ECLI:NL:RBMNE:2017:2854

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
UTR 16 /4552
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Wmo

In deze zaak heeft eiseres, die lijdt aan scoliose en te maken heeft gehad met huiselijk geweld, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een bed en een bank. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen afgewezen, omdat de gevraagde voorzieningen als algemeen gebruikelijk werden beschouwd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college zijn onderzoeksplicht niet heeft geschonden en dat er geen noodzaak was voor een medisch onderzoek, aangezien eiseres niet had aangegeven dat zij specifieke aanpassingen nodig had voor de meubels. De rechtbank oordeelt dat de verzoeken van eiseres niet verder strekten dan de aanvraag voor een goed bed en een goede bank. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat zij recht heeft op de gevraagde voorzieningen. De uitspraak is gedaan op 15 mei 2017 door rechter M. Wolfrat, in aanwezigheid van griffier N.R. Hoogenberk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/4552

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.W.F.M. Wohlgemuth Kitslaar),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo) in aanmerking te komen voor een woonvoorziening, zijnde een bed en een bank, afgewezen.
Bij besluit van 30 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiseres heeft scoliose. Zij is doorverwezen naar revalidatiecentrum De Trappenberg en uit een brief van De Trappenberg van 28 oktober 2015 blijkt dat zij geïndiceerd is voor een poliklinische revalidatiebehandeling van achttien weken.
1.2.
Eiseres heeft wegens huiselijk geweld een urgentieverklaring voor een woning gekregen. Zij heeft bijzondere bijstand ontvangen voor woninginrichting tot een bedrag van € 5.662,- .
1.3.
Per brief op 21 april 2016 heeft eiseres zich gewend tot verweerder met het verzoek haar op grond van de Wmo te compenseren. Zij stelt een goed bed en een goede bank nodig te hebben. De meubels heeft zij vanwege haar gezondheidsklachten nodig om zo te kunnen rusten zodat haar gezondheid niet verslechterd.
1.4.
Op 19 mei 2016 heeft een gesprek met eiseres plaatsgevonden naar aanleiding van haar brief van 21 april 2016. In het gespreksverslag van 14 juni 2016 staat – voor zover van belang en samengevat – dat tijdens het gesprek niet is gebleken dat het bed en de bank bijzondere meubels zijn. Aan eiseres is verteld dat zij dit met het reeds ontvangen budget vanuit de bijstand kan bekostigen omdat de meubelen algemeen gebruikelijk zijn. Verder is blijkens het gespreksverslag gezegd dat als er een bijzonder matras nodig is, wat niet algemeen gebruikelijk is, zoals een antidecubitus matras, eiseres een beroep kan doen op de Zorgverzekeringswet. Eiseres is verteld dat het mogelijk is een aanvraag in te dienen. Uit het verslag volgt dat eiseres heeft gezegd dat dit niet hoeft.
1.5.
Verweerder heeft hetgeen tijdens het gesprek op 19 mei 2016 is besproken vermeld in een brief van 16 juni 2016. Eiseres heeft op 11 juli 2016 bezwaar gemaakt tegen deze brief.
1.6.
Op 28 juli 2016 heeft eiseres het aanvraagformulier ‘Aanvraag Wmo en Jeugdwet’ ondertekend en een aanvraag ingediend voor een woonkostenvoorziening, te weten een driezitsbank en een hard matras met zachte topping. Op dezelfde dag heeft met eiseres een gesprek plaatsgevonden.
1.7.
Verweerder heeft bij het primaire besluit deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres het bezwaar gericht tegen de brief van 16 juni 2016 ingetrokken.
2. Verweerder heeft het primaire besluit bij het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo en artikel 1, aanhef en tweede lid en artikel 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Huizen 2015, op het standpunt gesteld dat voor zover geen aangepast bed of aangepaste bank nodig is, deze voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn. Onder eigen oplossingen wordt ook de aanschaf van algemeen gebruikelijke voorzieningen verstaan. De aanschaf van algemeen gebruikelijke voorzieningen wordt daarmee geschaard onder het begrip ‘eigen kracht’. Voor zover een aangepast bed noodzakelijk zou zijn kan eiseres een beroep doen op de Zorgverzekeringswet. Een beroep doen op andere wetten wordt ook geschaard onder het begrip ‘eigen kracht’. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om medisch advies in te winnen. Eiseres heeft tijdens de gesprekken niet aangegeven dat zij om medische redenen behoefte heeft aan een speciaal of aangepast bed, dat afwijkt van een algemeen gebruikelijk bed. Wat betreft de bank geldt hetzelfde. Eiseres heeft zelf aangegeven dat een goede bank en goed bed volstaan.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet alleen gevraagd heeft om een adequate bank en een bed maar meer in het algemeen om haar te compenseren. Eiseres heeft niet alleen problemen met zitten en liggen maar ook met bijvoorbeeld til- en andere werkzaamheden in de woning en met haar kind. Wat voor compensatie in aanmerking komt kan slechts duidelijk worden na een medisch onderzoek door een deskundig arts. Verweerder heeft ten onrechte dit onderzoek achterwege gelaten. Eiseres hoeft geen rapportage in te dienen om de juistheid van haar stellingen te onderbouwen.
4. Artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat het college, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot het achtste lid.
Ingevolge artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo onderzoekt het college, voor zover hier van belang:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht, of met gebruikelijke hulp, zijn zelfredzaamheid te verbeteren;
(…).
5. De rechtbank overweegt dat uit artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo volgt dat verweerder, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan onderzoek moet doen naar – voor zover hier van belang – de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de degene die om ondersteuning vraagt, naar diens mogelijkheden om op eigen kracht, of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren en naar de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo. Op verweerder rust dan ook de verantwoordelijkheid om, in samenspraak met degene die om hulp op grond van de Wmo verzoekt, aan de hand van zorgvuldig onderzoek in kaart te brengen waar de hulpvraag van betrokkene op ziet, om zo te kunnen vaststellen welke ondersteuning aan iemand moet worden geboden.
6. De rechtbank stelt vast dat naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 21 april 2016 om haar op grond van de Wmo te compenseren met eiseres op 19 mei 2016 een gesprek heeft plaatsgevonden. Uit de brief van 21 april 2016 en uit het verslag van het gesprek van 19 mei 2016 blijkt dat eiseres verzoekt om op grond van de Wmo in aanmerking te komen voor een goed bed en een goede bank. In de schriftelijke Wmo-aanvraag, die aan de onderhavige procedure ten grondslag ligt en die eiseres op 28 juli 2016 heeft ingediend, vraagt eiseres om min of meer dezelfde woonvoorziening, te weten een driezitsbank en een hard matras met zachte topping. Tijdens een gesprek met eiseres op 28 juli 2016 is gebleken dat eiseres inmiddels een regulier bed heeft gekocht. Wat betreft de bank, die zij nog niet heeft aangeschaft, bleek tijdens dit gesprek dat er verder geen bijzonderheden zijn en dat een twee- of driezitsbank voldoende is.
7. De rechtbank is van oordeel dat gezien hetgeen hiervoor is vastgesteld, verweerder niet te kort is geschoten in zijn onderzoeksplicht naar de behoefte van eiseres aan een maatwerkvoorziening. Uit de brief van 21 april 2016, uit de met eiseres gevoerde gesprekken noch uit de nadien gedane schriftelijke aanvraag blijkt dat het verzoek om compensatie van eiseres verder strekt dan een goed bed en een goede bank. De stelling dat eiseres niet alleen heeft gevraagd om een adequate bank en een bed maar meer in het algemeen om haar te compenseren, onderschrijft de rechtbank dan ook niet. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het aanvraagformulier dat eiseres op 28 juli 2016 heeft ondertekend, ook de mogelijkheid biedt om andere Wmo-voorzieningen aan te vragen, zoals hulp in de huishouding en bepaalde vervoersvoorzieningen. Eiseres heeft op het aanvraagformulier niet aangegeven dat zij op deze gebieden ook knelpunten of beperkingen ondervindt. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om de thans in geding zijnde aanvraag van 28 juli 2016 ruimer op te vatten dan de door eiseres gevraagde woonvoorziening. Ter zitting heeft verweerder in dit verband nog toegelicht dat als eiseres had aangegeven bijvoorbeeld hulp bij het huishouden nodig te hebben, verweerder hier eveneens naar had gekeken. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat in het bestreden besluit aan eiseres is meegegeven dat als na afronding van het revalidatietraject blijkt dat zij is aangewezen op bepaalde maatwerkvoorzieningen ingevolge de Wmo, zij zich hiervoor uiteraard weer tot verweerder kan wenden. De stelling van eiseres dat slechts door middel van een medisch onderzoek duidelijk kan worden wat voor wat voor compensatie op grond van de Wmo in aanmerking komt, onderschrijft de rechtbank niet. De onderzoeksplicht van verweerder strekt naar het oordeel van de rechtbank niet zo ver dat naar aanleiding van een melding/aanvraag op grond van de Wmo, dus los van de concrete inhoud van een hulpvraag, altijd medisch onderzoek moet worden verricht om in kaart te kunnen brengen wat voor compensatie op grond van de Wmo in aanmerking zou kunnen komen.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder evenmin aanleiding hoefde te zien om voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit dan wel het bestreden besluit een medisch onderzoek te laten doen om te bezien of eiseres een aangepast bed of een aangepast bank nodig heeft. Daarbij is van belang dat in het verslag van het gesprek op 19 mei 2016 staat dat eiseres heeft gezegd dat zij een goed bed en een goede bank moet hebben waarop zij kan rusten en dat de bank minimaal 1.70m lang moet zijn. Tijdens dit gesprek is dus niet gebleken dat eiseres een aangepast bed of een aangepaste bank nodig heeft. Bovendien is tijdens het gesprek met eiseres op 28 juli 2016 gebleken dat zijn inmiddels een regulier bed heeft gekocht. Tijdens dit gesprek heeft eiseres niet aangegeven dat dit bed, een boxspring met een hard pocketmatras en een zachte topper, niet voldoet. Wat betreft de bank is tijdens dit gesprek gebleken dat er geen bijzonderheden zijn en dat een twee- of driezitsbank voldoende is. In bezwaar en in beroep heeft eiseres weliswaar gesteld dat het bed niet voldoet, maar eiseres heeft deze stelling niet nader geconcretiseerd en ook niet met een begin van bewijs onderbouwd, door bijvoorbeeld een brief van de huisarts of revalidatiearts. Eiseres heeft evenmin nader geconcretiseerd waarom een reguliere bank om op te rusten niet voldoet en aan welke eisen volgens haar een aangepaste bank zou moeten voldoen. Voor zover eiseres heeft verklaard dat zij ook problemen heeft met bijvoorbeeld til- en andere werkzaamheden in de woning en met haar kind, stelt de rechtbank vast dat zij dit pas in beroep naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft hiermee bij het nemen van het bestreden besluit dan ook geen rekening kunnen houden. Zoals hiervoor al is vastgesteld staat het eiseres vrij om een nieuwe Wmo-aanvraag te doen waarbij zij kan aangeven welke knelpunten en beperkingen zijn in dit verband ondervindt. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op wat hiervoor is vastgesteld en overwogen is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Wolfrat, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 mei 2017.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.