Verweerder heeft een aanvraag ontvangen van de heer [A] voor het aanwijzen van een parkeerplaats voor het opladen van een elektrisch voertuig. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder het bestreden verkeersbesluit genomen.
Eiser heeft aangevoerd dat het besluit leidt tot een substantiële verzwaring van de toch al hoge parkeerdruk in de buurt. Eén parkeerplaats wordt door het besluit permanent aan het aanbod voor niet-elektrische auto’s onttrokken. Daarnaast bevat de laadpaal twee laadpunten waardoor eiser vreest dat de plaatsing van de laadpaal er feitelijk toe zal leiden dat uiteindelijk twee parkeerplaatsen permanent bezet zullen zijn door elektrische auto’s. Ook bederft de oplaadpaal eisers uitzicht vanuit zijn woning. Eiser wordt hierdoor onevenredig in zijn belangen geschaad, hetgeen door verweerder onvoldoende is meegewogen.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het juist is dat de parkeerdruk in beperkte mate toeneemt door het besluit, maar alles afwegende is dit acceptabel.
De rechtbank stelt voorop dat in een zaak als deze aan verweerder een ruime beoordelingsmarge toekomt. Zoals besproken ter zitting is het aan het bestuursorgaan om bij het nemen van een verkeersbesluit alle verschillende betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van het besluit terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Bij de vaststelling van de situering van een oplaadpaal voor elektrische auto’s hanteert verweerder een aantal criteria, waaronder de afstand voor de aanvrager tot de oplaadpaal (binnen 200 meter) en het aantal parkeervakken in de straat. Naar het oordeel van de rechtbank is het door verweerder gehanteerde beleid en de bijbehorende criteria niet onredelijk. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit het bestreden besluit voldoende blijkt dat verweerder de belangen van eiser en andere omwonenden heeft meegewogen. Niet kan worden geoordeeld dat de afweging van alle belangen zodanig onevenwichtig is dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het belang van het creëren van een oplaadinfrastructuur voor elektrisch rijden heeft verweerder zwaarder kunnen laten wegen. Aan de belangen van de omwonenden is naar het oordeel van de rechtbank voldoende tegemoet gekomen door slechts één parkeervak aan te wijzen, terwijl de laadpaal over twee oplaadpunten beschikt, en het exclusief parkeren voor elektrische auto’s in dit parkeervak slechts toe te staan, zolang ze worden opgeladen. De rechtbank kan zich verder weliswaar verplaatsen in eisers bezwaren tegen de aantasting van het uitzicht uit zijn woning, maar verweerder heeft hieraan geen doorslaggevende betekenis toe hoeven kennen.
Eiser heeft vervolgens aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet is gekozen voor de door hem aangedragen alternatieve geschikte locaties. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat wel degelijk is gekeken naar de aangedragen alternatieve locaties, maar dat deze minder geschikt zijn bevonden. De alternatieve locaties liggen relatief ver van de aanvrager en bovendien ligt de gekozen locatie op een groter terrein met meerdere parkeerplaatsen, waardoor de druk wordt verdeeld over een groter aantal parkeervakken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat de alternatieve locaties minder geschikt zijn. Daarbij merkt de rechtbank op dat het feit dat ook andere geschikte locaties voor een oplaadpaal voorhanden zijn, niet tot de conclusie hoeft te leiden dat de gekozen locatie ongeschikt is en dat verweerder daarom niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Verder heeft verweerder er terecht nog op gewezen dat welke locatie ook wordt gekozen, er altijd omwonenden zullen zijn die bezwaar hebben tegen de gekozen locatie.
Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat de plaatsing van de oplaadpaal niet noodzakelijk is, omdat er al een semi-openbaar oplaadpunt aanwezig is in de wijk. Deze oplaadpaal bevindt zich binnen 200 meter van de aanvrager. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat dit oplaadpunt niet meetelt in het netwerk van openbare oplaadpunten. Het betreft namelijk een particuliere oplaadpaal, waardoor dit oplaadpunt van de ene op de andere dag kan worden opgeheven.
7. Eiser betwist verder dat de gekozen locatie veilig is. De gekozen locatie ligt aan de hoofdfietsroute van Almere Haven. In de praktijk gaan fietsers vaak over het gras dat direct aan de oplaadpaal is gelegen. Wanneer hier elektrische auto’s worden opgeladen met een snoer dat van de auto naar het oplaadpunt leidt, zouden hier ongelukken kunnen ontstaan wanneer fietsers en brommers dit snoer niet opmerken. Ook in dit licht zijn de genoemde alternatieve locaties geschikter. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich hierover terecht op het standpunt gesteld dat de gekozen locatie niet onveilig is voor fietsers en brommers. De gekozen locatie is gelegen aan de kopse kant van twee parkeervakken op een verlichte plek. Het oplaadpunt is gesitueerd in het gras, waar fietsers en brommers niet horen te komen. Wanneer ze dit toch doen en er staat een auto op te laden, is de kans klein dat de fietsers en brommers in aanraking komen met het snoer, omdat de auto pal naast de oplaadpaal staat.
8. Tot slot heeft eiser opgemerkt dat verweerder heeft erkend dat de gevolgde procedure onzorgvuldig is geweest. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit heeft geconcludeerd dat in de toekomst bewoners in het voorstadium van de besluitvorming over de plaatsing van een oplaadpaal op een pragmatische wijze zullen worden geconsulteerd, in het bijzonder in situaties waarin er sprake is van een hoge parkeerdruk. Naar het oordeel van de rechtbank wil dit nog niet zeggen dat de in deze zaak gevolgde procedure zodanig onzorgvuldig is geweest dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.