ECLI:NL:RBMNE:2017:291

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
5009738
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bruikleenovereenkomst espressomachine met afnameverplichting en onderhoudsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koffiebrander, aangeduid als [eiseres], en een restaurantondernemer, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een bruikleenovereenkomst voor een espressomachine, waarbij [gedaagde] zich verplichtte om koffie en andere producten uitsluitend bij [eiseres] af te nemen. De overeenkomst eindigde op 14 september 2015, maar [gedaagde] heeft verschillende facturen van [eiseres] onbetaald gelaten, die betrekking hebben op minder afname van koffie en onderhoudskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele betalingsverplichtingen. [eiseres] vorderde een totaalbedrag van € 13.864,79, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat zij niet gehouden was tot betaling van de facturen, onder andere omdat [eiseres] niet aan haar onderhoudsverplichtingen zou hebben voldaan.

De kantonrechter oordeelde dat het verweer van [gedaagde] niet opging, omdat de onderhoudsverplichtingen niet zo strikt waren als [gedaagde] stelde. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] toe, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen die voortvloeien uit een bruikleenovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5009738 UC EXPL 16-6433 MEH/1029
Vonnis van 1 februari 2017
in de zaak tussen
de besloten vennootschap
[eiseres] bv,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.J. Elkhuizen,
en
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.D. Kurz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juni 2016;
  • de brief van 10 november 2016 van [eiseres] met producties ten behoeve van de comparitie;
  • de comparitie van 24 november 2016, waarvan aantekening is gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eiseres] is een koffiebrander. Zij levert koffie en nevenartikelen. Ook koopt zij koffiemachines in die zij aan haar klanten ter beschikking stelt. [gedaagde] runt samen met haar echtgenoot een […] restaurant in [vestigingsplaats] .
2.2.
Op 27 augustus 2010 is tussen [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen, waarop de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing zijn verklaard. De overeenkomst eindigde van rechtswege op 14 september 2015. Op grond van deze overeenkomst heeft [eiseres] , kort gezegd, een espressomachine (“Black & White”) aan [gedaagde] in bruikleen gegeven. [eiseres] zou deze machine onderhouden. Dit onderhoud behelsde het leveren van telefonische support en het verlenen van onderhoudsbeurten aan de machine.
Hier tegenover stond de verplichting van [gedaagde] koffie, thee, suiker, koek, melkproducten en schoonmaakmiddelen uitsluitend en rechtstreeks bij [eiseres] af te nemen. Verder zijn partijen een afnameverplichting overeengekomen: [gedaagde] was gehouden jaarlijks minimaal 500 kg koffie bij [eiseres] af te nemen. Bij minder afname moest [gedaagde] per kilo een bedrag van € 8,50 als bijdrage in de machinekosten betalen.
2.3.
Na de totstandkoming van de overeenkomst hebben partijen de jaarlijkse afnameverplichting bepaald op 300 kg. De reden hiervoor is dat zij initieel overeen waren gekomen dat [eiseres] nog een espressomachine (de “Tiger”) in bruikleen zou geven, maar partijen daarvan hebben afgezien.
2.4.
[gedaagde] heeft acht facturen van [eiseres] onbetaald gelaten. Deze facturen hebben betrekking op vergoedingen in verband met minder afname, onderhoud en het vervangen van onderdelen.
2.5.
In zijn brief van 14 maart 2016 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd te betalen, bij gebreke waarvan [eiseres] aanspraak maakt op de wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] heeft de facturen desondanks niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 13.864,79, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf 24 maart 2016 tot de dag van algehele voldoening, tot betaling van een bedrag van € 500,- aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt [eiseres] dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele betalingsverplichtingen.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot het afwijzen van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. Subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de vordering tot betaling van de hoofdsom gematigd moet worden tot een bedrag van € 168,19 (het bedrag van een van de facturen waarvan [eiseres] betaling vordert).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat het overzicht van de facturen, waarvan [eiseres] betaling vordert, en de als producties bij de dagvaarding gevoegde facturen niet geheel met elkaar overeenstemmen. Ziet de kantonrechter het goed, dan vordert [eiseres] betaling van de volgende facturen:
Factuurnummer
Factuurdatum
Bedrag (€)
32042345
20 september 2012
1.756,95
32045742
15 oktober 2012
168,19
33005083
31 januari 2013
1.787,59
14003045
31 januari 2014
1.787,58
15001899
30 januari 2015
1.841,23
15013486
27 maart 2015
1.621,80
15013487
Idem.
2.198,44
15036161
23 september 2015
2.703,-
Het totaalbedrag van deze facturen is € 13.864,78 (inclusief btw).
4.2.
Kort samengevat voert [gedaagde] aan dat zij om de volgende redenen niet gehouden is deze facturen te betalen. [eiseres] heeft vanaf 2010 verzuimd tweemaal per jaar preventief onderhoud te verlenen. Pas in november 2011 heeft [eiseres] voor het eerst preventief onderhoud verricht. De betaalde onderhoudsfacturen over 2010 en 2011 moeten gecrediteerd worden. De kantonrechter begrijpt dit standpunt aldus dat [gedaagde] zich op verrekening beroept.
Verder doet [gedaagde] een beroep op opschorting van haar verplichting de onderhoudsfactuur van januari 2012 te betalen.
Tot slot stelt [gedaagde] dat het aan [eiseres] te wijten is dat zij de jaarlijkse afnameverplichting van koffie niet heeft gehaald. Volgens haar heeft [eiseres] vanaf begin 2014 geweigerd koffie te leveren vanwege het feit dat er nog een factuur openstond. Dit heeft ertoe geleid dat [gedaagde] 281 kg koffie heeft afgenomen in plaats van de verplichte 1.200 kg. De kantonrechter begrijpt dit standpunt aldus dat [gedaagde] een beroep doet op schuldeisersverzuim.
4.3.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] verplicht was tweemaal per jaar preventief onderhoud te verrichten, berust op een verkeerde lezing van het onderhoudscontract dat als bijlage bij de overeenkomst is gevoegd. In het onderhoudscontract is onder de kop “Uitvoering onderhoudscontract” achter de eerste bullet vermeld:
“Onderhoudsbeurten
maximaal(onderstreping kantonrechter) 2 x per jaar of na elke 50.000 cycli. Voor machines welke meer dan 100.000 cycli per jaar draaien, dient een aangepast contract te worden afgesloten op basis van meer dan 2 servicebeurten per jaar.”
Uit deze bepaling volgt dat [eiseres] niet verplicht was tweemaal per jaar onderhoud aan de machine te verrichten. Het aantal servicebeurten is gerelateerd aan de intensiteit waarmee de machines worden gebruikt. Tijdens de zitting is namens [eiseres] toegelicht dat machines die net zijn geïnstalleerd en dus niet zoveel cycli hebben gedraaid, niet of minder vaak preventief onderhouden hoeven te worden. Dit verklaart waarom [eiseres] de Black & White machine in de beginfase niet of minder dan tweemaal per jaar heeft onderhouden.
Het enkele feit dat [eiseres] de machine, ook na de beginfase, niet steeds tweemaal per jaar preventief heeft onderhouden, kan naar het oordeel van de kantonrechter ook geen reden zijn de onderhoudsfacturen niet te betalen. Voor de volledigheid voegt hij hieraan toe dat de jaarlijks te betalen onderhoudsbedragen niet alleen betrekking hebben op preventief onderhoud, maar [gedaagde] ook het recht geven gebruik te maken van de telefonische helpdesk van [eiseres] . Onder onderhoud valt dan ook meer dan alleen preventief onderhoud.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer tegen de gevorderde jaarlijkse onderhoudsfacturen faalt. [gedaagde] zal daarom veroordeeld worden tot betaling van deze facturen. Het betreft de facturen met de nummers 33005083 (onderhoud 2013), 14003045 (onderhoud 2014) en 15001899 (onderhoud 2015), in totaal € 5.426,40 (inclusief btw).
4.5.
Uit de tekst van het onderhoudscontract (en de tijdens de zitting door [eiseres] gegeven toelichting die niet door [gedaagde] is weersproken) blijkt dat de afnemer verplicht is onderdelen die in het kader van onderhoud vervangen moeten worden, dient te betalen. De factuur met nummer 32045742 ten bedrage van € 168,19 (inclusief btw) heeft betrekking op het vervangen van een filterpatroon in het kader van onderhoud. De gevorderde betaling van deze factuur zal eveneens worden toegewezen.
4.6.
Resteren de facturen met de nummers 32042345, 15013486, 15013487 en 15036161. Deze facturen hebben alle betrekking op de minderafname van koffie door [gedaagde] . Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] vanaf begin 2014 geweigerd koffie te leveren. De kantonrechter stelt vast dat de facturen met de nummers 32042345 en 15013486 betrekking hebben op de periode voor 2014, zodat [gedaagde] betaling van deze facturen niet om die reden kan achterhouden.
Voor zover zij mocht bedoelen dat zij de betaling van deze facturen ook mocht opschorten vanwege de stelling dat [eiseres] niet aan haar onderhoudsverplichtingen heeft voldaan, gaat dit verweer op grond van dat wat hiervoor 4.3. en 4.5. is overwogen evenmin op.
Dat leidt ertoe dat [gedaagde] deze facturen (in totaal € 3.378,75 inclusief btw) moet betalen.
4.7.
De factuur met nummer 15013487 heeft deels betrekking op de periode waarvan [gedaagde] stelt dat [eiseres] weigerde koffie te leveren. De factuur met nummer 15036161 heeft daar helemaal betrekking op.
[eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde] wel degelijk koffie kon bestellen, mits zij de koffie onmiddellijk betaalde. Dat is in de praktijk ook gebeurd, aldus [eiseres] . Vanwege de openstaande facturen heeft zij alleen geweigerd achteraf te factureren; zij wilde boter bij de vis. Tijdens de zitting is namens [gedaagde] desgevraagd erkend dat zij alle koffie die zij wilde bestellen ook kon bestellen, mits meteen werd betaald in plaats van achteraf. Gelet op deze erkenning is zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet in te zien waarom [eiseres] heeft verhinderd dat [gedaagde] de minimum hoeveelheid koffie kon afnemen. Dat betekent dat zij de facturen met de nummers 15013487 en 15036161 ook moet betalen.
4.8.
Op grond van het voorgaande is [gedaagde] gehouden alle facturen te betalen. Deze sluiten op € 13.864,78 (inclusief btw). De vorderingen zullen in zoverre worden toegewezen.
4.9.
[eiseres] heeft primair de wettelijke handelsrente vanaf 24 maart 2016 gevorderd. Deze rente is van toepassing, omdat [gedaagde] een onderneming drijft. De vordering tot betaling van de handelsrente zal als niet weersproken worden toegewezen.
4.10.
[eiseres] vordert buitengerechtelijke incassokosten van € 500,-. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is minder dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genoemde maximum tarief en zal worden toegewezen.
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 80,77
- griffierecht € 941,00
- salaris gemachtigde €
600,00(2 punten x tarief € 300,00)
Totaal € 1.621,77

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 13.864,78 ten titel van nakoming, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek vanaf 24 maart 2016 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 500,-,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.621,77, waarin begrepen € 600,- aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.