ECLI:NL:RBMNE:2017:2809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
432066 / HA RK 17-27
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek en verschoningsverzoek in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van een rechter door verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.P. van der Linden. De wrakingskamer heeft eerder op 24 februari 2017 een tussenbeslissing genomen en op 23 mei 2017 een tweede mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze behandeling heeft de rechter verklaard dat hij zich niet meer vrij voelt om de zaak van verzoekster te behandelen, omdat hij van mening is dat het wrakingsverzoek onterecht is ingediend. De wrakingskamer heeft vervolgens het verzoek tot verschoning van de rechter gegrond verklaard, omdat er redenen zijn om te vrezen dat de rechterlijke partijdigheid in het geding zou kunnen komen. Hierdoor heeft verzoekster geen belang meer bij een beslissing op het wrakingsverzoek, dat niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de procedure van verzoekster met een ander zaaknummer voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 432066 / HA RK 17-27
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 6 juni 2017
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. O.P. van der Linden te Utrecht,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeslissing van de wrakingskamer van 24 februari 2017
  • de tweede mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 23 mei 2017.
1.2.
In de tussenbeslissing is overwogen dat de wrakingskamer behoefte heeft aan een nadere toelichting van mr. De Laat (hierna: de rechter) over hetgeen is voorgevallen tijdens de comparitie waar verzoekster de rechter heeft gewraakt. Om die reden heeft de wrakingskamer bepaald dat een nieuwe mondelinge behandeling moest worden bepaald. Het wrakingsverzoek is daarom op 23 mei 2017 opnieuw in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Verschenen zijn verzoekster, mr. Van der Linden, de rechter en mr. Ringenaldus, de gemachtigde van de gedaagde partij in de hoofdzaak.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Verschoningsverzoek
2.1.
De rechter heeft tijdens de tweede mondelinge behandeling verklaard dat hij, voor het geval de wrakingskamer het wrakingsverzoek niet honoreert, zich wenst te verschonen van de behandeling van de hoofdzaak van verzoekster. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij zich niet meer vrij voelt deze zaak te behandelen, en dat hij bij zijn standpunt blijft dat mr. Van der Linden hem ten onrechte heeft gewraakt. Om die reden wenst de rechter mr. Van der Linden niet meer te spreken, en wil hij de zaak niet af maken. Verzoekster heeft zich hiertegen niet verweerd.
2.2.
De wrakingskamer bespreekt eerst het verzoek tot verschoning.
2.3.
Artikel 40 Rv bepaalt dat een rechter die een zaak behandelt, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen lijden. Van dergelijke feiten en omstandigheden is sprake indien de rechter vooringenomenheid koestert jegens een partij dan wel indien de vrees dat daar sprake van is objectief gerechtvaardigd is.
2.4.
De rechter heeft noch in zijn schriftelijk verweer noch tijdens het vervolg van de mondelinge behandeling de juistheid van de door verzoekster in haar verzoekschrift gegeven beschrijving van de woordenwisseling tussen de rechter en mr. Van der Linden na het indienen van het verzoek tot wraking bestreden. In zijn reactie van 6 februari 2017 heeft de rechter geschreven dat hetgeen hij gezegd heeft na het indienen van het verzoek tot wraking voor hem reden kan zijn de zaak niet meer verder te behandelen. Tijdens de (tweede) mondelinge behandeling heeft hij verklaard dat hij zich niet meer vrij voelt de zaak van verzoekster te behandelen, omdat mr. Van der Linden ten onrechte een wrakingsverzoek heeft ingediend en vanwege de gang van zaken tijdens de comparitie van 31 januari 2017.
2.5.
In de in de vorige alinea genoemde feiten en omstandigheden ligt een reden te vrezen dat het verzoekster aan partijdigheid ontbreekt. Daarom moet de wrakingskamer het verzoek tot verschoning gegrond verklaren.
Wrakingsverzoek
2.6.
Nu de wrakingskamer de in 2.5. weergegeven beslissing neemt, heeft verzoekster geen belang meer bij een beslissing op het verzoek tot wraking. De rechtbank zal haar daarin niet-ontvankelijk verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
3.2.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
3.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechter, de belanghebbende, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
3.4.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 5281639 UC EXPL 16-11354 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. S.C. Hagedoorn en mr. H.A. Brouwer als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.