In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koffiebrander, aangeduid als [eiseres], en een restaurantondernemer, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een bruikleenovereenkomst voor een espressomachine, waarbij [gedaagde] zich verplichtte om koffie en andere producten uitsluitend bij [eiseres] af te nemen. De overeenkomst eindigde op 14 september 2015, maar [gedaagde] heeft verschillende facturen van [eiseres] onbetaald gelaten, die betrekking hebben op minder afname van koffie en onderhoudskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele betalingsverplichtingen. [eiseres] vorderde een totaalbedrag van € 13.864,79, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat zij niet gehouden was tot betaling van de facturen, onder andere omdat [eiseres] niet aan haar onderhoudsverplichtingen zou hebben voldaan.
De kantonrechter oordeelde dat het verweer van [gedaagde] niet opging, omdat de onderhoudsverplichtingen niet zo strikt waren als [gedaagde] stelde. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] toe, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen die voortvloeien uit een bruikleenovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen.