ECLI:NL:RBMNE:2017:305

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
16/706107-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting in pizzeria te Rhenen

Op 24 januari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man uit Rhenen, die werd beschuldigd van brandstichting in een pizzeria in Rhenen op 14 september 2014. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, die inhield dat hij samen met een ander opzettelijk brand had gesticht, met gemeen gevaar voor goederen en personen. De rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om de verklaringen van de medeverdachte te ondersteunen. In een eerder hoger beroep in 2015 was een andere man veroordeeld voor dezelfde brandstichting, die had verklaard dat de verdachte ook betrokken was. De rechtbank vond echter dat er te weinig aanknopingspunten waren in het dossier om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte was in persoon verschenen en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.H.J.G. van Voorthuizen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen in hun schadevergoedingsvorderingen niet-ontvankelijk, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706107-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 24 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [1977] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 september 2014 samen met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in [pizzeria] te [vestigingsplaats] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier naast de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] onvoldoende aanknopingspunten bevat die de verklaringen van [medeverdachte] ondersteunen om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen leiden.
Nu de rechtbank het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen acht, dient verdachte te worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen [benadeelde] en [pizzeria] te [vestigingsplaats] vorderen een schadevergoeding van respectievelijk € 535,29 en € 578,84 ter zake van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het feit waaruit de schade is ontstaan, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen en bepalen dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat ieder de eigen kosten draagt.
Gezien het voorstaande komt de rechtbank tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
Compenseert de proceskosten tussen de benadeelde partijen en verdachte in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter,
mrs. A.J.P. Schotman en V.H. Hammerstein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2017.
Mr. V.H. Hammerstein is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
hij
op of omstreeks 14 september 2014 te Rhenen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk brand heeft gesticht in een (bedrijfs)pand ( [pizzeria]
), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker en/of lucifers brand
gesticht, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
brandbare stoffen en/of goederen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten
gevolge waarvan de inboedel en/of de muren en/of wanden en/of het plafond van
voornoemd pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel (van voornoemd pand) en/of
aangrenzende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners en/of
bezoekers van aangrenzende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht