekend, is door hem erkend. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] stelt daarover dat hij het zich niet kon herinneren dat hij het ondertekend had. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] wist derhalve niet al op 23 augustus 2016, in tegenstelling tot hetgeen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] stelt, dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] het addendum had ondertekend. Vanwege de ontkenning door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] was er onderzoek nodig naar het handelen van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] . Voor dit onderzoek heeft [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] het addendum opgevraagd. Tussen de datum van ontvangen van het addendum en het afronden van het onderzoek liggen zeven dagen. Vervolgens is [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] in de gelegenheid gesteld te reageren en is hij op staande voet ontslagen. De kantonrechter is van oordeel dat de tijd die door voornoemde omstandigheden is verstreken niet aan de onverwijldheid in de weg staat. Gelet op het voorgaande is het ontslag op staande voet onverwijld gegeven.
4.15.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] op 27 september 2016 dan ook om een dringende reden onverwijld mogen opzeggen, zodat het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] verzochte wedertewerkstelling, loondoorbetaling en de daaraan gekoppelde nevenverzoeken.
subsidiair
ernstig verwijtbaar handelen
4.16.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft – na wijziging ter zitting van zijn eis (in het verzoekschrift onder iv) – subsidiair verzocht om een verklaring voor recht dat hij niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Hoewel een dringende reden niet noodzakelijk hoeft samen te vallen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op.
Immers, de feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt.
4.17.
Het verzoek van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tot het geven van een verklaring voor recht dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld wordt derhalve afgewezen. Hetzelfde geldt voor het verzoek tot betaling van de transitievergoeding en nevenvorderingen, dat wordt afgewezen gelet op het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 sub c.
non-concurrentiebeding/relatiebeding
4.18.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] verzoekt een verklaring voor recht dat er tussen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] en [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] geen geldig concurrentiebeding of relatiebeding is overeengekomen, dan wel deze vervallen te verklaren.
4.19.
De kantonrechter overweegt over de bedingen tussen werkgever en werknemer waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, als volgt. In artikel 7:653 BW staat omschreven dat een dergelijk beding in een overeenkomst voor bepaalde tijd slechts geldig is, indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Dit artikel is in werking getreden op 1 januari 2015 en was derhalve van kracht op het moment dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] en [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] de (tweede) arbeidsovereenkomst van een jaar aangingen op 1 maart 2015. Nu het voor het eerst in deze arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding geen schriftelijke motivering bevat waaruit blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen is het beding in deze overeenkomst nietig, en kan er dus geen sprake zijn van een geldige voortzetting van dit beding in de arbeidsovereenkomst die tussen partijen vanaf 1 maart 2016 heeft te gelden. Het verzoek van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tot het geven van een verklaring voor recht dat tussen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] en [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] geen geldig non-concurrentiebeding c.q. relatiebeding is overeengekomen, zal dan ook worden toegewezen.
billijke vergoeding
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft verzocht hem een billijke vergoeding toe te kennen ten bedrage van € 35.000,00, op grond van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW. Nu de kantonrechter hiervóór (zie overweging 4.9) reeds heeft geoordeeld dat er sprake is van een dringende reden en het ontslag op staande voet rechtsgeldig is geweest, is van een opzegging in strijd met 7:671 BW geen sprake. Het verzoek tot betaling van een billijke vergoeding wordt dan ook afgewezen.
meer subsidiair
Nu het als meer subsidiair verzochte – vanwege de wijziging van eis ter zitting – gelijk is aan het door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] als subsidiair verzochte, heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] geen belang bij behandeling van dit deel van het verzochte.
proceskosten
4.20.
[verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] tot op heden begroot op: € 600,00 aan salaris gemachtigde.

5.Het verzoek van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW]

verzoeken sub I en II

5.1.
Het verzoek van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] onder I om de verzoeken van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] af te wijzen is niet aan te merken als een zelfstandig verzoek maar als verweer. De kantonrechter verwijst voor de beoordeling daarvan naar het hiervoor (in onderdeel 4) overwogene.
5.2.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft onder II een voorwaardelijke verzoek ingediend, te weten voor het geval de kantonrechter het ontslag op staande voet zal vernietigen. Nu hiervóór reeds geoordeeld is dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, is de voorwaarde niet ingetreden en komt de kantonrechter niet toe aan beoordeling van dit deel van het verzochte.
gefixeerde schadevergoeding
5.3.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft onder III van haar verzoek veroordeling van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] verzocht tot betaling van een bedrag van € 4.550,00 op grond van artikel 7:677 lid 2 en 3 BW. In dit artikel is bepaald dat de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Op grond van artikel 7:686a lid 4 sub a jo. artikel 7:677 lid 2 BW dient deze verzochte gefixeerde schadevergoeding te worden ingediend binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Zoals hiervoor in onderdeel 4.3 reeds uiteengezet toetst de kantonrechter de in artikel 7:686a lid 4 vermelde vervaltermijnen ambtshalve. Geoordeeld wordt dat voor het verzoek tot gefixeerde schadevergoeding de vervaltermijn is verstreken. Immers met het oordeel van de kantonrechter dat het op 27 september 2016 verleende ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, is de arbeidsovereenkomst per die datum tot een einde gekomen en moest het verzoek uit hoofde van gefixeerde schadevergoeding uiterlijk op 28 november 2016 ingediend worden. Het verzoek van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] is ingediend op 12 december 2016, derhalve meer dan twee maanden na het ontslag op staande voet. Daarmee is de termijn van 7:686a lid 4 BW overschreden. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de verzochte gefixeerde schadevergoeding.
schadevergoeding ter zake project [naam]
5.4.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft veroordeling van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] verzocht, tot betaling van schadevergoeding ter zake het Project [naam] , ten bedrage van € 449.000,00 en ter zake van (buitengerechtelijke) kosten, ten bedrage van € 10.000,00. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] legt hieraan ten grondslag dat de beëindiging van de overeenkomst door de VvE is gebeurd op grond van het door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] – zonder toestemming – ondertekende addendum. Uit dit addendum volgt dat bij een beëindiging door de VvE geen nadelige financiële consequenties voor de VvE zullen gelden. De investeringen die [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft gedaan en de gederfde opbrengst zijn daardoor niet te verhalen op de VvE. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] stelt [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] hiervoor aansprakelijk en verzoekt vergoeding van de door haar geleden schade. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] stelt verder dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] bewust heeft gehandeld, door zijn eigen werkgever niet te informeren over zijn handelen en de bij de VvE kennelijk bestaande onvrede en dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] daardoor schade heeft geleden.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor zover [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft gesteld dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] door bewust roekeloos te handelen schade heeft toegebracht aan [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, is de kantonrechter van oordeel dat de enkele stelling van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] dat zij achteraf heeft moeten vaststellen dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] het project niet goed leidde met daardoor onvrede bij de VvE, omdat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] afspraken niet nakwam en niet-passende offertes deed, onvoldoende is om te voldoen aan de vereisten van opzet of bewuste roekeloosheid, zoals vereist in artikel 7:661 BW.
5.6.
Wat betreft het ondertekenen van het addendum is deze bewuste roekeloosheid echter wel af te leiden, nu [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] dit stuk (mede heeft opgesteld en) heeft ondertekend zonder [A] daarover te raadplegen of te informeren. Vast staat dat het addendum in ieder geval elk verhaal op de VvE onmogelijk maakt. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat, het addendum weggedacht, verhaal wel mogelijk zou zijn. Ook de intentieverklaring maakt immers beëindiging van de samenwerking mogelijk, mits goed onderbouwd. Volgens de brief van de VvE van 23 augustus 2016 (zie onderdeel 2.12) en de toelichting van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ter zitting, wilde de VvE de samenwerking met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] beëindigen vanwege grove wanprestatie door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] namens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . Daarmee staat vast dat ook in de visie van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] de reden voor de beëindiging was gelegen in het ernstig tekortschieten door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . Dit kwam weliswaar (in de visie van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ) door toedoen van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , maar het is [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] die hiermee de reden geeft voor de beëindiging. Onder die omstandigheden kan zonder toelichting – die ontbreekt – niet de conclusie worden getrokken dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] winst heeft gederfd en vergoeding van gemaakte kosten is misgelopen doordat het addendum de grondslag was voor de beëindiging van de samenwerking. Niet vast staat immers dat – het addendum weggedacht – bij een wanprestatie door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] de investeringen van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] en de gederfde opbrengst wel op de VvE te verhalen zouden zijn. Het verzoek tot schadevergoeding wordt derhalve afgewezen.
5.7.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft betaling van een bedrag aan (buitengerechtelijke) kosten verzocht. Dit ziet echter op de vordering tot vergoeding van haar schade, welke vordering hiervoor is afgewezen. Er is dan geen grond tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, nog daargelaten dat die kosten moeten worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. Het verzoek tot vergoeding van (buitengerechtelijke) kosten wordt derhalve afgewezen.
onrechtmatige concurrentie
5.8.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] verzoekt veroordeling van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tot het volledig nakomen van het non-concurrentiebeding in artikel 18 van de arbeidsovereenkomst, althans tot een in goede justitie te bepalen non-concurrentiebeding.
5.9.
De kantonrechter stelt voorop dat, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.19 is geoordeeld, er geen rechtsgeldig non-concurrentiebeding is overeengekomen tussen partijen en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] dan ook niet kan worden veroordeeld tot nakoming van dit beding. Ter zitting heeft [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] uiteengezet dat haar subsidiaire verzoek in dit kader, te weten tot '
het opleggen van een in goede justitie te bepalen non-concurrentiebeding', dient te worden begrepen als een verzoek om een verbod voor [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] om op welke wijze dan ook en met welke partij dan ook betrokken te zijn bij [naam concept] .
5.10.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] legt aan haar verzoek ten grondslag dat gebleken is dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tijdens zijn dienstverband met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] aantoonbaar een – direct met het door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ontwikkelde concept [naam concept] concurrerende – vennootschap heeft opgericht. Deze vennootschap heeft dezelfde naam en dezelfde doelstelling als het door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ontwikkelde concept [naam concept] . De door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] opgerichte vennootschap is door hem op eigen naam ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waarbij de door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] geregistreerde domeinnaam ' [naam concept] .nl' is gebruikt. Verder heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] op eigen naam een aanvraag ingediend om het concept [naam concept] als merknaam en beeldmerk te registreren.
Dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] ook concurrerende activiteiten ontplooit met de door hem opgerichte vennootschap blijkt uit het volgende. Door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] is een 'Beleids- en visieplan [naam concept] B.V.' opgesteld voor [bedrijf 2] , een relatie van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] (genoemd in overweging 2.5 hiervoor). Ook is er een (concept) aanbod opgesteld ten aanzien van een samenwerking tussen [bedrijf 2] en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] / [naam concept] B.V. waarin is opgenomen dat een deel van de inkomsten naar de door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] opgerichte besloten vennootschap gaat. Met deze vennootschap heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] kennelijk doelbewust relaties en mogelijke klanten van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] zelf willen bedienen, voor eigen gewin. [naam concept] B.V. is derhalve een rechtstreeks met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] concurrerende, door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] opgerichte vennootschap, wat op zichzelf al onrechtmatige concurrentie oplevert, aldus [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] .
5.11.
De kantonrechter overweegt als volgt. Om te komen tot het opleggen van een verbod zoals door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] verzocht, is vereist dat sprake is van de dreiging van (herhaling van) een onrechtmatige daad. In dit geval ligt het onrechtmatig handelen volgens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] in het onrechtmatig beconcurreren van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . Als er tussen partijen geen concurrentiebeding van kracht is kan er na het einde van het dienstverband toch sprake zijn van onrechtmatige concurrentie, wanneer bij de concurrentie gebruik wordt gemaakt van bij de voormalige werkgever opgedane kennis en gegevens omtrent klanten, waardoor stelselmatig en substantieel duurzaam bedrijfsdebiet wordt afgebroken. Ook andere bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van bedrijfsgeheimen, concurrentie tijdens dienstverband of het creëren van verwarring, kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig handelen. Op zichzelf is het overigens niet onrechtmatig als werknemers die niet zijn gebonden aan een non-concurrentiebeding, voorafgaand aan het beëindigen van hun arbeidsovereenkomst, in hun vrije tijd voorbereidingen treffen voor het oprichten van een eigen, met de werkgever concurrerend bedrijf, met de bedoeling om dit startklaar te hebben zodra de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Anders wordt dit als tijdens het dienstverband al concurrerende activiteiten worden ontplooid. De kantonrechter is van oordeel dat er van dit laatste sprake is en dat dit concurrerend handelen na het einde van het dienstverband een onrechtmatige daad oplevert. De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.12.
Vooropgesteld wordt dat het geschil tussen partijen op dit punt met name draait om het gebruik van het concept [naam concept] door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , voor eigen gewin. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] stelt dat hij dit concept heeft geïntroduceerd bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] heeft echter op haar beurt voldoende gesteld en onderbouwd dat het concept [naam concept] bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ontwikkeld werd. Zij heeft dit gedaan door te stellen dat dit concept eind 2014, althans begin 2015 door haar is ontwikkeld en door te verwijzen naar een presentatie in 2014 en een door haar geposte YouTube-video van [2015] . Dit was derhalve vóór [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] werkzaamheden voor [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] verrichtte als conceptontwikkelaar. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft dit ter zitting niet weersproken. Dit sluit verder aan op de eigen stellingen van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] dat eind 2014/begin 2015 het plan is ontstaan voor een innovatieve benadering en dat vanuit die gedachte [bedrijf 1] is ontstaan. Uit dit alles volgt dat de bijdragen van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] aan het concept [naam concept] onderdeel zijn geweest van zijn werkzaamheden voor [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . Uit de overwegingen 2.6 en 2.7, alsmede uit de aanduidingen op de door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] ondertekende Intentieverklaring volgt genoegzaam dat alle partijen, ook [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , ervan uitgingen dat de rechten op het concept [naam concept] bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] lagen dan wel dat in ieder geval [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] zelf daar geen rechten aan kon ontlenen. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft daarnaast te kennen gegeven dat hij heeft aangedrongen bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] op het door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] vastleggen van de rechten op het concept [naam concept] . Ook daaruit volgt dat – ook in de visie van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] – de rechten op dit concept berusten bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . Dergelijke rechten heeft [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] – tijdens, maar ook na zijn dienstverband – te respecteren.
5.13.
Vast staat verder dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tijdens zijn dienstverband met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , zonder instemming of medeweten van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] (en op eigen naam) de besloten vennootschap [naam concept] B.V. heeft opgericht en (op eigen naam) een aanvraag heeft gedaan voor de registratie van de beeld- en merknaam [naam concept] . [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft geen goede verklaring gegeven voor het feit dat hij dit – zonder vooroverleg met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , zonder medeweten en zonder instemming van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] – heeft gedaan. Daarnaast staat vast dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] met [B] vanuit de door hen opgerichte besloten vennootschap een beleids- en visieplan heeft opgesteld voor [bedrijf 2] (een relatie van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] ) met als doel
'te komen tot een strategische doelstelling en plan van aanpak voor het onderdeel [naam concept] vanuit [bedrijf 2] '. [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft onvoldoende onderbouwd dat [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] hiervan op de hoogte was, laat staan dat zij hiermee heeft ingestemd. Ten slotte blijkt uit het aanbod voor de samenwerking tussen [bedrijf 2] en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] / [naam concept] B.V. (zie hiervoor in onderdeel 5.10), dat een deel van de opbrengsten naar de besloten vennootschap van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] zou gaan. De stelling van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , dat het niet de bedoeling was activiteiten te ontplooien met de door hem opgerichte besloten vennootschap en de door hem geregistreerde beeld- en woordmerken, anders dan ten behoeve van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , treft dan ook geen doel. [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] wordt immers niet genoemd in het Beleids- en visieplan voor [bedrijf 2] en evenmin in de correspondentie over een mogelijke samenwerking tussen [bedrijf 2] en [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] / [naam concept] B.V. De kantonrechter is van oordeel dat met al deze omstandigheden voldoende is komen vast te staan dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , met gebruik van kennis en gegevens die [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] heeft opgedaan bij [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] , tijdens zijn dienstverband met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] bezig was de (met [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] concurrerende) [naam concept] B.V. te exploiteren voor eigen gewin. Voldoende is derhalve komen vast te staan dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] in strijd met zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en daarmee ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . Ook na het einde van de arbeidsovereenkomst is het op de vastgestelde wijze toepassen van het concept [naam concept] onrechtmatig jegens [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] . De kantonrechter acht de kans reëel dat [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] door zal gaan met de onrechtmatige activiteiten op het gebied van [naam concept] , aangezien [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] in zijn verzoekschrift reeds heeft gesteld dat hij in de toekomst werkzaamheden wil verrichten op het gebied van renovatie/onderhoud terwijl hij, gelet op zijn betwisting zich aan onrechtmatige concurrentie te hebben bezondigd, het onjuiste karakter van zijn handelen niet lijkt in te zien. De kantonrechter ziet in al het voorgaande dan ook aanleiding om het door [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] verzochte verbod op te leggen. Dit verbod zal, als na te melden, gedurende een periode van een jaar worden toegewezen.
5.14.
De kantonrechter verstaat het verzoek van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] tot veroordeling van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tot betaling van een boete, als een verzoek tot opleggen van een dwangsom. Deze dwangsom zal worden toegewezen op hierna te noemen wijze.
proceskosten
5.15.
[verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] , tot het geven van deze beschikking begroot op € 300,00 (0,5 x € 600,00).

6.De beslissing

De kantonrechter:
In het verzoek van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW]
In het incident
6.1.
verklaart [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
6.2.
veroordeelt [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] in de proceskosten, aan de zijde van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] tot op heden begroot op nihil;
In de hoofdzaak
6.3.
verklaart voor recht dat in de laatste arbeidsovereenkomst tussen [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] en [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] geen geldig non-concurrentiebeding of relatiebeding is opgenomen;
6.4.
veroordeelt [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] in de proceskosten, aan de zijde van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] tot op heden begroot op € 600,00;
6.5.
verklaart deze beschikking voor wat alinea 6.4 betreft uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte;
In de verzoeken van [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW]
6.7.
verklaart [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot veroordeling van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding;
6.8.
verbiedt [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] gedurende een periode van een jaar op welke wijze dan ook en met welke partij dan ook betrokken te zijn bij het concept [naam concept] zoals dit concept door [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] in de markt wordt toegepast, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding en van € 500,00 per dag dat deze overtreding voortduurt, tot een maximum van € 50.000,00;
6.9.
veroordeelt [verwerende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verzoekende partij ex artikel 7:671b BW] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij ex artikel 7:681 BW en 223 Rv / verwerende partij ex artikel 7:671b BW] tot heden begroot op € 300,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2017.