ECLI:NL:RBMNE:2017:2998
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige machtiging na ISD maatregel door rechtbank, twijfels bij onafhankelijkheid psychiater en onvoldoende onderzoek naar alternatieven
Op 22 mei 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 16 mei 2017, met als doel het verblijf van de betrokkene voort te zetten. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder een geneeskundige verklaring die op 11 mei 2017 was ondertekend. Tijdens de zitting zijn de betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene en de psychiater die de verklaring had afgegeven.
De advocaat van de betrokkene heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, onderbouwd met argumenten over de onafhankelijkheid van de psychiater en het gebrek aan onderzoek naar alternatieven voor gedwongen opname. De psychiater was eerder betrokken bij de behandeling van de betrokkene, wat vragen opriep over zijn objectiviteit. De advocaat stelde dat er geen recente agressie-incidenten waren en dat de betrokkene stabiel was onder medicatie. Er werd gesuggereerd dat betrokkene bij zijn zus kon verblijven, met ondersteuning van een ACT-team.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar alternatieven voor gedwongen opname, zoals begeleid wonen met toezicht. De rechtbank vond het schrijnend dat er met spoed een oplossing gezocht moest worden voor de betrokkene, nu de ISD-maatregel bijna was verlopen. De rechtbank oordeelde dat de noodzaak voor een voorlopige machtiging niet voldoende was onderbouwd en wees het verzoek af. De onafhankelijkheid van de psychiater werd ook in twijfel getrokken, aangezien hij kort voor en na het onderzoek betrokken was bij de behandeling van de betrokkene. De rechtbank benadrukte dat een beslissing tot afzondering een zorgvuldige afweging vereist, die de psychiater vanuit zijn expertise moet maken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging afgewezen, met de overweging dat de argumenten van de advocaat van de betrokkene voldoende gewicht hadden.