ECLI:NL:RBMNE:2017:2686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
434134 / HA RK 17-44
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 24 mei 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van twee verzoekers tegen mr. J.J.M. de Laat, de behandelend rechter in een civiele procedure met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676. De verzoekers hebben eerder op 16 november 2016 mr. De Laat gewraakt, maar hun verzoek werd op 5 december 2016 afgewezen als kennelijk ongegrond. In februari 2017 dienden de verzoekers een nieuw wrakingsverzoek in, waarin zij de wrakingskamer vroegen terug te komen op de eerdere beslissing. De wrakingskamer heeft de nieuwe gronden van het verzoek beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet ontvankelijk waren. De verzoekers hadden geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een nieuw wrakingsverzoek rechtvaardigden, en de gronden waren materieel dezelfde als bij het eerdere verzoek.

De wrakingskamer benadrukte dat het Nederlandse rechtssysteem een gesloten systeem van rechtsmiddelen kent, en dat tegen beslissingen van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat. De verzoekers werden niet-ontvankelijk verklaard in zowel hun wrakingsverzoek als hun verzoek om terug te komen op de eerdere beslissing. De procedure met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 434134 / HA RK 17-44
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 24 mei 2017
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:

1.[verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekers),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 16 november 2016 in de zaak met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676 waarbij mr. J.J.M. de Laat is gewraakt door verzoekers
  • de beslissing van de wrakingskamer van 5 december 2016 waarbij het wrakingsverzoek zonder daaraan voorafgaande mondelinge behandeling is afgewezen als kennelijk ongegrond
  • de brief van 27 februari 2017 van verzoekers waarin zij een nieuw wrakingsverzoek doen tegen mr. J.J.M. de Laat en waarin zij de wrakingskamer verzoeken terug te komen op de beslissing van 5 december 2016
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 10 maart 2017 waarbij de wrakingskamer is gewraakt door verzoekers
  • de beslissing van de wrakingskamer van 21 maart 2017 op het verzoek tot wraking van de wrakingskamer waarbij verzoekers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek
  • de brief van 15 mei 2017 van verzoekers waarin onder meer wordt afgezien van een voortzetting van de mondelinge behandeling.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.J.M. de Laat als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676. Daarnaast hebben verzoekers de wrakingskamer verzocht terug te komen op de beslissing van de wrakingskamer van 5 december 2016.
2.2.
Mr. De Laat heeft niet berust in de wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoekers hebben aan hun verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat mr. De Laat zich niet neutraal heeft gedragen, dat hij de grondrechten van verzoekers niet heeft gerespecteerd en zelfs diverse keren heeft geschonden en ook geen respect heeft getoond voor verzoekers zelf. Aan het verzoek om terug te komen op de beslissing van 5 december 2016 op het eerste wrakingsverzoek van mr. De Laat hebben verzoekers het volgende ten grondslag gelegd. De wrakingskamer heeft ten onrechte op het verzoek beslist zonder mondelinge behandeling. Verder zijn volgens verzoekers bij de totstandkoming van de beslissing grote fouten gemaakt en is in strijd gehandeld met bepalingen uit het wrakingsprotocol. Ten slotte is de door de wrakingskamer gegeven motivering onjuist en kan deze de beslissing niet dragen, aldus verzoekers.
3.2.
Ten aanzien van het wrakingsverzoek, gericht tegen mr. De Laat, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2016 in de zaak met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676 hebben verzoekers mr. De Laat gewraakt. Vervolgens heeft de wrakingskamer op 5 december 2016 beslist op dat wrakingsverzoek. Verzoekers hebben nu een nieuw wrakingsverzoek ingediend met nieuwe gronden. De feiten en omstandigheden waarop de nieuwe gronden zijn gebaseerd zijn echter materieel dezelfde als bij het eerste wrakingsverzoek. Op grond van art. 37 lid 3 Rv moeten feiten en omstandigheden die in de visie van verzoekers tot wraking van de behandelend rechter zouden moeten leiden, gelijktijdig worden voorgedragen. Dat is slechts anders indien ná het eerdere verzoek nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden die, wederom in de visie van verzoekers, een wrakingsverzoek rechtvaardigen. Dat is hier niet aan de orde. De met het nieuwe verzoek aangevoerde gronden zijn te laat ingediend.
3.3.
Ook met betrekking tot het verzoek om terug te komen op de beslissing van de wrakingskamer van 5 december 2016 zijn verzoekers niet-ontvankelijk. Het Nederlandse rechtssysteem kent een gesloten systeem van rechtsmiddelen. Tegen beslissingen van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open. Alleen wanneer sprake is van gevallen die moeten leiden tot doorbreking van het appèlverbod is hoger beroep mogelijk. Maar het is hoe dan ook niet aan de wrakingskamer om terug te komen op gewezen en uitgesproken beslissingen van de wrakingskamer.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
verklaart het verzoek om terug te komen op de eerdere beslissing van de wrakingskamer van 5 december 2016 niet-ontvankelijk.
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Dijk, voorzitter, mr. R.M. Berendsen en mr. N.E.M. Kranenbroek als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.A.M. Derksen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.