ECLI:NL:RBMNE:2017:2823

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
16/705058-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in liquidatiezaak Aziz Anzi wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid

Op 14 juni 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen twee verdachten, een 27-jarige en een 31-jarige man, die beschuldigd werden van betrokkenheid bij de liquidatie van Aziz Anzi op 19 september 2015 in De Meern. De rechtbank heeft beide verdachten vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij een gerichte bijdrage hebben geleverd aan de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachten nauw samenwerkten met de schutter of dat zij op enige wijze betrokken waren bij de uitvoering van de liquidatie.

Het slachtoffer, Aziz Anzi, werd op een parkeerplaats onder vuur genomen door een onbekende schutter. Onder zijn auto werd een gps-tracker aangetroffen, en er waren aanwijzingen dat de verdachten afspraken met Anzi hadden gemaakt. De rechtbank oordeelt echter dat het dossier geen bewijs biedt voor de aanname dat de verdachten informatie met anderen hebben uitgewisseld die heeft bijgedragen aan de uitvoering van de beschieting. De rechtbank benadrukt dat de verdachten zich op hun zwijgrecht hebben beroepen en dat dit niet kan bijdragen aan het bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rol van de verdachten in de voorbereiding en uitvoering van de liquidatie niet substantieel genoeg was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft daarom zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen geacht en heeft vrijspraak uitgesproken. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705058-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 juni 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op de zittingen van 11 januari, 16 maart, 24 mei 2017 en 7 juni 2017. De verdachte is telkens in persoon verschenen en heeft zich steeds laten bijstaan door mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Zeilstra en van hetgeen de raadsman namens verdachte, alsmede hetgeen mr. F. ten Berge en mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is op de zitting van 16 maart 2017 gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:op 19 september 2015 te De Meern samen in vereniging met anderen [slachtoffer] heeft vermoord;
Subsidiair:op 19 september 2015 te De Meern opzettelijke behulpzaam is geweest bij de moord op [slachtoffer] door met een BlackBerry PGP afspraken met [slachtoffer] te maken, ontmoetingen te laten plaatsvinden, een peilbaken onder zijn auto te plaatsen, dat peilbaken tussentijds op te laden en een afspraak te maken op 19 september 2015 op de parkeerplaats bij de Autogrill in De Meern, waardoor onbekend gebleven personen kogels op [slachtoffer] konden afvuren.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte] samen met verdachte [verdachte] het baken heeft geplaatst en medeverdachte [medeverdachte] de fatale afspraak heeft gemaakt, acht de officier van justitie daarmee hun betrokkenheid bij dit delict bewezen. Uit het dossier volgt dat verdachte [verdachte] degene is die het baken heeft geplaatst. Voorts blijkt dat hij wordt aangestuurd door medeverdachte [medeverdachte] en in de bewoordingen van medeverdachte [medeverdachte] ook een ondergeschikte rol heeft (chauffeur/werker/mannetje). Ten aanzien van hem is niet gebleken dat hij een rol heeft gehad bij het maken van afspraken en (dus) het lokken van het slachtoffer naar de plaats delict. Al met al is er onvoldoende grond om de handelingen van verdachte [verdachte] , die bij uitstek als handelingen van een medeplichtige zijn aan te merken, anders te kwalificeren dan dat. . Daarnaast hebben verdachten voor al deze feiten en omstandigheden in het geheel geen verklaring willen afleggen, terwijl het bewijs in deze zaak schreeuwt om een verklaring. Er is sprake van een situatie zoals beschreven in het arrest Murray. Het zwijgen van verdachten kan derhalve worden meegenomen voor de overtuiging dat beide verdachten de opzet op de dood van [slachtoffer] hebben De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van zowel het medeplegen als de medeplichtigheid aan de moord/doodslag dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs om verdachte aan het ten laste gelegde feit te koppelen. Daarnaast kan er geenszins uit het dossier worden afgeleid dat er sprake is geweest van het vereiste dubbele opzet op het overlijden van [slachtoffer] bij verdachte. Er is onvoldoende overtuigend bewijs dat kan leiden tot de stelling dat verdachte degene is geweest die het baken onder de auto van [slachtoffer] heeft geplakt. Er is DNA aangetroffen van drie personen en de uitkomst dat één van deze personen verdachte moet zijn is gebaseerd op aannames. Daarnaast zijn er geen getuigen, camerabeelden of anderszins objectieve bewijsmiddelen die de plaatsing kunnen vaststellen.
