ECLI:NL:RBMNE:2017:271

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
16/706459-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor gewelddadige woningoverval met nepwapen en stroomstootwapen

Op 23 januari 2017 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee 27-jarige mannen uit Heerenveen en Utrecht, die in 2016 een gewelddadige woningoverval hebben gepleegd in Groenekan. De mannen zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 5 en 6 jaar. Tijdens de overval bedreigden zij het slachtoffer met een nepwapen en gebruikten zij een stroomstootwapen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel minder feiten bewezen zijn verklaard dan door de officier van justitie was geëist, de opgelegde straffen in lijn zijn met de ernst van de feiten. Een 30-jarige vrouw die verdacht werd van medeplichtigheid aan de overval is vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat zij op de hoogte was van de overval. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding toegewezen, waarbij het slachtoffer € 3.214,03 aan schadevergoeding ontvangt, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de in beslag genomen goederen, waaronder een luchtdrukwapen, onttrokken worden aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, die door de overval haar gevoel van veiligheid heeft verloren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706459-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Weldam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven.
De tenlastelegging is, zoals nader omschreven, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 14 april 2016, samen met een ander of anderen, een woningoverval heeft gepleegd te Groenekan;
feit 2: op 11 augustus 2016 te Heerenveen een EMP-jammer voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat feit 1, gelet op de bekentenis van verdachte, voor het grootste gedeelte bewezen verklaard kan worden. Voor het gebruik van het stroomstootwapen is volgens de raadsman onvoldoende bewijs.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2. De inbeslaggenomen jammer is op onrechtmatige wijze verkregen. De politie was niet bevoegd de auto van verdachte te doorzoeken. Verdachte zat al in voorlopige hechtenis en de auto is pas later doorzocht. De autosleutel is na de insluitingsfouillering zonder toestemming van verdachte gebruikt om de auto te openen. Daarnaast bevat het dossier volgens de raadsman onvoldoende bewijs dat verdachte de jammer voorhanden heeft gehad. Ten slotte kan geen bewezenverklaring volgen, omdat de jammer volgens het deskundigenrapport een storing veroorzaakt in een geldwisselautomaat. Een geldwisselautomaat kan echter niet worden aangemerkt als een ‘automatisch werk’ in de zin van artikel 350a en 350c Wetboek van Strafrecht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
EMP-jammer onrechtmatig verkregen?
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen bewijs. De autosleutel van verdachte werd aangetroffen in zijn insluitingsfouillering. Verdachte was op dat moment in verzekering gesteld voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Op grond van artikel 96b Wetboek van Strafvordering mag bij een dergelijke verdenking de toegang tot een voertuig worden verschaft en mag dit voertuig worden doorzocht. Van een vormverzuim is niet gebleken. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat door de raadsman niet is onderbouwd welk nadeel dit vermeende vormverzuim voor verdachte heeft gehad.
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor het voorhanden hebben van een voorwerp vereist is dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat voorwerp. De jammer is in de middenconsole van de auto van verdachte aangetroffen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt niet of deze middenconsole afgesloten was of dat de jammer voor de bestuurder zichtbaar moet zijn geweest. Deze omstandigheid maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte een zekere mate van bewustheid moet zijn geweest van het feit dat dit voorwerp in zijn auto aanwezig was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Het bewijs voor feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen. [1]
Op 14 april 2016 doet [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangifte bij de politie. Ze verklaart dat ze op 14 april 2016 in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] was. [2] Ze hoorde ineens een mannenstem in het Nederlands roepen: “Geld, geld, geld”. Vrijwel tegelijkertijd voelde ze dat er iets in haar rug werd gedrukt. Toen ze over haar schouder keek zag ze de loop van een pistool. [slachtoffer] zag vervolgens dat er een tweede man (dader 2) voor haar kwam staan en haar met een apparaat stroomstoten gaf in het deel tussen haar hals en linkerschouder en een stroomstoot in haar hals aan de linkerzijde. Ze voelde op dat moment een hevige pijn. Dader 1 haalde een aantal kermishorloges uit de lade en stopte ze in zijn jaszak. Dader 2 pakte een lade uit de secretaire, waarin ongeveer € 300,- tot € 400,- aan bankbiljetten zat. [slachtoffer] zag dat hij de lade met geld bij zich hield en meenam. Vervolgens liepen de daders de woning uit. [3]
Uit de goederenbijlage die is gevoegd achter de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat ook het spreekgedeelte van de huistelefoon is weggenomen. [4]
Verdachte heeft op de terechtzitting van 9 januari 2017 verklaard dat hij betrokken is geweest bij de overval op 14 april 2016 in Groenekan. Hij is samen met [medeverdachte] naar de woning gelopen. Ze hadden twee wapens bij zich: een stroomstootwapen en een balletjespistool. De buit bestond onder meer uit een geldbedrag. [5]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hij op 14 april 2016 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een spreekgedeelte van een huistelefoon en een hoeveelheid horloges en een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die woning van die [slachtoffer] zijn binnen gegaan en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: “Geld, geld, geld” en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- vervolgens een stroomstootwapen tegen de hals en de linkerschouder van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- met dat stroomstootwapen meerdere stroomstoten aan die [slachtoffer] heeft gegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit
wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de oplegging van de straf rekening te houden met het beperkte aandeel van verdachte bij het strafbare feit en de omstandigheid dat verdachte nooit eerder gedetineerd heeft gezeten. De raadsman heeft verzocht naast de reeds ondergane voorlopige hechtenis een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. Verdachte is samen met een ander de woning binnengedrongen, waarna het slachtoffer is bedreigd met een stroomstootwapen en een (imitatie)wapen. Ook is het stroomstootwapen tegen het slachtoffer gebruikt. Verdachte heeft met zijn mededader de woning doorzocht en heeft uit de woning onder meer een geldbedrag weggenomen.
Deze overval heeft een enorme impact gehad op het slachtoffer. Dit blijkt ook uit de onderbouwing van de immateriële schade. Het slachtoffer is het gevoel voor veiligheid in haar eigen woning kwijtgeraakt en kampt nog steeds met de psychische gevolgen die dit incident bij haar hebben veroorzaakt.
Verdachte en zijn mededader hebben puur voor eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de woning en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gehandeld. Daarnaast draagt dit feit ook in bredere zin bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van de verdachte gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2016, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren verschillende keren is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft voorts gelet op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor een woningoverval met meer dan licht geweld als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf jaar wordt gegeven. De rechtbank neemt in haar oordeel over de strafoplegging mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, alsook de gewelddadige wijze waarop de overval heeft plaatsgevonden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

9.Het beslag

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen wapens (een taser en een luchtdrukwapen) te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Taser/stroomstootwapen
De rechtbank is uit de stukken van het dossier niet gebleken dat onder verdachte een taser/stroomstootwapen in beslag is genomen. Gelet hierop is de rechtbank niet in staat hierop een beslissing te nemen.
Luchtdrukwapen
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf is in de woning van verdachte een luchtdrukwapen aangetroffen. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan/de voorbereiding van een soortgelijk misdrijf als onder feit 1 is bewezenverklaard. Immers ook bij de bewezenverklaarde woningoverval is gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarmee is het voorwerp naar het oordeel van de rechtbank van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het voorwerp wordt daarom onttrokken aan het verkeer.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
De inhoud van de vordering
De vordering van [slachtoffer] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde (16/705891-16), te weten een totaalbedrag van € 6.047,53 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
10.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opgemerkt dat de kosten die zijn gemaakt voor het plaatsen van camera’s niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor het overige kan de vordering van [slachtoffer] volgens de officier van justitie geheel worden toegewezen. Verdachte dient hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor dit laatstgenoemde schadebedrag.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 3.214,03 (drieduizend tweehonderdveertien euro en drie eurocent), te weten € 2.400,00 aan immateriële schade en € 814,03 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij is voor de schade die betrekking heeft op het plaatsen van extra camera’s (€ 2.833,50) niet ontvankelijk nu dit niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade die het gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36d, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een luchtdrukwapen (goednummer: PL0900 2016113997-1765601).
Benadeelde partijen [slachtoffer] (feit 1)
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.214,03 (drieduizend tweehonderdveertien euro en drie eurocent), bestaande uit € 2.400,00 aan immateriële schade en € 814,03 aan materiële schade. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 5,25.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 3.214,03 (drieduizend tweehonderdveertien euro en drie eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 42 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2016 tot de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. V. van Dam en N. Schapendonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2017.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 april 2016 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]
) heeft/hebben weggenomen een (spreekgedeelte van een)
huistelefoon en/of een hoeveelheid horloges en/of een geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s)
- die woning van die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan/gedrongen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans éénmaal, tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd/geroepen: ‘Geld, geld, geld” en/of “Meewerken anders
wordt het alleen maar erger”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
in/tegen de rug van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt/geduwd en/of
- ( vervolgens) een stroomstootwapen, althans een op een stroomstootwapen
gelijkend voorwerp, in/tegen de hals en/of op de (linker)schouder, in elk
geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt
en/of gedrukt gehouden en/of
- met dat stroomstootwapen, althans een op een stroomstootwapen gelijkend
voorwerp, meerdere stroomstoten aan die [slachtoffer] heeft/hebben
gegeven;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2016 te Heerenveen, althans in Nederland, een
technisch hulpmiddel, te weten een EMP jammer, dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of
ontworpen is voor het opzettelijk vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken
en/of veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een
geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie,
heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid of anderszins ter
beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350a, eerste lid, of 350c,
werd gepleegd;
art 350d onder a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, onderzoek 032Nieuw, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 495). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 15 april 2016, pagina 74.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 15 april 2016, pagina 75.
4.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 15 april 2016, pagina 78.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2017.