4.3.Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van de tenlastelegging
Het openbaar ministerie heeft ervoor gekozen het gebeuren op 8 december 2016 als drie afzonderlijke feiten ten laste te leggen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat voor deze wijze van ten laste leggen is gekozen omdat er meerdere ‘lagen’ zijn te onderscheiden, te weten eerst het afnemen van de pinpas, het vervolgens ontfutselen van de pincode van aangever met behulp van geweld en ten slotte de poging om geld te pinnen.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het op een dergelijke wijze uit elkaar trekken van de verschillende feiten geen recht aan de zaak. In de visie van de rechtbank is er sprake van één feitencomplex, waarbinnen verschillende achtereenvolgende handelingen hebben plaatsgevonden die in onderling verband en onderlinge samenhang dienen te worden bezien. Deze handelingen zijn zowel verdachte als de twee medeverdachten, handelend tezamen en in vereniging, aan te rekenen. Dat verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht, maakt dit niet anders. Verdachte heeft immers deelgenomen aan het plan én de uitvoering van dit plan om aangever zijn pinpas en pincode te ontnemen. Daarbij heeft verdachte zich niet gedistantieerd van het door de medeverdachten gepleegde geweld en is verdachte, nadat hij aangever de eerste keer voor zijn ogen zeer ernstig mishandeld had zien worden, weer teruggekomen met het bericht dat de pincode onjuist was. Ook daarna heeft verdachte zich niet gedistantieerd van het gepleegde geweld. De rechtbank komt dan ook tot een meerdaadse samenloop van verschillende strafbare handelingen binnen één en hetzelfde feitencomplex.
Kwalificatie van ‘een goed’
Bovenstaande benadering van de gebeurtenissen op 8 december 2016 heeft tot gevolg dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal van de pinpas én diefstal van een goed, te weten de pincode, welke diefstal is vergezeld door geweld. Aansluitend is getracht met deze pinpas en pincode geld op te nemen.
De rechtbank stelt vast dat eerst de pinpas van aangever in het bezit van verdachte en zijn medeverdachten is gekomen. Aansluitend is aangever gedwongen de bijbehorende pincode bekend te maken. Daarmee is aangever weliswaar niet de feitelijke macht over zijn pincode verloren – de pincode is bij hem immers bekend gebleven – maar aangever is zodoende wel de feitelijke beschikkingsmacht over zijn bankrekening aan verdachte en zijn medeverdachten kwijtgeraakt. Nu de combinatie van pinpas en pincode voorts een economische waarde heeft, kan de pincode, in het geval deze tezamen met de bijbehorende pinpas wordt weggenomen, naar het oordeel van de rechtbank als ‘een goed’ in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt.
Met inachtneming van bovenstaande benadering zal de rechtbank vervolgens overgaan tot de opsomming van de wettige bewijsmiddelen met betrekking tot alle drie de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 19 december 2016 heeft aangever aangifte gedaan tegen drie medebewoners van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Deze bewoners zijn genaamd [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Aangever heeft verklaard door alle drie de genoemde mannen te zijn mishandeld en gebrandmerkt, omdat zij geld van hem wilden hebben. De drie mannen hebben met de ING-bankpas van aangever gepind.
Aangever verklaarde dat hij op 8 december 2016 in de woning aanwezig was en naar de woonkamer werd geroepen. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] waren ook in de woning. Aangever werd door [medeverdachte 1] aangesproken dat hij, [medeverdachte 1] , zijn bankpas wilde. Aangever wilde dat niet. Vervolgens pakten zij de portemonnee van aangever en haalden de bankpas eruit. Aangever moest de pincode aan hen geven. Aangever weigerde om zijn pincode te geven.Aangever werd door [medeverdachte 2] tegen een stoel aangedrukt en iemand anders pakte het strijkijzer. [medeverdachte 1] zei tegen hen: “Hij gaat de pincode zo opzingen”. De eerste die aangever met het strijkijzer mishandelde was [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] hield aangever vast. [medeverdachte 1] drukte het strijkijzer tegen de rug van aangever aan. Daarna werd het strijkijzer op zijn buik en daarna op de kuit gezet. [medeverdachte 1] was degene die aangever mishandelde met het strijkijzer. [medeverdachte 2] draaide aangever om en hield hem van achteren vast. Aangever gaf daarop de code. [verdachte] is vervolgens met de bankpas naar de bank gegaan. Daarna kwam [verdachte] weer binnen en zei dat aangever de verkeerde pincode had gegeven. [medeverdachte 2] pakte aangever opnieuw vast. Vervolgens plaatste [medeverdachte 1] het strijkijzer tegen de buik van aangever. Eén van hen zei dat het beter was om water te gaan koken. Aangever weet voor 99% zeker dat [medeverdachte 1] dat kokende water over zijn gezicht gooide. Hij zei tegen aangever we gaan heet water over je heen gooien. Aangever heeft zijn gezicht afgeweerd met zijn linkerhand en daarom is zijn linkerhand verbrand. [verdachte] en [medeverdachte 1] gingen met de bankpas voor de tweede maal naar de bank. Aangever bleef achter met [medeverdachte 2] .Aangever verklaarde dat, naast de martelingen die ze met het strijkijzer en heet water deden, hij meerdere keren in zijn gezicht werd geslagen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Aangever heeft op 15% van zijn lichaamsoppervlak tweede- en derdegraads brandwonden opgelopen. Daarnaast heeft aangever een aangezichtsfractuur (bovenkaak) en een neusfractuur opgelopen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij woonachtig was in de woning aan de [adres] te [woonplaats] en dat hij is genaamd [verdachte] .
In de woning aan de [adres] is op 9 december 2016 onderzoek verricht. Tijdens dit onderzoek werd door verbalisanten het volgende waargenomen. Op de vloer van slaapkamer 1 werden enkele bloedvegen aangetroffen. Op het onderste bed van het rechterstapelbed lagen een aantal een aantal kledingstukken. Verbalisanten zagen op enkele kledingstukken, te weten op twee vesten en een shirt, bloed. Tevens zagen zij bloed op het dekbedovertrek.Op de bovenzijde van een van de beddenpoten was over de breedte van ongeveer 14 centimeter bloed zichtbaar. Ook zagen verbalisanten bloed op het frame van het onderste bed van het rechterstapelbed. Nadat het dekbed van het matras was verwijderd zagen verbalisanten een bebloed shirt. Na het verwijderen van de kledingstukken van het matras zagen verbalisanten een grote hoeveelheid bloed op het matras.
In de gang werden op verschillende locaties een groot aantal bloedspatten en bloedvegen aangetroffen. In de keuken troffen verbalisanten een strijkijzer aan. Op het snoer zag een verbalisant bloed.In de woonkamer werden bloedspatten op de muur, koelkast en televisie aangetroffen. Op de gipswand tussen de zithoek en slaapkamer 3 waren ter hoogte van de zithoek bloedspatten zichtbaar. Ook op de tweezitsbank werd bloed aangetroffen. Er bevond zich onder andere bloed op beide armleuningen en de rechterzitting.
De biologische sporen en sporendragers, waaronder het strijkijzer, zijn op de daartoe geëigende wijze veiliggesteld en overgebracht voor vervolgonderzoek bij een daarvoor bestemde instantie.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft het strijkijzer onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op het strijkijzer zijn meerdere bloedsporen aangetroffen. De bloedsporen zijn bemonsterd en veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
De bloedsporen betroffen een bemonstering (met bloed) van de stekker van het snoer van het strijkijzer, bemonstering van een bloedspoor aan de voorzijde, een bemonstering van een bloedspoor op het snoer en een bemonstering van een bloedspoor op het snoer nabij de stekker (AAKH8398NL #1, #5, #6 en #7).Bij vergelijking van deze bemonsteringen is een match gevonden met het DNA-profiel van het slachtoffer. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere persoon (dan het slachtoffer) matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit onderzoek naar de ING-rekening van aangever is gebleken dat op 8 december 2016 om 19:42 uur met de daarbij behorende bankpas is getracht te pinnen. Daarna werd nog tweemaal getracht te pinnen waarbij kennelijk de verkeerde code was ingetoetst waarna de pas werd geblokkeerd. Dit gebeurde bij een pinautomaat van de ING-bank aan de Kerkstraat te Bunschoten- Spakenburg. Daarna werd nog verschillende malen getracht te pinnen of het saldo te bevragen. In de tussentijd is getracht met de bankpas van aangever te pinnen bij de Rabobank. De laatste poging vond plaats op 8 december 2016 om 21.41 uur.
Uit het ‘overzicht ING geldautomaattransacties’ blijkt dat om 19.48 uur een derde pinpoging heeft plaatsgevonden. Om 20.10 uur werd weer getracht te pinnen, ditmaal met een inmiddels geblokkeerde pas.
Op twee momenten is er op 8 december 2016 bij de Rabobank aan de Kerkstraat te Bunschoten geprobeerd geld te pinnen met de pinpas op naam van het slachtoffer [slachtoffer] . De eerste transactie met deze pinpas start om 21.40.33 uur en eindigt om 20.41.51 uur (de rechtbank leest dit als een verschrijving en begrijpt: 20.40.33 uur). Verbalisant heeft de camerabeelden van de transactie bekeken.
Een tweede transactie (pin-poging) met de pinpas van het slachtoffer bij de Rabobank op de Kerkstraat in Bunschoten start om 21.06.29 uur en eindigt om 21.08.17 uur. Verbalisant heeft de beelden van de transactie bekeken.
Verbalisanten herkenden de inbeslaggenomen jas van medeverdachte [verdachte] en de jas van de pinnende man op 8 december 2016 om 20:40:22 uur bij de Rabobank te Bunschoten.Verbalisanten herkenden de man op de beelden als [verdachte] . Zij zagen de volgende overeenkomsten: litteken onder de kin/gelaatstrekken/gelaatsuitdrukking/de vorm van zijn oren/zijn postuur/zwarte jas met 1 borstzak met sluiting over de lengte en 1 borstzak met sluiting over de breedte.
Verbalisanten herkenden de inbeslaggenomen jas van verdachte en de jas van de pinnende man op 8 december 2016 om 21:06:22 uur bij de Rabobank te Bunschoten.Verbalisanten herkenden de man op de beelden als [medeverdachte 1] . Verbalisanten zagen verder de volgende overeenkomsten: gelaatstrekken/gezichtsuitdrukking/neus/mond/lengte en postuur/ogen/wenkbrauwen.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat aangever een verklaring heeft afgelegd, waarin hij onder meer heeft verklaard dat hij in de woning aan de [adres] is mishandeld met een hete strijkbout en kokend water om zijn pincode aan verdachten af te staan. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring wordt ondersteund door het aantreffen van een strijkbout in de woning van verdachten met daarop bloed en bloedsporen van aangever. Deze constatering maakt het onaannemelijk dat aangever op een geheel andere plek met een strijkijzer bewerkt zou zijn. Ook een waterkoker is in de woning aangetroffen.
Daarnaast passen de bevindingen van de camerabeelden van de Rabobank bij de verklaring zoals aangever deze heeft afgelegd. Aangever heeft immers verklaard dat hij in eerste instantie een pincode heeft gegeven en dat de medeverdachte [verdachte] vervolgens is gaan pinnen. Omdat deze code onjuist bleek is [verdachte] teruggekomen en is aangever opnieuw onder druk gezet om zijn pincode af te staan. Daarna is wederom getracht geld van zijn rekening te halen. Deze gang van zaken komt overeen met het ‘overzicht ING geldautomaat transacties’, waaruit blijkt dat de derde pinpoging om 19.48 uur plaatsvindt. Daarna vindt de eerste poging tot opname weer plaats om 20.10 uur, 22 minuten later.
Voorts merkt de rechtbank op dat verdachte en zijn medeverdachten ook onderling niet gelijkluidend verklaren over wat zij die avond gedaan hadden en wat aangever volgens hen zou zijn overkomen.
Het gegeven dat een tweetal getuigen bij café De Kraplap diezelfde avond ook een aantal, waarschijnlijk, Poolse mannen hebben gezien waarvan er één bebloed leek, hetgeen de verklaring van aangever niet en de verklaring van verdachte wel zou ondersteunen, leidt niet tot een ander oordeel op dit punt. Uit voormelde getuigenverklaringen is immers geenszins af te leiden dat deze man aangever betreft.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden vast dat verdachte en de medeverdachten een gezamenlijk plan hebben gemaakt om aangever zijn pinpas en pincode te ontfutselen en deze vervolgens voor eigen gewin te gebruiken. Hoewel de verdachte en de medeverdachten ten aanzien van het gepleegde geweld een verschillend aandeel hebben gehad, is er gedurende deze gehele diefstal sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen zowel verdachte als de twee medeverdachten, gericht op het verkrijgen van pinpas, pincode en uiteindelijk het geld van aangever.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en zich zowel tussentijds als nadien heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft geprobeerd te brengen door middel van een valse sleutel.