Voor beide deelnemingsvormen -medeplegen en medeplichtigheid - geldt dat er sprake dient te zijn van ‘dubbel opzet’, hetgeen inhoudt dat de deelnemingshandeling opzettelijk is verricht en dat de verdachte daarnaast opzet heeft op het grondfeit. De opzet op een levensdelict kan niet worden bewezen. Verdachte kan geenszins gekoppeld worden aan de daadwerkelijke liquidatie. Tevens is zijn eventuele rol in de voorbereiding te beperkt om daarmee tot de kwalificatie van medeplegen of medeplichtigheid te komen. Daarnaast merkt de verdediging op dat het zwijgen van verdachte geen rol moet en mag spelen bij de bewijsvoering en de motivering daarvan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de zaken tegen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] moet de rechtbank beoordelen of op basis van de feiten die zijn komen vast te staan, de vraag beantwoord kan worden of verdachten betrokken zijn geweest bij het neerschieten van het slachtoffer en zo ja, hoe dit strafrechtelijk moet worden geduid.
De verdachte en de medeverdachte hebben zich volledig op hun zwijgrecht beroepen.
Feiten
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende – zakelijk en kort weergegeven - feiten.
Op 19 september 2015 omstreeks 21:49 uur vond er op de parkeerplaats bij het restaurant ‘Autogrill De Meern’ gelegen aan de Meerndijk 59 te De Meern een gewelddadig schietincident plaats. Door het vuurwapengeweld kwam de bestuurder van een aldaar geparkeerde auto, een witte Fiat 500 voorzien van kenteken [kenteken] , om het leven. Het slachtoffer bleek later [slachtoffer] te zijn.
Uit de verklaringen van getuigen bleek dat iemand aan de bestuurderszijde van de Fiat meerdere schoten op die auto en bestuurder heeft gelost en vervolgens als passagier in een auto met gierende banden is weggereden.
Uit het rapport van de arts en de patholoog bleek dat er sprake was van 16 perforaties en huiddefecten en dat de hersenen ernstig beschadigd waren. Het overlijden werd als gevolg van daardoor opgetreden hersenfunctieverlies zonder meer verklaard.
Op de bodemplaat van de auto van het slachtoffer werd aan de bestuurderskant een baken aangetroffen met een gps-tracker. Het baken zat in een verpakking die met magneten aan auto bevestigd was. Aan de buitenkant van die verpakking, aan de kant van de magneten, werd door het NFI een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. Het celmateriaal kon afkomstig zijn van de verdachte [verdachte] . Het NFI heeft bij verder onderzoek twee hypotheses gehanteerd . Hypothese I: ‘de bemonstering bevat celmateriaal van medeverdachte [verdachte] en twee willekeurig gekozen personen.’ Hypothese II: ‘de bemonstering bevat celmateriaal van drie willekeurig gekozen personen.’ De verkregen resultaten van het DNA-onderzoek zijn onder hypothese I tussen de 10.000 en 1.000.000 maal waarschijnlijker dan onder hypothese II.
Door de recherche werd onderzoek gedaan naar het baken. Uit dit onderzoek bleek dat de eigenaar van de tracker deze heeft geregistreerd met een emailadres ( [email] @hotmail.com) dat voor de eerste keer geregistreerd is op 12 augustus 2015 om 22.00:37 uur en voor het laatst is ingelogd op zaterdag 19 september om 20.19.22 uur. De simkaart van het baken werd uitgelezen. De baken- en locatiegegevens werden opgevraagd.
In de auto tussen de benen van het slachtoffer werden twee telefoons aangetroffen. Eén van de telefoons was een Encrypted BlackBerry (PGP). Het telefoonnummer van deze PGP telefoon eindigt op * [telefoonnummer] . Vastgesteld werd wat het emailadres van het slachtoffer was en dat het slachtoffer onder andere contact had met een emailadres met daaraan gekoppeld de naam ‘ [naam] ’ en een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Bij het uitlezen van de telefoon bleek dat het slachtoffer op 17 september 2015 had afgesproken met ‘ [naam] ’ bij de Macdonalds in Rijswijk. Uit de opgevraagde camerabeelden bleek dat het slachtoffer met twee andere personen te zien is. Medeverdachte [medeverdachte] herkende zichzelf op deze camerabeelden, die bij Opsporing Verzocht getoond zijn, en heeft zich vervolgens bij de politie gemeld.
Bij de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte] werd een iPhone aangetroffen met een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Door de partner van medeverdachte [medeverdachte] , [B] , werd bevestigd dat dit het telefoonnummer was van medeverdachte [medeverdachte] . Uit het onderzoek is gebleken dat de nummers [telefoonnummer] (PGP) en [telefoonnummer] zich tegelijk verplaatsten en het vaakst een mast aanstraalden gelegen in de omgeving van de verblijfplaats van medeverdachte [medeverdachte] .
In de BlackBerry PGP van het slachtoffer bevond zich ook een emailadres met als gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. Uit de e-mails was op te maken dat ‘ [gebruikersnaam] ’ en ‘ [naam] ’ kennelijk vader en zoon betreffen. Uit de vergelijking van de historische telecomgegevens van het emailadres en de telecomgegevens is gebleken dat het nummer van ‘ [gebruikersnaam] ’ eindigt op * [telefoonnummer] . Dit nummer staan op naam van het bedrijf [bedrijf] BV, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Dit bedrijf is van [C] , de vader van verdachte [medeverdachte] .
Op grond van bovenstaande feiten stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] ‘ [naam] ’ is.
Uit de gesprekken van BlackBerry PGP bleek dat er twaalf afspraken voor ontmoetingen zijn gemaakt tussen ‘ [naam] ’ en het slachtoffer. De laatste ontmoeting vond plaats op 19 september 2015, vlak voordat het slachtoffer werd doodgeschoten.
Het gesprek tussen ‘ [naam] ’ en het slachtoffer verliep die dag als volgt:
[naam] 17:29 u.: K ga me chauf bellen om die pap te pakken ha hem nog niet gehoord.
[slachtoffer] 17:32 uur: Ok bro want ik moet m gladstrijken en dan nieuwe pakken zo ik zit alleen op jouw te wachten
[naam] 18:09 uur: Sorry voor de vertraging bro , hij kan om 9 uur bij de meern zijn want hij is in utrecht blijven pitten , hij is met die engelsman hij wilt waarschijnlijk gaan kopen maar sla even spijkers op koppen met hem en bespreek ook als jij wilt mee etten , k ben hele dag al met schoonfamilie anders was k zelf gekomen, k stuur je zo even zijn mail door van mijn chauff excuses. Daarom was beter gelijk gister aanpakken hij was snel klaar.
[slachtoffer] 18:11 uur: 9 uur is te laar bro. Ik krijg scheve gezichten bij. Mijn mensen kan t niet eerder aub. zo. Gaan ze mij ook vertragen begrijp je. Ik was gisteren niet alleen daarom zei ik je ben je vroeg bereikbaar? Laat m eerder komen dit brengt mij in een kut positie begrijp je?
[naam] 18:12 uur: Ok k ga hem even pushen k snap
(…)
[slachtoffer] 19: 00 uur: Heb je die jongen nog gesproken Bro?
[naam] 19:21 uur: broer die chauf kan pas 9 uur daar zijn sorry bro geef hem maar op ze kop gaat van ze salaris af excuus.
[slachtoffer] 20:06 uur: zeg maar kwart v 10 bro ga nu pap. Afgeven aan die gasten
(…)
[naam] 21:18 uur: Hij is er bijna bro
[slachtoffer] 21:24 uur: Kwart v 10 ben ik daar bro
[slachtoffer] 21:42 uur: 1 min bro
[slachtoffer] 21:45 uur: Ben er bro
[slachtoffer] 21:47uur: ??
Om 21:49 uur werd het slachtoffer doodgeschoten. Het telefoonnummer van “ [naam] ” is daarna niet meer gebruikt.
Ook het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] is onderzocht. Uit de opgevraagde historische verkeersgegevens telefonie over de periode 14 juni 2015 tot en met 14 december 2015 bleek dat dit nummer in gebruik is genomen op 27 juli 2015 en voor het laatst is gebruikt op 19 september 2015. De historische verkeersgegevens van het nummer * [telefoonnummer] zijn geanalyseerd. Hieruit bleek dat van de elf meest voorkomende contacten, tien gebruikers zijn vastgesteld. Al deze tien gebruikers hebben een persoonlijke relatie met verdachte [verdachte] . Er was vaak contact met het nummer eindigend op * [telefoonnummer] , dat in gebruik was bij [C] .
Op 3, 5, 6, 8, 10, 11, 12, 17, 18 (twee keer) en 19 september 2015 vonden ontmoetingen plaats tussen het slachtoffer, ‘ [naam] ’, zijn chauffeur, mannetje of werker. Van alle ontmoetingen zijn de bakengegevens, de PGP telefoongegevens, de gegevens behorende bij de gewone telefoons en de ARS verkeersregistratiegegevens met elkaar vergeleken. Uit deze gegevens is gebleken dat op 3 september 2015 het baken is geplaatst. Er vindt dan een afspraak plaats bij de Tulip Inn in Leiderdorp. Uit de aangestraalde telefoonmasten blijkt dat beide nummers die te linken zijn aan medeverdachte [medeverdachte] , het telefoonnummer van verdachte [verdachte] en de BlackBerry van het slachtoffer op die dag dezelfde telefoonmast hebben aangestraald. Het baken is daar ook geweest en gaat daarna naar het adres in Rijswijk, dat te linken is aan het slachtoffer.
Op 10 september stuurt ‘ [naam] ’ zijn chauffeur naar ‘El Mamma’ Rijswijk. De telefoon van verdachte [verdachte] straalt dan een mast aan op de Laan van Oversteen in Rijswijk.
Op 12 september 2015 is het baken in Aalsmeerderbrug en wordt deze opgeladen. In Aalsmeerderbrug woont [D] , een vriendin van verdachte [verdachte] .
Vervolgens maakte ‘ [naam] ’ op 12 september 2015 een afspraak met het slachtoffer. Het slachtoffer vraagt dan of ‘de werker’ komt. Volgens de vriendin van verdachte [verdachte] , [E] , werkte verdachte [verdachte] in de periode van augustus 2015 tot en met oktober 205 in de bouw en droeg hij een bij dat werk passend pak met allemaal zakken.
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde feiten vast dat verdachte [verdachte] degene is geweest die meerdere keren voor medeverdachte [medeverdachte] /’ [naam] ’ naar een afspraak is gereden, betrokken is geweest bij het plaatsen van het baken en dat ook heeft opgeladen.
Beoordeling
Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat het dossier geen bewijs bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld wie de schutter was.
Medeplegen
Een bewezenverklaring voor het primair ten laste gelegde kan volgen indien kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met andere(n), gericht op de beschieting van het slachtoffer, aan welke beschieting de verdachte substantieel heeft bijgedragen. Daarvoor is niet vereist dat de verdachte daadwerkelijk uitvoerder was.
De intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, zijn aanwijzingen voor een dergelijke nauwe samenwerking.
Afwezigheid bij de uitvoering sluit een nauwe samenwerking overigens niet uit, bijvoorbeeld als men vooraf bij de planning en/of de organisatie betrokken is, mits die betrokkenheid voldoende intensief en daadgericht is. Het gaat er om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict en dat zijn opzet ook gericht was op dat delict.
De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat op de grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat, door het maken van afspraken met [slachtoffer] , het plaatsen van een baken onder de auto van [slachtoffer] en het maken van de afspraak op 19 september 2015, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een substantiële en daadgerichte bijdrage hebben geleverd aan de moord op [slachtoffer] . Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] met hun handelingen een bijdrage hebben geleverd aan de dood van [slachtoffer] noch dat zij daartoe de opzet hebben gehad.
