ECLI:NL:RBMNE:2017:2998

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
C/16/438924 / FL RK 17-984
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige machtiging na ISD maatregel door rechtbank, twijfels bij onafhankelijkheid psychiater en onvoldoende onderzoek naar alternatieven

Op 22 mei 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 16 mei 2017, met als doel het verblijf van de betrokkene voort te zetten. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder een geneeskundige verklaring die op 11 mei 2017 was ondertekend. Tijdens de zitting zijn de betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene en de psychiater die de verklaring had afgegeven.

De advocaat van de betrokkene heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, onderbouwd met argumenten over de onafhankelijkheid van de psychiater en het gebrek aan onderzoek naar alternatieven voor gedwongen opname. De psychiater was eerder betrokken bij de behandeling van de betrokkene, wat vragen opriep over zijn objectiviteit. De advocaat stelde dat er geen recente agressie-incidenten waren en dat de betrokkene stabiel was onder medicatie. Er werd gesuggereerd dat betrokkene bij zijn zus kon verblijven, met ondersteuning van een ACT-team.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar alternatieven voor gedwongen opname, zoals begeleid wonen met toezicht. De rechtbank vond het schrijnend dat er met spoed een oplossing gezocht moest worden voor de betrokkene, nu de ISD-maatregel bijna was verlopen. De rechtbank oordeelde dat de noodzaak voor een voorlopige machtiging niet voldoende was onderbouwd en wees het verzoek af. De onafhankelijkheid van de psychiater werd ook in twijfel getrokken, aangezien hij kort voor en na het onderzoek betrokken was bij de behandeling van de betrokkene. De rechtbank benadrukte dat een beslissing tot afzondering een zorgvuldige afweging vereist, die de psychiater vanuit zijn expertise moet maken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging afgewezen, met de overweging dat de argumenten van de advocaat van de betrokkene voldoende gewicht hadden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad

zaak/rekestnr.: C/16/438924 / FL RK 17-984

datum uitspraak: 22 mei 2017

Voorlopige machtiging

op het verzoek van de officier van justitie van 16 mei 2017 tot het verlenen van een voorlopige machtiging om het verblijf van:

[betrokkene] ,

geboren op [1986] ,
wonende op een geheim adres,
verblijvende in [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
te doen voortduren.
De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 11 mei 2017 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
De rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene,
- mr. S. Koster, advocaat van betrokkene,
- de heer [A] , psychiater,
- de heer [B] , GZ-psycholoog.
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De psychiater die de geneeskundige verklaring heeft ondertekend is niet onafhankelijk. Hij is in de afgelopen periode betrokkene geweest bij de behandeling. De psychiater heeft meerdere malen het formulier tot afzonderingsmaatregelen van betrokkene getekend. Betrokkene kent de psychiater. Ook is de psychiater voor drie dagen werkzaam bij [naam instelling] , de beoogde plek waar betrokkene mogelijk geplaatst zal worden. Ten aanzien van het gevaar voert de advocaat aan dat er in de afgelopen periode geen agressie incidenten zijn voorgevallen. Betrokkene neemt de voorgeschreven medicatie en is rustig. De genoemde alternatieven na het eindigen van de ISD maatregel zijn onvoldoende onderzocht. Er is geen enkel onderzoek gedaan naar een begeleid wonen traject met toezicht door middel van een enkelband terwijl dit ook bij de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel nadrukkelijk aan de orde is geweest. Over hoe het traject bij [naam instelling] er uit zou moeten gaan zien is ook nog niets bekend. Er is niet geregeld vanuit de huidige instelling. Betrokkene opsluiten is niet de oplossing. Dat betrokkene abstinent van drugs blijft is niet redelijk om te verwachten. Dit is zelfs bij het opleggen van de ISD-maatregel door de rechtbank overwogen. De advocaat is van mening dat betrokkene een kans moet krijgen om bij zijn zus te wonen. Betrokkene kan onder voorwaarden bij zus verblijven. Een plaatsing binnen de PI te [vestigingsplaats] is gezien het verloop van het huidige verblijf onrechtvaardig. Het ACT team is bereid om betrokkene tijdens het verblijf bij zijn zus ambulante hulpverlening te bieden. De advocaat heeft subsidiair verzocht om een contra-expertise. Dit om de alternatieven te onderzoeken.
De psychiater heeft ter zitting naar voren gebracht dat psychiater, die de geneeskundige verklaring heeft getekend, niet actief betrokken is geweest bij de behandeling van betrokkene. De psychiater is twee dagen werkzaam op de huidige instelling en drie dagen in dienst bij [naam instelling] . Er zal op korte termijn een zorgconferentie gaan plaatsvinden. Hier zullen de alternatieven en mogelijkheden voor een passende vervolgplek bekeken gaan worden. Op dit moment is er onvoldoende duidelijkheid over een passende vervolgplek. Betrokkene kan niet tot het einde van de ISD maatregel verblijven binnen de [verblijfplaats] . Betrokkene kan niet vanuit de huidige instelling geplaatst worden bij [naam instelling] . Hij zal, om financiële redenen, eerst overgeplaatst moeten worden naar de PI te [vestigingsplaats] . Vanuit de PI zijn er mogelijkheden om betrokkene door te plaatsen. [naam instelling] heeft de machtiging aangevraagd en zal verantwoordelijk zijn voor het opnemen van betrokkene. De psychiater weet niet per welke datum [naam instelling] plek voor betrokkene heeft. Er kan vanuit de opname bij [naam instelling] gekeken worden hoe betrokkene kan resocialiseren. Het grootste probleem is het middelengebruik van betrokkene. Zijn toestandsbeeld raakt hierdoor ontregeld. Betrokkene raakt verward en er bestaat kans op dreigend en agressief gedrag. Tijdens het verblijf op de huidige afdeling zijn er heel recent geen incidenten voorgevallen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de geneeskundige verklaring en het verhandelde ter zitting onvoldoende naar voren komt of de alternatieven, om een gedwongen opname van betrokkene te voorkomen, onderzocht zijn. Ondanks dat in het gegeven vonnis van de opgelegde ISD maatregel een duidelijk traject is beschreven, blijkt uit het voorliggende verzoek niet dat er tijdens het verblijf binnen de [verblijfplaats] onderzoek is gedaan naar mogelijkheden om betrokkene begeleid te laten wonen al dan niet in combinatie met een enkelband en intensieve ambulante begeleiding. Ook is noch uit het verzoek noch ter zitting duidelijk geworden wat de concrete plannen zijn voor de komende periode en per welke datum betrokkene geplaatst gaat worden bij [naam instelling] . Nu er sprake is geweest van een langdurige ISD-traject, dat als doel heeft te werken aan de problematiek maar zeker ook aan de resocialisatie van betrokkene, is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van de instelling had gelegen goed te motiveren waarom een voorlopige machtiging noodzakelijk is voor het voortzetten van het resocialisatietraject van betrokkene. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat, nu de ISD-maatregel bijna is verlopen, er met spoed een “oplossing” voor betrokkene gezocht moest worden in de vorm van een gedwongen opname. Het feit dat betrokkene in dat kader voor de laatste paar dagen van de ISD-maatregel nog overgeplaatst zou moeten worden naar een PI acht de rechtbank schrijnend. De advocaat van betrokkene heeft concreet onderbouwd dat reeds bij de start van het ISD-traject is gesproken over begeleid wonen en het dragen van een enkelband. Bij de aanvraag van een voorlopige machtiging had het dan ook op de weg van de hulpverlening gelegen toe te lichten, of dit alternatief is onderzocht en waarom het in het geval van betrokkene geen haalbaar alternatief is. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de noodzaak van een voorlopige machtiging als ultimum remedium om het gevaar dat betrokkene veroorzaakt af te wenden onvoldoende onderbouwd is en zal het verzoek afwijzen.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat uit hetgeen de advocaat van betrokkene naar voren heeft gebracht met betrekking tot de onafhankelijkheid van de psychiater, voldoende duidelijk is geworden dat de psychiater die betrokkene heeft onderzocht, kort voor en na het onderzoek betrokken is geweest bij de behandeling van betrokkene. De rechtbank volgt de stelling van de psychiater ter zitting dat het enkel tekenen van formulieren betreffende afzonderingsmaatregelen geen betrokkenheid bij de behandeling impliceert, niet. Een beslissing tot afzondering vergt een afweging die de psychiater vanuit zijn expertise en kennis van de betrokkene behoort te maken, en is naar het oordeel van de rechtbank onderdeel van de behandeling van betrokkene.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging af.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.S. Terporten-Hop, rechter, in bijzijn van J.A.R. Bastiaans als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2017.