Op 24 mei 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van twee verzoekers tegen mr. J.J.M. de Laat, de behandelend rechter in een civiele procedure met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676. De verzoekers hebben eerder op 16 november 2016 mr. De Laat gewraakt, maar hun verzoek werd op 5 december 2016 afgewezen als kennelijk ongegrond. In februari 2017 dienden de verzoekers een nieuw wrakingsverzoek in, waarin zij de wrakingskamer vroegen terug te komen op de eerdere beslissing. De wrakingskamer heeft de nieuwe gronden van het verzoek beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet ontvankelijk waren. De verzoekers hadden geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een nieuw wrakingsverzoek rechtvaardigden, en de gronden waren materieel dezelfde als bij het eerdere verzoek.
De wrakingskamer benadrukte dat het Nederlandse rechtssysteem een gesloten systeem van rechtsmiddelen kent, en dat tegen beslissingen van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat. De verzoekers werden niet-ontvankelijk verklaard in zowel hun wrakingsverzoek als hun verzoek om terug te komen op de eerdere beslissing. De procedure met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier.