4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de zaken tegen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] moet de rechtbank beoordelen of op basis van de feiten die zijn komen vast te staan, de vraag beantwoord kan worden of verdachten betrokken zijn geweest bij het neerschieten van het slachtoffer en zo ja, hoe dit strafrechtelijk moet worden geduid.
De verdachte en de medeverdachte hebben zich volledig op hun zwijgrecht beroepen.
Feiten
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende – zakelijk en kort weergegeven - feiten.
Op 19 september 2015 omstreeks 21:49 uur vond er op de parkeerplaats bij het restaurant ‘Autogrill De Meern’ gelegen aan de Meerndijk 59 te De Meern een gewelddadig schietincident plaats. Door het vuurwapengeweld kwam de bestuurder van een aldaar geparkeerde auto, een witte Fiat 500 voorzien van kenteken [kenteken] , om het leven. Het slachtoffer bleek later [slachtoffer] te zijn.
Uit de verklaringen van getuigen bleek dat iemand aan de bestuurderszijde van de Fiat meerdere schoten op die auto en bestuurder heeft gelost en vervolgens als passagier in een auto met gierende banden is weggereden.
Uit het rapport van de arts en de patholoog bleek dat er sprake was van 16 perforaties en huiddefecten en dat de hersenen ernstig beschadigd waren. Het overlijden werd als gevolg van daardoor opgetreden hersenfunctieverlies zonder meer verklaard.
Op de bodemplaat van de auto van het slachtoffer werd aan de bestuurderskant een baken aangetroffen met een gps-tracker. Het baken zat in een verpakking die met magneten aan auto bevestigd was. Aan de buitenkant van die verpakking, aan de kant van de magneten, werd door het NFI een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. Het celmateriaal kon afkomstig zijn van de verdachte [verdachte] . Het NFI heeft bij verder onderzoek twee hypotheses gehanteerd . Hypothese I: ‘de bemonstering bevat celmateriaal van medeverdachte [verdachte] en twee willekeurig gekozen personen.’ Hypothese II: ‘de bemonstering bevat celmateriaal van drie willekeurig gekozen personen.’ De verkregen resultaten van het DNA-onderzoek zijn onder hypothese I tussen de 10.000 en 1.000.000 maal waarschijnlijker dan onder hypothese II.
Door de recherche werd onderzoek gedaan naar het baken. Uit dit onderzoek bleek dat de eigenaar van de tracker deze heeft geregistreerd met een emailadres ( [email] @hotmail.com) dat voor de eerste keer geregistreerd is op 12 augustus 2015 om 22.00:37 uur en voor het laatst is ingelogd op zaterdag 19 september om 20.19.22 uur. De simkaart van het baken werd uitgelezen. De baken- en locatiegegevens werden opgevraagd.
In de auto tussen de benen van het slachtoffer werden twee telefoons aangetroffen. Eén van de telefoons was een Encrypted BlackBerry (PGP). Het telefoonnummer van deze PGP telefoon eindigt op * [telefoonnummer] . Vastgesteld werd wat het emailadres van het slachtoffer was en dat het slachtoffer onder andere contact had met een emailadres met daaraan gekoppeld de naam ‘ [naam] ’ en een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Bij het uitlezen van de telefoon bleek dat het slachtoffer op 17 september 2015 had afgesproken met ‘ [naam] ’ bij de Macdonalds in Rijswijk. Uit de opgevraagde camerabeelden bleek dat het slachtoffer met twee andere personen te zien is. Medeverdachte [medeverdachte] herkende zichzelf op deze camerabeelden, die bij Opsporing Verzocht getoond zijn, en heeft zich vervolgens bij de politie gemeld.
Bij de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte] werd een iPhone aangetroffen met een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Door de partner van medeverdachte [medeverdachte] , [B] , werd bevestigd dat dit het telefoonnummer was van medeverdachte [medeverdachte] . Uit het onderzoek is gebleken dat de nummers [telefoonnummer] (PGP) en [telefoonnummer] zich tegelijk verplaatsten en het vaakst een mast aanstraalden gelegen in de omgeving van de verblijfplaats van medeverdachte [medeverdachte] .
In de BlackBerry PGP van het slachtoffer bevond zich ook een emailadres met als gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. Uit de e-mails was op te maken dat ‘ [gebruikersnaam] ’ en ‘ [naam] ’ kennelijk vader en zoon betreffen. Uit de vergelijking van de historische telecomgegevens van het emailadres en de telecomgegevens is gebleken dat het nummer van ‘ [gebruikersnaam] ’ eindigt op * [telefoonnummer] . Dit nummer staan op naam van het bedrijf [bedrijf] BV, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Dit bedrijf is van [C] , de vader van verdachte [medeverdachte] .
Op grond van bovenstaande feiten stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] ‘ [naam] ’ is.
Uit de gesprekken van BlackBerry PGP bleek dat er twaalf afspraken voor ontmoetingen zijn gemaakt tussen ‘ [naam] ’ en het slachtoffer. De laatste ontmoeting vond plaats op 19 september 2015, vlak voordat het slachtoffer werd doodgeschoten.
Het gesprek tussen ‘ [naam] ’ en het slachtoffer verliep die dag als volgt:
[naam] 17:29 u.: K ga me chauf bellen om die pap te pakken ha hem nog niet gehoord.
[slachtoffer] 17:32 uur: Ok bro want ik moet m gladstrijken en dan nieuwe pakken zo ik zit alleen op jouw te wachten
[naam] 18:09 uur: Sorry voor de vertraging bro , hij kan om 9 uur bij de meern zijn want hij is in utrecht blijven pitten , hij is met die engelsman hij wilt waarschijnlijk gaan kopen maar sla even spijkers op koppen met hem en bespreek ook als jij wilt mee etten , k ben hele dag al met schoonfamilie anders was k zelf gekomen, k stuur je zo even zijn mail door van mijn chauff excuses. Daarom was beter gelijk gister aanpakken hij was snel klaar.
[slachtoffer] 18:11 uur: 9 uur is te laar bro. Ik krijg scheve gezichten bij. Mijn mensen kan t niet eerder aub. zo. Gaan ze mij ook vertragen begrijp je. Ik was gisteren niet alleen daarom zei ik je ben je vroeg bereikbaar? Laat m eerder komen dit brengt mij in een kut positie begrijp je?
[naam] 18:12 uur: Ok k ga hem even pushen k snap
(…)
[slachtoffer] 19: 00 uur: Heb je die jongen nog gesproken Bro?
[naam] 19:21 uur: broer die chauf kan pas 9 uur daar zijn sorry bro geef hem maar op ze kop gaat van ze salaris af excuus.
[slachtoffer] 20:06 uur: zeg maar kwart v 10 bro ga nu pap. Afgeven aan die gasten
(…)
[naam] 21:18 uur: Hij is er bijna bro
[slachtoffer] 21:24 uur: Kwart v 10 ben ik daar bro
[slachtoffer] 21:42 uur: 1 min bro
[slachtoffer] 21:45 uur: Ben er bro
[slachtoffer] 21:47uur: ??
Om 21:49 uur werd het slachtoffer doodgeschoten. Het telefoonnummer van “ [naam] ” is daarna niet meer gebruikt.
Ook het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] is onderzocht. Uit de opgevraagde historische verkeersgegevens telefonie over de periode 14 juni 2015 tot en met 14 december 2015 bleek dat dit nummer in gebruik is genomen op 27 juli 2015 en voor het laatst is gebruikt op 19 september 2015. De historische verkeersgegevens van het nummer * [telefoonnummer] zijn geanalyseerd. Hieruit bleek dat van de elf meest voorkomende contacten, tien gebruikers zijn vastgesteld. Al deze tien gebruikers hebben een persoonlijke relatie met verdachte [verdachte] . Er was vaak contact met het nummer eindigend op * [telefoonnummer] , dat in gebruik was bij [C] .
Op 3, 5, 6, 8, 10, 11, 12, 17, 18 (twee keer) en 19 september 2015 vonden ontmoetingen plaats tussen het slachtoffer, ‘ [naam] ’, zijn chauffeur, mannetje of werker. Van alle ontmoetingen zijn de bakengegevens, de PGP telefoongegevens, de gegevens behorende bij de gewone telefoons en de ARS verkeersregistratiegegevens met elkaar vergeleken. Uit deze gegevens is gebleken dat op 3 september 2015 het baken is geplaatst. Er vindt dan een afspraak plaats bij de Tulip Inn in Leiderdorp. Uit de aangestraalde telefoonmasten blijkt dat beide nummers die te linken zijn aan medeverdachte [medeverdachte] , het telefoonnummer van verdachte [verdachte] en de BlackBerry van het slachtoffer op die dag dezelfde telefoonmast hebben aangestraald. Het baken is daar ook geweest en gaat daarna naar het adres in Rijswijk, dat te linken is aan het slachtoffer.
Op 10 september stuurt ‘ [naam] ’ zijn chauffeur naar ‘El Mamma’ Rijswijk. De telefoon van verdachte [verdachte] straalt dan een mast aan op de Laan van Oversteen in Rijswijk.
Op 12 september 2015 is het baken in Aalsmeerderbrug en wordt deze opgeladen. In Aalsmeerderbrug woont [D] , een vriendin van verdachte [verdachte] .
Vervolgens maakte ‘ [naam] ’ op 12 september 2015 een afspraak met het slachtoffer. Het slachtoffer vraagt dan of ‘de werker’ komt. Volgens de vriendin van verdachte [verdachte] , [E] , werkte verdachte [verdachte] in de periode van augustus 2015 tot en met oktober 205 in de bouw en droeg hij een bij dat werk passend pak met allemaal zakken.
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde feiten vast dat verdachte [verdachte] degene is geweest die meerdere keren voor medeverdachte [medeverdachte] /’ [naam] ’ naar een afspraak is gereden, betrokken is geweest bij het plaatsen van het baken en dat ook heeft opgeladen.
Beoordeling
Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat het dossier geen bewijs bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld wie de schutter was.
Medeplegen
Een bewezenverklaring voor het primair ten laste gelegde kan volgen indien kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met andere(n), gericht op de beschieting van het slachtoffer, aan welke beschieting de verdachte substantieel heeft bijgedragen. Daarvoor is niet vereist dat de verdachte daadwerkelijk uitvoerder was.
De intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, zijn aanwijzingen voor een dergelijke nauwe samenwerking.
Afwezigheid bij de uitvoering sluit een nauwe samenwerking overigens niet uit, bijvoorbeeld als men vooraf bij de planning en/of de organisatie betrokken is, mits die betrokkenheid voldoende intensief en daadgericht is. Het gaat er om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict en dat zijn opzet ook gericht was op dat delict.
De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat op de grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat, door het maken van afspraken met [slachtoffer] , het plaatsen van een baken onder de auto van [slachtoffer] en het maken van de afspraak op 19 september 2015, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een substantiële en daadgerichte bijdrage hebben geleverd aan de moord op [slachtoffer] . Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] met hun handelingen een bijdrage hebben geleverd aan de dood van [slachtoffer] noch dat zij daartoe de opzet hebben gehad.
Gebleken is dat er afspraken werden gemaakt en ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte] , zijn chauffeur/mannetje/werker en [slachtoffer] , waarbij het baken onder de auto van [slachtoffer] is geplaatst. Dat de verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] daarbij en vervolgens met anderen informatie hebben uitgewisseld die heeft bijgedragen aan de uitvoering van de daadwerkelijke beschieting is echter een aanname, waarvoor het dossier geen bewijs biedt. De vaststelling dat medeverdachte [medeverdachte] een afspraak maakt met [slachtoffer] op 19 september 2015 bij ‘Autogrill De Meern’, de plek waar [slachtoffer] beschoten werd, en vlak voor de aanslag niet meer reageert op de berichten van [slachtoffer] , maakt dat niet anders, hoezeer het ook vreemd blijft dat de PGP-telefoon van medeverdachte [medeverdachte] en de telefoon van verdachte [verdachte] na de aanslag nooit meer in gebruik worden genomen.
Op het baken, dat onder de auto van [slachtoffer] was aangebracht, werd voor het laatst ingelogd op 19 september 2015 om 20.19.22 uur. Dat is ongeveer anderhalf uur voor de aanslag. Daarna is het slachtoffer niet meer gevolgd. Uit het dossier is gebleken dat het baken op 3 september 2015 geplaatst is, vervolgens op 12 september 2015 verwijderd is om vervolgens op 14 september 2015 weer geplaatst te worden. Uit het dossier is niet gebleken wie het baken heeft uitgelezen en of de verdachten degenen waren die over die informatie beschikten. Onduidelijk is daarom gebleven of het baken daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de beschieting, maar ook of het baken met dat doel was aangebracht.
Ook indien er in de kringen rond [slachtoffer] (waartoe de verdachte en de medeverdachte kennelijk op enige manier deel van uitmaken) een motief kan worden gevonden voor deze aanslag, blijft het noodzakelijk voor een bewezenverklaring dat feitelijke vaststellingen gedaan kunnen worden over de rol van verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] bij de aanslag. Op grond van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal kan evenwel niet worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] contact hadden met de nog onbekend gebleven schutter. Uit de bekende PGP-gesprekken van medeverdachte [medeverdachte] blijkt niets van een mogelijke opdrachtgever, een motief, de wijze waarop de moord gepland is en wie daar allemaal betrokken bij zijn geweest. Zonder die vaststellingen kan niet de conclusie worden getrokken dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] een substantiële bijdrage hebben geleverd aan de beschieting van het slachtoffer.
Zwijgrecht
De omstandigheid dat de verdachten zich op hun zwijgrecht hebben beroepen, draagt in dit geval ook niet bij aan het bewijs. De rechtbank is - met de verdediging - van oordeel dat het zwijgen enkel in de bewijsoverwegingen kan worden betrokken, indien de verdachte voor een voor hem bezwarende, voor het bewijs redengevende omstandigheid geen redelijke verklaring geeft, die deze redengevendheid ontzenuwt. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak echter, gelet op alles dat hiervoor is overwogen, geen sprake van omstandigheden die zozeer redengevend zijn te achten voor het bewijs van hetgeen de verdachte wordt verweten, dat het zwijgen wegens gebrek aan uitleg bij het bewijs kan worden betrokken.
Op grond van deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van de poging tot moord niet bewezen kan worden geacht en dat voor dit feit dus vrijspraak dient te volgen.
Medeplichtigheid
Een bewezenverklaring voor het subsidiair ten laste gelegde kan volgen indien iemand hulp verleent bij een misdrijf dat door een ander wordt begaan. De medeplichtige is behulpzaam tijdens of voorafgaand aan het misdrijf. De medeplichtige moet opzet hebben op zijn eigen bijdrage en op het misdrijf dat hij ondersteunt en hij moet daadwerkelijk hulp hebben verleend.
Nu op de gronden zoals hierover overwogen niet kan worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] daadwerkelijk een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de moord op het slachtoffer noch dat hij met zijn handelingen daartoe de opzet heeft gehad, dient ook vrijspraak te volgen voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord. Het enkele feit dat verdachte [verdachte] gekoppeld kan worden aan het baken en aanwezig is geweest bij bepaalde ontmoetingen, maakt niet dat anders.