ECLI:NL:RBMNE:2017:2534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
C/16/433133 / FO RK 17-276
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2017 een beschikking gegeven in een geschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van de moeder met hun minderjarige kinderen naar het buitenland. De moeder heeft op 16 februari 2017 een verzoekschrift ingediend om vervangende toestemming te verkrijgen voor de verhuizing naar [naam eiland] en om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk gezag hebben over de kinderen en dat de moeder voor de verhuizing toestemming van de vader nodig heeft. De rechtbank heeft de noodzaak van de verhuizing en de belangen van de kinderen afgewogen. De moeder heeft aangetoond dat de verhuizing goed is doordacht en dat zij een betere financiële situatie kan creëren voor haar en de kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de moeder en de kinderen om naar [naam eiland] te verhuizen prevaleert boven het belang van de vader om frequent contact met de kinderen te hebben. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en toestemming verleend voor de verhuizing. Tevens is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen jaarlijks bij de vader verblijven en er wekelijks contact is tussen de vader en de kinderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/433133 / FO RK 17-276
geschillen gezamenlijk gezag
Beschikking van 24 mei 2017
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Haverkort,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.J.A. van der Burg.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De moeder heeft op 16 februari 2017 een verzoekschrift, met bijlagen, ingediend.
1.2.
De vader heeft op 3 april 2017 een verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken, met bijlagen, ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de brief van 7 april 2017 van de zijde van de moeder, met bijlagen,
  • het faxbericht van 7 april 2017 van de zijde van de vader, met bijlagen.
1.4.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 10 april 2017. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder met mr. K.M. Lans, vervangende mr. Haverkort,
  • de vader met zijn advocaat,
  • de heer [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Utrecht.
Ter zitting heeft mr. Van der Burg nog pleitnotities overgelegd.
1.5.
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het F-formulier van 17 mei 2017 van de zijde van de moeder,
  • het F-formulier van 17 mei 2017 van de zijde van de vader.
2. Vaststaande feiten
2.1.
Partijen zijn gehuwd. Tussen partijen is een echtscheidingsprocedure aanhangig bij deze rechtbank.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[minderjarige 1], geboren op [2011] te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [2013] te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.4.
Bij beschikking van 8 maart 2017 van deze rechtbank, in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure, is een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen, inhoudende (onder meer) dat de kinderen gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag tussen 14.00 en 16.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader verblijven.

3.Beoordeling van het verzochte

Verzoek en verweer

3.1.
De moeder heeft de rechtbank verzocht:
I. de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] bij haar te bepalen;
II. vervangende toestemming te verlenen voor haar verhuizing met de kinderen naar [naam eiland] , op 3 april 2017 dan wel 19 juni 2017;
III. een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen (vanaf het moment dat de kinderen op [naam eiland] wonen) inhoudende:
o dat de kinderen eenmaal per jaar gedurende twee weken bij de vader in Nederland verblijven,
o dat de kinderen eenmaal per jaar gedurende twee weken bij de vader op [naam eiland] verblijven,
o dat er wekelijks minimaal eenmaal contact is via FaceTime, Skype of telefoon tussen de vader en de kinderen.
3.2.
De vader heeft verweer gevoerd. Hij heeft de rechtbank verzocht om de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel de verzoeken af te wijzen.
Daarnaast heeft de vader (zelfstandig) verzocht:
een zorgregeling tussen de vader en de kinderen te bepalen, conform de zorgregeling die is vastgesteld bij beschikking van 8 maart 2017;
subsidiair:
een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten;
meer subsidiair:
indien vervangende toestemming voor de verhuizing wordt verleend, deze beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
indien vervangende toestemming voor de verhuizing wordt verleend, een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen, inhoudende:
o dat de kinderen bij de vader verblijven op [naam eiland] van 4 augustus 2017 tot en met 18 augustus 2017,
o dat de kinderen bij de vader verblijven in Nederland van 30 december 2017 tot en met 5 januari 2018,
o dat de kinderen in 2018 bij de vader verblijven in Nederland gedurende drie aaneengesloten weken tijdens het zomerverlof,
o dat de kinderen in 2018 bij de vader verblijven (in Nederland of op [naam eiland] ) gedurende één aaneengesloten week tijdens het winterverlof, per jaar afwisselend de eerste of de tweede week van het winterverlof,
o dat de kinderen gedurende een aantal dagen bij de vader verblijven, indien de moeder in de overige vakanties naar Nederland komt,
o dat de moeder de vader wekelijks middels e-mail informeert over de kinderen en hem wekelijks een foto van de kinderen stuurt,
o dat er Skype of FaceTime contact zal zijn tussen de vader en de kinderen iedere woensdag om 21.00 uur (Nederlandse tijd) en in de even weken op zaterdag om 20.00 uur (Nederlandse tijd) wanneer [naam halfzus van minderjarigen] bij de vader is,
de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen, indien de moeder zonder de kinderen naar [naam eiland] vertrekt of als de moeder niet in het belang van de kinderen handelt volgens de Raad voor de Kinderbescherming of een andere instantie.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Beoordeling ten aanzien van de verhuizing
3.4.
De rechtbank overweegt dat partijen gezamenlijk zijn belast met het gezag over [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] . Dit brengt met zich dat de moeder voor een verhuizing met de kinderen in beginsel toestemming nodig heeft van de vader. Nu de vader niet instemt met de voorgenomen verhuizing van de moeder naar [naam eiland] , heeft de moeder het geschil voorgelegd aan de rechter.
3.5.
Gebleken is dat partijen er (nog) niet in zijn geslaagd – in het kader van de echtscheidingsprocedure – om een ouderschapsplan op te stellen. Ter zitting van 10 april 2017 hebben partijen afgesproken om zich tot een mediator te wenden, teneinde in onderling overleg een oplossing te zoeken voor hun geschillen. Nadien is op 17 mei 2017 gebleken dat partijen met elkaar in gesprek zijn over de kinderen, onder leiding van een mediator, maar dat hun geschil over de verhuizing eraan in de weg staat dat zij afspraken kunnen maken over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. Nu het geschil over de verhuizing de totstandkoming van een ouderschapsplan blokkeert, is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van een ouderschapsplan thans niet in de weg staat aan de beoordeling van het verzoek.
3.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient de rechter een zodanige beslissing te nemen als de rechter in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij de beoordeling dient de rechter volgens vaste jurisprudentie de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen. Het belang van de kinderen vormt daarbij een eerste overweging, maar dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Bij deze beoordeling spelen de volgende aspecten een rol:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
3.7.
Als uitgangspunt geldt dat de ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de kinderen elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
3.8.
De moeder en de vader zijn beiden al jarenlang in dienst van […] . Zij zijn eraan gewend om elke drie jaar van functie te wijzigen en regelmatig van verblijfplaats te wijzigen. Bij […] is een moeder niet operationeel inzetbaar (waarbij je circa zeven maanden per jaar van huis bent) totdat het jongste kind vijf jaar oud is. [voornaam van minderjarige 2] , de jongste zoon van partijen, wordt op 16 februari 2018 vijf jaar. De moeder zoekt voor die datum een niet-operationele functie, aangezien zij als hoofdverzorgster van de kinderen niet zo lang van huis kan en wil zijn.
De rechtbank acht door de moeder de noodzaak om te verhuizen voldoende aangetoond. Hiertoe wordt overwogen dat de huidige niet-operationele functie van de moeder definitief eindigt. De kans dat de moeder een andere niet-operationele functie in haar huidige woonomgeving vindt, is heel klein. Een verhuizing van de moeder met de kinderen (bijvoorbeeld naar [woonplaats] ) is waarschijnlijk niet te voorkomen. Het is geen optie voor de moeder om op dit moment […] te verlaten, aangezien zij bij […] nog een opleiding kan volgen voor een geschikte baan in de burgermaatschappij. De moeder heeft gemotiveerd betwist dat zij op dit moment in de burgermaatschappij een baan kan vinden passend bij haar opleiding en werkervaring. Nu de moeder circa een jaar voordat zij weer operationeel inzetbaar wordt op zoek is gegaan naar een niet-operationele functie, kan de moeder niet worden verweten dat zij daarop onvoldoende heeft geanticipeerd.
Op [naam eiland] zal de moeder werkzaam zijn als chef-kok, het werk waarvoor zij is opgeleid. Het betreft een functie voor de duur van drie jaar (die eventueel kan worden verlengd tot vijf jaar), zoals gebruikelijk bij […] . De moeder kan daarbij een opleiding volgen tot dieetkok en een opleiding in de facilitaire dienstverlening. Financieel gezien zullen de moeder en de kinderen er aanzienlijk op vooruitgaan. Het inkomen van de moeder bedraagt thans circa € 1.500,- netto per maand en op [naam eiland] circa € 4.000,- netto per maand. Ook wonen de moeder en de kinderen nu in een flat en zullen zij op [naam eiland] in een huis met tuin gaan wonen, waarvoor de moeder geen kosten hoeft te voldoen. Met het spaargeld en de opleiding verwacht de moeder een buffer en betere papieren te hebben als zij na drie jaar terugkomt in Nederland en uit dienst zal gaan bij […] .
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder de verhuizing goed heeft doordacht en voorbereid. Onbetwist is dat de moeder voorafgaand aan haar sollicitatie de vader heeft geïnformeerd over de functie op [naam eiland] en dat zij hem in mei 2016 heeft verteld dat zij de functie heeft gekregen. Gebleken is dat de vader pas op 30 januari 2017 aan de moeder heeft verteld dat hij niet kan instemmen met de verhuizing.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij daarvoor in de veronderstelling was dat alleen de moeder het gezag had over de kinderen en dat hij zich niet kon verzetten tegen de verhuizing. Dit neemt niet weg dat de moeder in ieder geval vanaf mei 2016 tot en met januari 2017 er vanuit mocht gaan dat zij met de kinderen ging verhuizen naar [naam eiland] en dat zij daarvoor voorbereidingen heeft getroffen.
Gebleken is dat door de moeder en/of […] geschikte huisvesting op [naam eiland] is geregeld en dat de kinderen zijn ingeschreven op een particuliere Nederlandstalige school. De schooltijden van de kinderen en de werktijden van de moeder overlappen elkaar grotendeels en de moeder heeft geregeld dat er een Nederlandse au-pair mee zal gaan naar [naam eiland] , die al bekend is bij de kinderen. Ook zal de vader van de moeder, die in Nederland veel zorgtaken op zich neemt, op [naam eiland] gaan overwinteren. Vanaf juni 2017 zullen ook goede vrienden van de moeder voor drie jaar op [naam eiland] gaan wonen. De rechtbank acht – anders dan de vader – door de moeder voldoende aangetoond dat zij de verhuizing goed heeft voorbereid, dat zij over de benodigde vergunningen beschikt (voor de au-pair) en dat zij over een ondersteunend netwerk zal beschikken op [naam eiland] .
3.10.
Gebleken is dat de moeder tijdens en na het huwelijk van partijen hoofdzakelijk verantwoordelijk is geweest voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, ook in financieel opzicht. Het contact tussen de vader en de kinderen heeft onregelmatig plaatsgevonden. Soms was er contact gedurende een weekend per veertien dagen, maar vaak gedurende een dag(deel) per veertien dagen. Partijen zijn begin dit jaar een zorgregeling overeengekomen tussen de vader en de kinderen van (onder meer) een weekend per veertien dagen. Ter zitting is gebleken dat deze regeling niet goed verloopt, aangezien de kinderen regelmatig niet naar de vader willen. De moeder heeft gesteld dat zij de kinderen stimuleert om naar de vader te gaan, maar de vader betwijfelt of de moeder de kinderen voldoende stimuleert. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de moeder het contact tussen de kinderen en de vader frustreert.
Vaststaat dat de vader de kinderen bij een verhuizing naar [naam eiland] minder vaak zal zien dan nu het geval is. De rechtbank acht dit in beginsel niet in het belang van de vader en de kinderen. Door de verhuizing zal de rol van de vader in het leven van de kinderen wijzigen. De vader vreest dat de band die hij met de kinderen heeft nog meer onder druk komt te staan als hij ‘vader op afstand’ wordt. Ook vindt de vader het niet in het belang van de kinderen dat zij nog maar weinig contact zullen hebben met hun halfzus [naam halfzus van minderjarigen] (van twaalf jaar). Gebleken is dat de moeder de vrees van de vader begrijpt en dat zij rekening wil houden met de wensen van de man bij de zorgregeling. Indien de moeder en de kinderen naar [naam eiland] verhuizen, dan zullen de kinderen in de vakanties in totaal gedurende vier weken bij de vader verblijven. Daarnaast zal er wekelijks contact zijn tussen de vader en de kinderen via FaceTime, Skype of telefoon. De moeder heeft voorgesteld om jaarlijks met een bedrag van € 600,- bij te dragen in de vliegtickets van de vader. De vader vindt de door de moeder aangeboden financiële compensatie onvoldoende.
De onderlinge communicatie van partijen verloopt redelijk en partijen zijn de afgelopen jaren in staat geweest om afspraken te maken over het contact tussen de kinderen en de vader. Momenteel hebben partijen gesprekken onder leiding van een mediator om het onderlinge vertrouwen te vergroten en nadere afspraken te maken over de kinderen.
3.11.
Gelet op de jonge leeftijd van de kinderen (vijf en vier jaar) heeft de rechtbank niet de mening van de kinderen over de verhuizing gevraagd. In het algemeen wordt het in het belang van jonge kinderen geacht dat zij regelmatig contact hebben met hun beide ouders.
Jonge kinderen zijn in het algemeen minder gebonden aan hun woonomgeving dan aan hun primaire verzorgers. Anders dan de vader heeft gesteld, hoeft een tijdelijke verhuizing naar het buitenland geen nadelige gevolgen te hebben voor jonge kinderen. Niet is gebleken dat er bij de kinderen sprake is van bijzondere problematiek waardoor dit anders zou zijn.
3.12.
Alle omstandigheden en belangen afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het belang van de moeder en de kinderen om (tijdelijk) naar [naam eiland] te verhuizen prevaleert boven het belang van de vader en de kinderen om frequent in levende lijve contact met elkaar te hebben. De rechtbank zal dan ook vervangende toestemming verlenen voor de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [naam eiland] .
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring
3.13.
Gebleken is dat de moeder op 19 juni 2017 met de kinderen naar [naam eiland] zal vliegen, waarna de functie van de moeder op 27 juni 2017 aanvangt. Het vertrek van de moeder naar [naam eiland] en de aanvangsdatum van de functie van de moeder zijn al uitgesteld vanwege deze procedure en kunnen niet nogmaals worden uitgesteld. Nu de rechtbank van oordeel is dat de moeder de noodzaak van de verhuizing vanwege haar werk heeft aangetoond, is de rechtbank van oordeel dat de moeder daadwerkelijk op 27 juni 2017 moet kunnen starten in haar nieuwe functie. Gelet hierop zal de rechtbank de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, ondanks het verweer van de vader hiertegen. Indien de rechtbank de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaart, dan zal de moeder – ondanks de toewijzing van het verzoek – niet op 19 juni 2017 met de kinderen naar [naam eiland] kunnen vliegen, aangezien de vader heeft aangekondigd hoger beroep in te stellen.
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming
3.14.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten, afwijzen. Hiertoe wordt overwogen dat de rechtbank zich voldoende geïnformeerd acht om een beslissing te nemen.
Hoofdverblijfplaats kinderen
3.15.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepalen, aangezien onbetwist is dat de moeder hoofdzakelijk is belast met de verzorging en opvoeding van de kinderen. Het voorwaardelijk verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen, zal worden afgewezen.
Zorgregeling
3.16.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om een zorgregeling conform de beschikking van 8 maart 2017 vast te stellen, afwijzen, nu deze regeling praktisch niet uitvoerbaar is als de kinderen op [naam eiland] verblijven.
Zowel de moeder als de vader hebben een zorgregeling verzocht voor na de verhuizing, waarbij de kinderen in totaal gedurende vier weken per jaar bij de vader verblijven. De rechtbank acht het redelijk om bij de vaststelling van de zorgregeling zoveel mogelijk aan te sluiten bij het verzoek van de vader, aangezien de vader de wijziging van de huidige situatie en zorgregeling niet heeft gewenst. Daarbij komt dat de moeder geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de door de vader verzochte zorgregeling. Met betrekking tot de informatieregeling acht de rechtbank een maandelijkse frequentie redelijk. Het tijdstip voor het wekelijkse contact via FaceTime, Skype of telefoon zullen partijen in onderling overleg moeten afspreken, rekening houdend met de schooltijden, overige verplichtingen en de bedtijd van de kinderen.
De rechtbank gaat ervan uit dat er contact zal zijn tussen de vader en de kinderen, wanneer de moeder tussentijds met de kinderen naar Nederland komt. Hierover kan echter niets worden opgenomen in het dictum van deze beschikking.
De rechtbank zal de volgende zorg- en informatieregeling vaststellen:
  • de kinderen zullen van 4 augustus 2017 tot en met 18 augustus 2017 bij de vader verblijven op [naam eiland] ,
  • de kinderen zullen van 30 december 2017 tot en met 5 januari 2018 bij de vader verblijven in Nederland,
  • met ingang van 2018 zullen de kinderen jaarlijks bij de vader verblijven gedurende drie aaneengesloten weken tijdens het zomerverlof, op [naam eiland] of in Nederland,
  • met ingang van 2018 zullen de kinderen jaarlijks bij de vader verblijven gedurende één week tijdens het winterverlof, op [naam eiland] of in Nederland, per jaar afwisselend in de eerste of de tweede week van het winterverlof,
  • de kinderen en de vader zullen wekelijks minimaal eenmaal contact hebben via FaceTime, Skype of telefoon,
  • de moeder zal de vader maandelijks middels e-mail informeren over de kinderen en hem maandelijks een foto van de kinderen sturen.
De rechtbank merkt op dat het partijen vrij staat om in onderling overleg nadere afspraken te maken over de zorg- en informatieregeling.
Vergoeding reiskosten
3.17.
De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder, zoals zij heeft toegezegd, jaarlijks een bedrag van € 600,- beschikbaar zal stellen aan de vader voor vliegtickets naar [naam eiland] . Het voorgaande leent zich echter niet voor opname in het dictum van deze beschikking.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de minderjarigen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
4.2.
verleent aan de moeder toestemming om met [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] naar [naam eiland] te verhuizen;
4.3.
stelt de volgende zorg- en informatieregeling vast:
  • de kinderen zullen van 4 augustus 2017 tot en met 18 augustus 2017 bij de vader verblijven op [naam eiland] ,
  • de kinderen zullen van 30 december 2017 tot en met 5 januari 2018 bij de vader verblijven in Nederland,
  • met ingang van 2018 zullen de kinderen jaarlijks bij de vader verblijven gedurende drie aaneengesloten weken tijdens het zomerverlof, op [naam eiland] of in Nederland,
  • met ingang van 2018 zullen de kinderen jaarlijks bij de vader verblijven gedurende één week tijdens het winterverlof, op [naam eiland] of in Nederland, per jaar afwisselend in de eerste of de tweede week van het winterverlof,
  • de kinderen en de vader zullen wekelijks minimaal eenmaal contact hebben via FaceTime, Skype of telefoon,
  • de moeder zal de vader maandelijks middels e-mail informeren over de kinderen en hem maandelijks een foto van de kinderen sturen;
4.4.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. van Es-de Vries, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.J. van Rijssen en mr. L.M. Reijnierse, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. A. Verouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.