Gebleken is dat er afspraken werden gemaakt en ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte] , zijn chauffeur/mannetje/werker en [slachtoffer] , waarbij het baken onder de auto van [slachtoffer] is geplaatst. Dat de verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] daarbij en vervolgens met anderen informatie hebben uitgewisseld die heeft bijgedragen aan de uitvoering van de daadwerkelijke beschieting is echter een aanname, waarvoor het dossier geen bewijs biedt. De vaststelling dat medeverdachte [medeverdachte] een afspraak maakt met [slachtoffer] op 19 september 2015 bij ‘Autogrill De Meern’, de plek waar [slachtoffer] beschoten werd, en vlak voor de aanslag niet meer reageert op de berichten van [slachtoffer] , maakt dat niet anders, hoezeer het ook vreemd blijft dat de PGP-telefoon van medeverdachte [medeverdachte] en de telefoon van verdachte [verdachte] na de aanslag nooit meer in gebruik worden genomen.
Op het baken, dat onder de auto van [slachtoffer] was aangebracht, werd voor het laatst ingelogd op 19 september 2015 om 20.19.22 uur. Dat is ongeveer anderhalf uur voor de aanslag. Daarna is het slachtoffer niet meer gevolgd. Uit het dossier is gebleken dat het baken op 3 september 2015 geplaatst is, vervolgens op 12 september 2015 verwijderd is om vervolgens op 14 september 2015 weer geplaatst te worden. Uit het dossier is niet gebleken wie het baken heeft uitgelezen en of de verdachten degenen waren die over die informatie beschikten. Onduidelijk is daarom gebleven of het baken daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de beschieting, maar ook of het baken met dat doel was aangebracht.
Ook indien er in de kringen rond [slachtoffer] (waartoe de verdachte en de medeverdachte kennelijk op enige manier deel van uitmaken) een motief kan worden gevonden voor deze aanslag, blijft het noodzakelijk voor een bewezenverklaring dat feitelijke vaststellingen gedaan kunnen worden over de rol van verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] bij de aanslag. Op grond van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal kan evenwel niet worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] contact hadden met de nog onbekend gebleven schutter. Uit de bekende PGP-gesprekken van medeverdachte [medeverdachte] blijkt niets van een mogelijke opdrachtgever, een motief, de wijze waarop de moord gepland is en wie daar allemaal betrokken bij zijn geweest. Zonder die vaststellingen kan niet de conclusie worden getrokken dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] een substantiële bijdrage hebben geleverd aan de beschieting van het slachtoffer.
Zwijgrecht
De omstandigheid dat de verdachten zich op hun zwijgrecht hebben beroepen, draagt in dit geval ook niet bij aan het bewijs. De rechtbank is - met de verdediging - van oordeel dat het zwijgen enkel in de bewijsoverwegingen kan worden betrokken, indien de verdachte voor een voor hem bezwarende, voor het bewijs redengevende omstandigheid geen redelijke verklaring geeft, die deze redengevendheid ontzenuwt. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak echter, gelet op alles dat hiervoor is overwogen, geen sprake van omstandigheden die zozeer redengevend zijn te achten voor het bewijs van hetgeen de verdachte wordt verweten, dat het zwijgen wegens gebrek aan uitleg bij het bewijs kan worden betrokken.
Op grond van deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van de poging tot moord niet bewezen kan worden geacht en dat voor dit feit dus vrijspraak dient te volgen.
Medeplichtigheid
Een bewezenverklaring voor het subsidiair ten laste gelegde kan volgen indien iemand hulp verleent bij een misdrijf dat door een ander wordt begaan. De medeplichtige is behulpzaam tijdens of voorafgaand aan het misdrijf. De medeplichtige moet opzet hebben op zijn eigen bijdrage en op het misdrijf dat hij ondersteunt en hij moet daadwerkelijk hulp hebben verleend.
Nu op de gronden zoals hierover overwogen niet kan worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] daadwerkelijk een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de moord op het slachtoffer noch dat hij met zijn handelingen daartoe de opzet heeft gehad, dient ook vrijspraak te volgen voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord. Het enkele feit dat verdachte [verdachte] gekoppeld kan worden aan het baken en aanwezig is geweest bij bepaalde ontmoetingen, maakt niet dat anders.

5.Het beslag

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een beslaglijst overgelegd en heeft ten aanzien van alle in beslag genomen BlackBerry PGP telefoons verbeurdverklaring gevorderd. De overige goederen kunnen retour naar de beslagene.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het beslag.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de BlackBerry Curve (H.03.02.010), de BlackBerry 8900 (H.03.03.002) en de BlackBerry Curve zonder simkaart (H.03.04.001), zoals op de beslaglijst aangeduid, in beslag zijn genomen op het adres waar verdachte verbleef. De rechtbank is van oordeel dat op grond van artikel 36d Wetboek van Strafrecht deze telefoons onttrokken dienen te worden aan het verkeer, omdat de telefoons van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, nu de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten waar de verdenking op zag, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
De rechtbank is om bovengenoemd reden tevens van oordeel dat de hierna te noemen onder het slachtoffer in beslag genomen goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer:
  • BlackBerry zwart (SIN: [SIN nummer] );
  • simkaart (SIN: [SIN nummer] ).
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de hierna te noemen in beslag genomen goederen op de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] ook dienen te worden onttrokken aan het verkeer:
  • BlackBerry wit (G.02.01.001);
  • BlackBerry P9982 (C.03.01.005).
De rechtbank acht de onder verdachte inbeslaggenomen bivakmuts (I.02.02.003) vatbaar voor teruggave aan verdachte.
De rechtbank acht de tussen de benen van het slachtoffer aangetroffen LG telefoon wit (SIN: [SIN nummer] ) vatbaar voor teruggave aan de rechthebbende.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht, zoals reeds aangehaald.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Beslissingen beslag:
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • BlackBerry Curve (H.03.02.010);
  • BlackBerry 8900 (H.03.03.002);
  • BlackBerry Curve zonder simkaart (H.03.04.001)
  • BlackBerry zwart (SIN: [SIN nummer] );
  • simkaart (SIN: [SIN nummer] )
  • BlackBerry wit (G.02.01.001);
  • BlackBerry P9982 (C.03.01.005).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- Bivakmuts
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- LG telefoon wit (SIN: [SIN nummer] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Ebbens, voorzitter,
mrs. E.H.M. Druijf en G.A. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Völkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2017.
mr. E.H.M. Druijf is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt, na wijziging van de tenlastelegging, die hierna cursief is weergegeven, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 19 september 2015 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen meerdere kogels afgevuurd op die [slachtoffer] waarbij die [slachtoffer] meerdere
schotverwondingen heeft opgelopen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, op of omstreeks 19 september 2015 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven hebben/heeft beroofd, immers hebben/heeft die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen meerdere kogels afgevuurd op die [slachtoffer] waarbij die [slachtoffer] meerdere schotverwondingen heeft opgelopen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 19 september 2015 te De Meern en/of Vinkeveen en/of Amstelveen en/of Aalsmeerderbrug en/of Rijswijk en/of Leiderdorp en/of Nes aan den Amstel en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
- via BlackBerry PGP (en/of andere telecom) afspraken te maken met die [slachtoffer] en/of ontmoetingen met die [slachtoffer] te hebben, waarbij die [slachtoffer] naar plaatsen werd gestuurd met de bedoeling om op die plaatsen een (peil)baken onder/aan de auto van die [slachtoffer] te (laten) plaatsen/bevestigen en/of weer te (laten) verwijderen en/of
- een peilbaken onder/aan de auto van die [slachtoffer] te (laten) plaatsen/bevestigen en/of
- dat onder de auto van die [slachtoffer] geplaatste/bevestigde (peil)baken (oo) in de periode tussen twee plaatsingsperiodes) te bewaren en/of op te laden en/of
- een afspraak te maken met die [slachtoffer] om op 19 september 2015 op de parkeerplaats van de "Autogrill De Meern" aan die [slachtoffer] geld te (laten) overhandigen teneinde de tot op heden onbekende persoon de gelegenheid te geven om aldaar die kogels op die [slachtoffer] af te vuren;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht