ECLI:NL:RBMNE:2017:2607

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
5510118 UT VERZ 16-22996 mh
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling beloning aanvangswerkzaamheden bewindvoerder na wijziging bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 19 mei 2017 een verzoek afgewezen van [verzoekster] B.V. om de beloning voor aanvangswerkzaamheden vast te stellen. De bewindvoerder, die als franchisenemer bij het bewindvoerderskantoor is gaan werken, verzocht om vergoeding van werkzaamheden die volgens hem extra tijd en moeite vergden na de formele wijziging van bewindvoerder. De kantonrechter oordeelde dat er geen inhoudelijke wijziging had plaatsgevonden, aangezien de uitvoerende bewindvoerder, mevrouw [B], nog steeds betrokken was bij de zaak. De kantonrechter wees erop dat de overname van de zaken door [verzoekster] geen extra kosten voor de rechthebbende met zich mee mocht brengen, en dat de kosten voor de aanvangswerkzaamheden voor rekening van de bewindvoerder kwamen. De kantonrechter concludeerde dat de werkzaamheden die verricht waren, niet in verhouding stonden tot de gevraagde vergoeding en dat de bewindvoerder de kosten voor de overname niet op de rechthebbende mocht verhalen. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken, en de rechthebbende heeft de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 5510118 UT VERZ 16-22996 mh
BM nummer : BM 22369

Beschikking d.d. 19 mei 2017

Op verzoek van:

[verzoekster] B.V., h.o.d.n. [naam] ,

correspondentieadres: Postbus [postbusnummer] ,
[postcode] [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: mr. T.E. van der Bent,
met betrekking tot:

[rechthebbende] ,

wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
hierna te noemen: rechthebbende.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 8 november 2016;
  • brief van de rechtbank d.d. 9 februari 2017 verstuurd door Mw. Mr. A.H. de Jong, juridisch medewerker bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht;
  • de schriftelijke aanvulling op het verzoekschrift ter griffie ingekomen op 22 februari 2017.
Op 1 mei 2017 heeft mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Ter zitting is verschenen:
- mr. L.J.T. Hoksbergen in plaats van mr. T.E. van der Bent.
Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

De beoordeling

Bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht d.d. 13 juli 2006 zijn de (toekomstige) goederen van rechthebbende onder bewind gesteld. [A] , handelend onder de naam [naam bewindvoeringsbureau] is toen benoemd tot bewindvoerder.
Bij beschikking van 30 mei 2012 is [A] ontslagen en is [B] , ook werkzaam bij [naam bewindvoeringsbureau] benoemd als opvolgend bewindvoerder.
Bij brief van 31 mei 2016 heeft de kantonrechter mevrouw [B] laten weten dat haar kantoorgenoot de heer [A] zal worden ontslagen uit al zijn zaken. Ten aanzien van mevrouw [B] waren er geen redenen om haar te ontslaan. Omdat zij in dienst was bij [naam bewindvoeringsbureau] moest zij in de toekomst zelfstandig als bewindvoerder gaan optreden en ook zelfstandig gaan voldoen aan de kwaliteitseisen. Verder heeft de kantonrechter mevrouw [B] verzocht de rechtbank te informeren mocht zij besluiten niet zelfstandig als bewindvoerder voort te willen gaan. Vervolgens heeft mevrouw [B] verzocht om haar te ontslaan en [verzoekster] B.V., h.o.d.n. [naam] (hierna [verzoekster] ) te benoemen, waarbij [verzoekster] zich bereid heeft verklaard om in de betreffende zaken, waaronder de onderhavige, te worden benoemd tot bewindvoerder. In de onderhavige zaak is bij beschikking van 21 juli 2016 [verzoekster] als bewindvoerder benoemd.
Het verzoek strekt tot vaststelling van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden ingevolge artikel 3 lid 2 sub a alsmede artikel 3 lid 5 sub a alsmede de beloning ex artikel 3 lid 5 sub d van de Regeling beloning curatoren bewindvoerders en mentoren (beloning voor het opmaken van een eindrekening en – verantwoording).
Bij brief van 9 februari 2017 is aan verzoeker medegedeeld dat de kantonrechter voornemens is het verzoek af te wijzen. In de brief wordt er op gewezen dat er weliswaar sprake is van een formele wijziging van bewindvoerder, namelijk van [B] , voorheen handelend onder de naam [naam bewindvoeringsbureau] naar [verzoekster] , maar dat er inhoudelijk geen wijziging heeft plaatsgevonden omdat mevrouw [B] nog steeds de uitvoerende bewindvoerder is. Zij is, na het ontslag bij [naam bewindvoeringsbureau] , namelijk als franchisenemer gaan werken bij [verzoekster] als bewindvoerder. Dit betekent dat de opvolgend bewindvoerder inhoudelijk geheel op de hoogte is van het dossier, er geen kennismakingsgesprek meer hoeft plaats te vinden en er (bijna) geen extra werkzaamheden verricht hoeven worden. Verder is in de brief gewezen op het feit dat dit dossier onderdeel was van een overname van (een bijna) gehele praktijk en dat daarbij beleid is dat de kantonrechter geen intakevergoeding toekent.
Verzoeker heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat er feitelijk geen sprake is van voortzetting van een lopende praktijk, onder andere omdat verzoeker met een andere bank werkt en een ander administratiesysteem hanteert. Het kost veel uren en werkzaamheden om het dossier administratief om te zetten. Verder wijst verzoeker er op dat andere rechtbanken inmiddels wel een vergoeding hebben toegekend in de dossiers die zijn overgenomen van [naam bewindvoeringsbureau] . Verzoeker heeft aangegeven nog met een nadere onderbouwing van de werkzaamheden te zullen komen en één en ander nader te willen toelichten ter zitting.
Ter zitting heeft de gemachtigde mondeling aangegeven dat de administratieve handelingen voor de aanvangswerkzaamheden worden begroot op 3 uur, maar dat het verzoek volledig wordt gehandhaafd. Verder heeft hij bevestigd dat mevrouw [B] nog steeds de uitvoerende bewindvoerder is voor rechthebbende. Ook heeft de gemachtigde bevestigd dat verzoeker 56 zaken heeft overgenomen van [naam bewindvoeringsbureau] . Tenslotte heeft de gemachtigde een afschrift van een beschikking van de kantonrechter Amsterdam van 14 december 2016 overgelegd waarin aan verzoeker een bedrag van € 389,60 is toegekend in verband met aanvangswerkzaamheden in een zaak die was overgenomen van [naam bewindvoeringsbureau] (waarbij [B] bewindvoerder was).
De kantonrechter overweegt als volgt.
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat verzoeker 56 zaken heeft overgenomen van [naam bewindvoeringsbureau] , waarvan er 20 al op naam van mevrouw [B] stonden, waaronder de onderhavige zaak.
Ter zitting heeft de gemachtigde opgemerkt dat verzoeker een commercieel bedrijf is en dat het bedrijf kosten maakt die gedekt moeten worden.
De kantonrechter begrijpt dat een onderneming in zijn beleid ook de zakelijke aspecten dient mee te wegen. In dat kader merkt de kantonrechter op dat het overnemen van 56 zaken in één keer in zakelijk opzicht een voordeel oplevert in die zin dat er voor de onderneming geen kosten voor acquisitie van 56 zaken hoeven te worden gemaakt. In die zin levert het overnemen van een groot aantal zaken een besparing op voor de onderneming.
Ten aanzien van de kosten voor de concrete werkzaamheden in de onderhavige zaak overweegt de kantonrechter als volgt.
Bij brief van 24 juni 2016 heeft [verzoekster] het volgende aan de kantonrechter geschreven: “
(…) Daarnaast klopt het dat [B] die momenteel nog werkzaam is bij [naam bewindvoeringsbureau] bij ons als franchisenemer zal gaan starten. Zie bijlage voor het excel-overzicht van alle klanten van zowel haarzelf als dhr. [A] van wie zij de beschikking wil laten omzetten naar [naam] B.V. (…)”.
In deze gekozen constructie kan er geen sprake zijn van kosten voor [verzoekster] . Immers, er is gekozen voor een constructie waarbij mevrouw [B] kennelijk alle, maar in ieder geval haar eigen zaken bij [naam bewindvoeringsbureau] zelf bleef behandelen als franchisenemer van [verzoekster] , die slechts formeel de bewindvoerder is geworden. Het is dan ook mevrouw [B] die de door [verzoekster] gestelde extra werkzaamheden heeft moeten verrichten. Zij wist, toen zij in zee ging met [verzoekster] , dat hieraan extra werkzaamheden verbonden waren in verband met het andere administratiesysteem en een andere bank. Zoals hiervoor weergegeven had de kantonrechter mevrouw [B] de gelegenheid gegeven zelfstandig haar werkzaamheden voort te zetten. Dat zij ervoor heeft gekozen om via een franchise formule te gaan werken en haar zaken bij de franchise-organisatie onder te brengen betekent niet dat zij daaraan verbonden meerwerk ten laste van rechthebbende(n) kan brengen.
Verder dient meegewogen te worden dat de rechthebbende niet heeft gevraagd om deze overname en het naar het oordeel van de kantonrechter niet billijk is dat de kosten van deze overname ten laste van rechthebbende, danwel de gemeente dienen te komen.
Deze beoordeling geldt zowel voor de kosten voor de aanvangswerkzaamheden als de kosten voor het opmaken van de eindrekening- en verantwoording, die opgesteld diende te worden bij de overgang van [naam bewindvoeringsbureau] naar [verzoekster] .
Ten overvloede overweegt de kantonrechter ten aanzien van de aanvangswerkzaamheden nog als volgt.
Zoals bekend is het tarief dat door de staatsecretaris voor (onder andere) de aanvangswerkzaamheden is vastgesteld een forfaitair tarief. In de inleiding van de Toelichting op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren staat hierover: “
De beloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd zal vergen dan het andere”.
In de toelichting bij artikel 3 lid 5 sub a van de regeling staat: “
(…) De LOVCK-aanbevelingen gaan uit van 7 uren voor de intake. In de onderhavige regeling wordt de vergoeding voor de aanvangswerkzaamheden berekend over 8 uren, omdat (…) een plan van aanpak met (…) wordt besproken en (…) verstrekt, alsmede de klachtenregeling (…). Daar wordt 1 uur voor gerekend.
Onder aanvangswerkzaamheden van een bewindvoerder zijn onder meer de volgende intakewerkzaamheden begrepen. Het aanvragen van het bewind, de kennismaking, het bijwonen van de instellingszitting, het verzamelen en kennisnemen van stukken, het opstellen van de boedelbeschrijving (inclusief inventarisatie schulden en uitkeringen), alle reguliere werkzaamheden verband houdende met het inkomen en de werkzaamheden van rechthebbende (het aanschrijven van instanties voor bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten en langdurigheidstoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen), het openen van een bankrekening, de inschrijving in het Kadaster, het aanmaken van een dossier, overleg over het verkopen van de woning en/of de inboedel met het oog op een verhuizing. Daarnaast stelt de bewindvoerder in overleg met de rechthebbende een plan van aanpak op en verstrekt hij een klachtenregeling aan rechthebbende (…)”.
Verzoeker heeft (zonder nadere specificatie) aangegeven dat er 3 uur besteed is aan de administratieve handelingen die te maken hebben met het overzetten naar een andere bank en naar een ander administratiesysteem.
Naar het oordeel van de kantonrechter verhoudt deze 3 uur zich slecht met de 8 uur die staan voor het totaal van aanvangswerkzaamheden die een bewindvoerder dient uit te voeren bij een ‘geheel nieuw bewind’. Immers er hoefde slechts een zeer summier deel van de werkzaamheden, zoals genoemd in de Toelichting, te worden uitgevoerd om de zaak over te zetten. Een vergoeding van maximaal 1 uur zou in dit geval meer in de rede liggen. Uit het hiervoor overwogene mag echter blijken dat de kantonrechter van oordeel dat dit meerwerk in dit geval voor risico en rekening van de bewindvoerder komt.
Alle feiten en omstandigheden overziend is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen, zowel ten aanzien van de vergoeding voor de aanvangswerkzaamheden als ook ten aanzien van de vergoeding voor het opmaken van de eind-rekening en verantwoording.
Dat een kantonrechter bij een andere rechtbank hierover, mogelijk in verband met onbekendheid met de hiervoor geschetste gang van zaken, anders heeft geoordeeld doet hieraan niet af.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.