Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding en de daarbij behorende producties, genummerd 1 tot en met 5;
- de op voorhand namens HRS toegezonden producties, genummerd 1 tot en met 15;
- de pleitaantekeningen van mr. Aartsen;
- de pleitaantekeningen van mr. Dessaur;
- de aantekeningen van het verhandelde ter zitting van 9 mei 2017.
2.De feiten
‘medewerker modulaire en keerpuntreiniging treinen’) in dienst van HRS, laatstelijk tegen een bruto basisuurloon van € 12,27. De overeengekomen werkweek telt 40 uren. In de onderneming van HRS wordt zowel overdag als ’s nachts gewerkt. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [eiser] zijn werkzaamheden in beginsel verricht in de regio […] . In die regio liggen onder meer de treinstations van […] , […] en […] . In […] wordt alleen overdag gewerkt, in […] en […] ook ’s nachts. 2.2. Op de arbeidsovereenkomst van partijen zijn de CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf en het Reglement Ziekteverzuim van HRS van toepassing verklaard. De CAO bepaalt, voor zover hier van belang, dat een arbeidsongeschikte werknemer die langer dan twee jaren in dienst is gedurende maximaal 104 weken recht heeft op volledige doorbetaling van het gemiddelde loon c.a. van de drie hele loonperioden voorafgaand aan de eerste ziektedag.
‘fysieke beperkingen en beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren.’[eiser] heeft zich onder behandeling gesteld en heeft, onder begeleiding van de bedrijfsarts, een re-integratietraject doorlopen waarin de urenomvang allengs is uitgebreid. Vanaf medio maart 2016 heeft hij weer de overeengekomen arbeidsduur van 160 uren per vier weken gewerkt, aanvankelijk nog alleen overdag, omdat de bedrijfsarts op 21 maart 2016 van oordeel was dat nachtdienst weer tot een toename van de beperkingen kon leiden. [eiser] heeft naar aanleiding van dit oordeel het UWV om een second opinion gevraagd. In of omstreeks mei 2016 heeft de UWV-verzekeringsarts geconcludeerd dat het inderdaad eind maart 2016 voor [eiser] nog te vroeg was om alweer in nachtdienst te werken.
‘op basis van nog te verkrijgen medische informatie van behandelaar te kunnen adviseren omtrent werkopbouw in de nacht’spoedig na de vakantie van [eiser] in augustus 2016.
‘(M)edewerker doet volledig eigen werk qua taken; alleen hij doet zijn werkzaamheden nu overdag in plaats van ’s nachts. Per vandaag adviseer ik aan werkgever hem zijn werk ’s nachts weer op te pakken.’De bedrijfsarts adviseerde
‘een duurzaamheidstoets van vier weken, gezien de duur van het herstel tot heden en het weer aanvangen van nachtdienst.’ ‘Hierna adviseer ik een betermelding. Gezien de duur van het verzuim heb ik de medische informatie-WIA opgesteld, zodat deze, indien toch nodig, naar het UWV kan worden opgestuurd. Ik verwacht echter niet dat dit nodig zal zijn’, aldus de bedrijfsarts. Naar aanleiding hiervan heeft geen der partijen het UWV om een deskundigenoordeel gevraagd.
‘dezelfde klachten’als bij de eerdere langdurige uitval:
‘Hij herstelde en heeft schijnbaar een periode toch goed kunnen functioneren. Nu valt hij opnieuw uit, zonder duidelijke trigger. Mogelijk heeft het verrichten van nachtdiensten hierbij dan toch een rol gespeeld. In het voorgaande langdurige verzuim liep er een spoor II traject. Nu er op zo’n korte termijn opnieuw volledige uitval is adviseer ik bij enig(-) herstel (anders dan in de huidige situatie waarin ik nog geen benutbare mogelijkheden zie) vlot door te schakelen naar een herstart van het spoor II traject met als doel om een duurzame werkhervatting te realiseren in een voor werknemer passende functie met een zo klein mogelijke kans op terugval.’Als eerste ziektedag vermeldde de bedrijfsarts 6 januari 2017.
‘Uw motivatie om geen WIA-aanvraag in te dienen kwam voort uit uw overtuiging dat u uw eigen werk weer duurzaam zou kunnen uitvoeren. Helaas is dit niet het geval gebleken. Uw re-integratie is als volgt verlopen: