ECLI:NL:RBMNE:2017:2802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
16.659884-16, 16.124389-16 en 16.120552-16 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en vernielingen in zorginstelling en restaurant

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en vernielingen. De verdachte, geboren in 1979, heeft op 9 juli 2016 opzettelijk brand gesticht in zijn appartement in een zorginstelling in Almere, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen met zich meebracht. Daarnaast heeft hij op 13 juni 2016 een ruit van een Chinees restaurant vernield en op 8 juni 2016 een brandblusser en andere goederen in de zorginstelling beschadigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten wettig en overtuigend heeft begaan, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen gemeen gevaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de gevolgen voor de medebewoners van de zorginstelling zwaar hebben meegewogen. Tevens zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de zorginstelling en het restaurant. De rechtbank heeft de verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht, ondanks de vastgestelde antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.659884-16, 16.124389-16 en 16.120552-16 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats] [adres]
gedetineerd te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 september 2016, 5 oktober 2016, 28 december 2016, 22 maart 2017 en 17 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Zeilstra en van hetgeen verdachte en mr. E.N. Bouwman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16.659884-16:op 9 juli 2016 te Almere opzettelijk brand heeft gesticht;
Parketnummer 16.124389-16:in de periode 12 juni 2016 tot en met 13 juni 2016 te Amersfoort een raam/ruit heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Parketnummer 16.120552.16:op 8 juni 2016 te Almere een brandblusser en/of elektrakabels en/of meubels en/of het interieur van [naam instelling] heeft vernield en/of beschadigd en of onbruikbaar gemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde vernielingen onder parketnummer 16.124389-16 en parketnummer 16.120552-16. De raadsman voert ten aanzien van de brandstichting, ten laste gelegd onder parketnummer 16.659884-16, aan dat in het proces-verbaal van sporenonderzoek op pagina 1021 van het dossier staat dat er een meting is gedaan. Van deze meting bevindt zich geen rapport in het dossier. Daarnaast kan op basis van dat proces-verbaal niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen. Verdachte heeft verklaard dat er een brandblusapparaat dichtbij stond waarmee hij de brand had kunnen blussen waardoor deze zich niet zou uitbreiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De redengevende feiten en omstandigheden die tot dit oordeel hebben geleid zijn de volgende.
Ten aanzien van parketnummer 16.659884-16
[A] heeft namens [naam instelling] aangifte gedaan van brandstichting. Aangeefster was op 9 juli 2016 op haar werk bij [naam instelling] aan de [adres] te [woonplaats] . Toen het brandalarm voor de vierde keer af ging is zij naar [voornaam van verdachte] zijn kamer gelopen op de begane grond. Zij zag dat zijn voordeur en slaapkamerdeur open stonden en dat er vlammen vanaf zijn bed kwamen. Ook zag zij lichte rookvorming en een hoopje brandbaar materiaal op zijn bed liggen. Zij zag [voornaam van verdachte] in zijn rolstoel zitten. Hij reageerde op geen enkele wijze op haar aanwijzingen om de kamer te verlaten. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gingen na een melding van de centralist naar [naam instelling] en zagen dat er veel rook kwam uit de toegangsdeur van de centrale hal. Zij zagen dat de brandweer reeds bezig was met bluswerkzaamheden en dat de brandweer verschillende verbrande materialen via het slaapkamerraam naar buiten brachten.
Brandweerman [naam brandweerman] verklaarde dat hij in de slaapkamer een bed zag waar twee losse matrassen op lagen. Hij zag een soort kampvuur van spullen die in het midden van het bed in brand stond. Deze spullen bestonden uit onder andere kleding en boeken. Hij zag vuur tot aan het plafond.
[A] verklaarde dat het betreffende flatgebouw uit 4 woonlagen bestaat en dat er tijdens de brand 28 bewoners aanwezig waren. [3]
De goederen die door de brandweer op straat zijn gegooid zijn door de politie veiliggesteld. Deze goederen betroffen twee matrassen, een laptoptas met daarin een laptop en een bijbel. Verbalisant [verbalisant 3] heeft de veiliggestelde goederen onderzocht. Hij zag dat de bijbel aan de buitenzijde was aangestraald door hitte, de laptoptas aan de bovenzijde was gesmolten en dat de laptop was aangestraald door hitte. Op de matrassen had een brand gewoed. Door verbalisant werden met behulp van een gasconcentratiemeter metingen verricht op het matras. Er werd een verhoogde waarde koolwaterstoffen gemeten. Deze meting zou er op kunnen duiden dat er een brandversnellende vloeistof op het matras was aangebracht. Gelet op bovenstaande kon door verbalisant worden vastgesteld dat de brand was ontstaan ten gevolge van brandstichting.
. Als de brand niet tijdig was ontdekt en geblust bestond de kans dat de brand zich had uitgebreid naar het houten bed en naar de naastgelegen houten kast. In dat geval had de brand eveneens uit kunnen breiden naar de omliggende woningen van het appartement. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 9 juli 2016 meermalen het brandalarm heeft laten afgaan. Hij heeft op zijn bed papier aangestoken met het doel het brandalarm, dat recht boven zijn bed was, af te laten gaan. Verdachte heeft een doos met boeken leeggegooid op zijn bed, van een boek de bladzijden verfrommeld en deze met een aansteker aangestoken. [5]
Bewijsoverweging
Met het voorgaande staat vast dat verdachte de brand in het appartement in [naam instelling] aan de [adres] te [woonplaats] heeft gesticht. Naar het oordeel van de rechtbank ging van deze brand wel degelijk levensgevaar uit voor personen en gevaar voor goederen. De rechtbank leidt dit af uit de verklaring van aangever en de bevindingen van de politie zoals hiervoor weergegeven, maar ook uit de foto’s uit het dossier. Het gebouw van [naam instelling] bestaat uit vier woonlagen. Het appartement van verdachte bevond zich op de begane grond. Verdachte heeft de brand midden in de nacht gesticht op zijn matras welke in een houten bedframe lag. Daarnaast stond een houten kast. Uit de aangifte blijkt dat verdachte de deur van het appartement en van zijn slaapkamer open heeft laten staan. Indien aangeefster de deuren niet had dicht gedaan en de brand niet snel was geblust was het zeer goed mogelijk dat de brand zich had uitgebreid naar de overige appartementen in het gebouw. Ten tijde van de brand waren er 28 bewoners in het gebouw aanwezig, allen mensen met psychische- en/of psychosociale problemen en/of anderszins een beperking, die afhankelijk zijn van hulp. Deze zijn ook aan het gevaar van de brand blootgesteld. Niet is gebleken dat verdachte enige actie heeft ondernomen om de brand te blussen.
Daarnaast heeft verdachte kort voor het stichten van de brand drie keer het brandalarm af laten gaan. Dit eerdere loosalarm had de alertheid van de aanwezigen in het gebouw en een adequate reactie op het brandalarm tijdens de brand kunnen beïnvloeden, hetgeen het gevaar voor personen heeft vergroot.
Ten aanzien van parketnummer 16.124389-16 [6]
Aangeefster [slachtoffer] , eigenaar van restaurant [naam restaurant] gelegen aan de [adres] , heeft aangifte gedaan van vernieling van de ruit van haar restaurant. [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 13 juni 2016 op de [straatnaam] te [woonplaats] een man in een rode rolstoel voor het Chinees restaurant zag zitten. De man droeg een oranje shirt en miste één been. Zij zag dat de ruit van het Chinees restaurant nog intact was. De man stond op uit de rolstoel, rommelde bij de stoeptegels, tilde een tegel op en gooide deze door de etalage ruit. De getuige zag en hoorde dat de etalageruit hierdoor brak. Zij zag dat de politie enkele minuten later ter plaatste kwam en met de man in de rolstoel in gesprek ging. [8]
Verbalisant [verbalisant 4] kwam na de melding van de vernieling van de ruit ter plaatste en zag een man in een rode rolstoel en gekleed in een oranje shirt voor het Chinees restaurant [naam restaurant] . Hij zag dat de etalageruit van het Chinees restaurant kapot was en zag een stoeptegel liggen in de etalage. Later bleek de man in de rode rolstoel te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [1979] . [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de ruit van het chinees restaurant heeft ingegooid. [10]
Ten aanzien van parketnummer 16.120552-16 [11]
[B] , stagiair bij [naam instelling] aan de [adres] te [woonplaats] , heeft namens deze instelling aangifte gedaan. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 8 juni 2016 zag dat [verdachte] een rode brandblusser waar schuim uit kwam pakte en deze leeg spoot in de centrale hal. Zij zag dat hij daarna deze brandblusser weggooide, verder in de hal liep en de brandslag pakte en deze open draaide. Dit betrof een haspel brandblusser waar water uit kwam. Zij zag dat [verdachte] hiermee de gehele centrale hal alsmede verschillende kamers op de begane grond onder water zette en dat er hierdoor ook water in de kabelgoten liep. Zij gaf aan dat er vermoedelijk kosten zouden komen voor het opruimen, schoonmaken en vervangen van meubilair, kabels en overige goederen. [12]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] gingen na een melding op 8 juni 2016 naar de [adres] te [woonplaats] alwaar [naam instelling] is gevestigd. Zij zagen dat er in de centrale hal een grote hoeveelheid water op de grond lag, dat er een schuimlaag op het water lag en dat er een brandblusser in de gang stond. Uit het spuitstuk druppelde nog schuim. Zij hoorden dat er op een bepaald punt nog water op de vloer kletterde en zagen de hen bekende [verdachte] , geboren op [1979] te [woonplaats] , met een brandslang in zijn handen. De verbalisanten zagen dat een gebonden straal water uit de waterslang kwam en dat [verdachte] met de slang richting meerdere deuren spoot. [13]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [voornaam van verdachte] op 8 juni 2016 televisie zat te kijken in de woonkamer van [naam instelling] . Na ongeveer 20 minuten viel het de getuige op dat de televisie andersom stond. Toen hij de televisie terug wilde zetten in de juiste positie zag hij dat de kabels waren doorgesneden en dat er een broodmes naast de televisie lag. De getuige vroeg aan [voornaam van verdachte] of hij hier iets van wist en hoorde [voornaam van verdachte] zeggen dat hij dit had gedaan. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met de brandblusser en de brandslang in de gang heeft gespoten en dat er op de vloer water heeft gelegen. Tevens heeft verdachte verklaard kabels te hebben doorgesneden. [15]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16.659884-16
op 09 juli 2016 te Almere opzettelijk brand heeft gesticht in zijn appartement in de zorginstelling [naam instelling] aan de [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een matras ten gevolge waarvan twee matrassen en een laptoptas en een laptop en een bijbel gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat appartement en/of de belendende appartementen en/of de daarin zich bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van de voornoemde appartementen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.
parketnummer 16.124389-16
op13 juni 2016 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit toebehorende aan [naam restaurant] heeft vernield;
parketnummer 16.120552.16
op 8 juni 2016 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk: een brandblusser en één elektrakabel en/of één of meerdere meubels en/of (een gedeelte van) het interieur, toebehorende aan [naam instelling] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van parketnummer 16.659884-16:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 16.124389-16
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
Ten aanzien van parketnummer 16.120552-16
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op de Pro Justitiarapportage van 3 mei 2017, opgemaakt door J. Marx, psychiater, en B.H. Boer,
klinisch psycholoog, van het NIFP, locatie […] (hierna: […] ). Dit rapport houdt ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte onder meer het volgende in.
In de gesprekken met verdachte, het psychologisch testonderzoek en de observatie op de afdeling worden geen aanwijzingen gezien voor een ernstige psychiatrische pathologie. Het voorkomen van psychiatrische symptomen wordt door verdachte eveneens ontkend. Het is om die reden opvallend dat verdachte de afgelopen jaren veelvuldig werd opgenomen in de ggz en dat bij hem ook verschillende diagnoses werden gesteld. Aan de onderzoekend psycholoog vertelde verdachte dat hij zijn toevlucht zocht in de ggz op momenten dat hij geen onderdak had. Dit gedrag kan passen bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis die onderzoekers vaststellen. Tevens zijn er aanwijzingen voor een autisme spectrum stoornis (ASS).
Hoewel bij verdachte in het verleden meerdere malen, zowel op de kinder- als op de
volwassen leeftijd, een aandachtstekort stoornis (al dan niet) met hyperactiviteit (AD(H)D)
werd vastgesteld (waarbij overigens de medische onderbouwing van de initiële diagnostiek
niet voorhanden is), is thans bij verdachte sprake van onvoldoende symptomen om
AD(H)D vast te kunnen stellen. Het vermoeden bestaat dat er bij verdachte wel sprake is van
een zucht naar middelen, in het bijzonder amfetamine-achtige middelen. Een stoornis in het
gebruik van middelen kan niet worden aangetoond, doch evenmin met zekerheid worden
uitgesloten.
Concluderend wordt geen psychische stoornis van de geestvermogens aangetoond. Wel kan bij verdachte gesproken worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit wordt beschouwd als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Aangezien een
antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een duurzaam patroon, kan
worden gesteld dat deze stoornis eveneens aanwezig was ten tijde van de aan verdachte ten
laste gelegde feiten. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze stoornis hem niet beperkt in
zijn mogelijkheden om zijn gedragskeuzes in vrije wil te bepalen. De onderzoekers adviseren
gezien het voorgaande om de ten laste gelegde feiten volledig aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusies, maakt die tot de hare en beschouwt verdachte voor het bewezenverklaarde volledig toerekeningsvatbaar. Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om matiging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. Daarbij heeft hij aangevoerd dat verdachte al geruime tijd vast zit. Als hij vrijkomt weet hij niet waar hij naar toe moet. De raadsman heeft de rechtbank verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarbij de verdediging de tijd heeft om uit te zoeken waar verdachte terecht kan na detentie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken in het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft brand gesticht in zijn appartement in [naam instelling] , een appartementencomplex waar mensen verblijven met psychiatrische of psychosociale problemen. Dusdoende heeft verdachte niet alleen het betreffende appartement en de daarin aanwezige goederen beschadigd dan wel vernield, maar tevens gevaar veroorzaakt voor de overige appartementen in het gebouw, de daarin aanwezige goederen en levensgevaar veroorzaakt voor de personen die zich ten tijde van de brand in het gebouw bevonden. Brandstichting is een bijzonder ernstig feit dat vanwege het gevaar zettende karakter daarvan gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Daarvan is in dit geval ook gebleken. Door aangeefster is verklaard dat dit incident heel veel stress en onrust heeft veroorzaakt bij de medebewoners van de zorgstichting. Verdachte heeft daarbij alleen oog gehad voor wat hij wilde bereiken met het stichten van de brand en zich niet bekommerd om deze gevolgen.
Daarnaast heeft verdachte een ruit van een Chinees restaurant vernield en heeft hij goederen van [naam instelling] vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt. Door zo te handelen heeft de
verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de verdachte betreffend:
- uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 oktober 2016, waaruit blijkt dat verdachte
meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- Pro Justitierapport van 3 augustus 2017, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw,
psycholoog en Pro Justitierapport van 3 oktober 2016, opgemaakt door drs. J.L.M. Dinjens,
psychiater, waarin wordt geconcludeerd dat verdachte slechts beperkt heeft meegewerkt aan
de onderzoeken en beantwoording van de voorliggende onderzoeksvragen niet mogelijk was.
Door de psycholoog en de psychiater is geadviseerd verdachte op te laten observeren in het
[…] , teneinde meer inzicht te krijgen op de persoon van verdachte en diens
psychopathologie;
- Pro Justitiarapport van 3 mei 2017, genoemd onder 7 van dit vonnis, waarin ten aanzien
van het recidiverisico en mogelijke interventie wordt geconcludeerd dat er vanuit
gedragsdeskundig oogpunt geen uitspraak kan worden gedaan over de kans op herhaling van
soortgelijke delicten. Gezien het bovenstaande komen onderzoekers niet tot een advies voor
een behandeling binnen een juridisch kader dat bij zou kunnen dragen aan het verlagen van de kans op recidive.
Alles afwegende, waarbij de brandstichting als zwaarste delict meeweegt, is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde niet kan worden afgedaan, anders dan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Aan verdachte zal dan ook een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden worden opgelegd.

9.BENADEELDE PARTIJ

[naam instelling] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.298,17. Dit bedrag bestaat uit materiele schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16.659884-16 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.215,00 Dit bedrag bestaat uit materiele schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16.124389-16 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman stellen zich op het standpunt dat de vorderingen tot schadevergoeding kunnen worden toegewezen.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 16.659884-16
Vaststaat dat de benadeelde partij [naam instelling] als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16.659884-16 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.072,87, te weten het bedrag voor de stoffering exclusief btw, en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [naam instelling] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.072,87, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 20 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van parketnummer 16.124389-16
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16.124389-16 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.215,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.215,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 22 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 57, 36f, 157, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde onder parketnummer 16.659884-16, parketnummer 16.124389-16 en parketnummer 16.120552-16 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde onder parketnummer 16.659884-16, parketnummer 16.124389-16 en parketnummer 16.120552-16 strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [naam instelling] (parketnummer 16.659884-16)
  • wijst de vordering van [naam instelling] toe tot een bedrag van € 1.072,87;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [naam instelling] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [naam instelling] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam instelling] aan de Staat € 1.072,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer] (parketnummer 16.124389-16)
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.215,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.215,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.659884-16
hij op of omstreeks 09 juli 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in zijn appartement in de zorginstelling [naam instelling] aan de [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een matras, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan twee matrassen en/of een laptoptas en/of een laptop en/of een bijbel geheel of gedeeltelijk is / zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat appartement en/of de belendende appartementen en/of de daarin zich bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van de voornoemde appartementen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.
parketnummer 16.124389-16
hij, op enig tijdstip gelegen in de periode van op of omstreeks 12 juni 2016 tot en met 13 juni 2016 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
parketnummer 16.120552-16
hij op of omstreeks 8 juni 2016 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk: een brandblusser en/of één of meerdere elektrakabel(s) en/of één of meerdere meubels en/of (een gedeelte van) het interieur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam instelling] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2016211473, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1027. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [A] , pagina 1014 tot en met 1016.
3.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 juli 2016, pagina 1001 tot en met 1004.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 juli 2016, pagina 1021 tot en met 1022.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2017.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 juni 2016, genummerd PL0900-2016181242, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 20. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 6
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 4.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2016, pagina 8.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2017
11.De hierna genoemde processen-verbaal betreffen op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal welke als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 juni 2017, genummerd PL0900-2016175836-4, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Dit proces-verbaal bevat geen paginanummering. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Proces-verbaal van aangifte van [B] , namens [naam instelling] , d.d. 8 juni 2016.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2016.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 9 juni 2016.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2017.