Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van 28 april 2017;
- de schriftelijke reactie van mr. M. Wolfrat van 9 mei 2017;
- de schriftelijke reactie van verzoeker van 10 mei 2017.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 2 juni 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M. Wolfrat, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 28 april 2017 en was gericht tegen de rechterlijke onpartijdigheid. De verzoeker stelde dat de rechter door haar handelen de mogelijkheid bood aan de gemachtigde van de verweerder, mevrouw [A], om haar standpunt te repareren, wat volgens de verzoeker een gebrek aan onpartijdigheid zou inhouden.
De wrakingskamer heeft de procedure en de ingediende stukken beoordeeld, waaronder de schriftelijke reacties van zowel de verzoeker als de gewraakte rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om verweerder de gelegenheid te geven zijn standpunt kenbaar te maken, een processuele beslissing was en geen aanwijzing gaf voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond vormt voor wraking, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die wijzen op vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in dezelfde zaak niet in behandeling zal worden genomen, aangezien dit als misbruik van het wrakingsmiddel werd gekwalificeerd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.