ECLI:NL:RBMNE:2017:2522

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
5325081
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na aanrijding met oude schade en dagwaarde bepaling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J.A. van de Grint, een schadevergoeding van de gedaagde partij, N.V. Noordhollandsche van 1816, vertegenwoordigd door mr. M. Duinmaijer, naar aanleiding van een aanrijding op 7 april 2014. De aanrijding vond plaats tussen een Alfa Romeo Mito, bestuurd door [A], en een Audi A3, bestuurd door de vader van eiser. De schade aan de Audi werd door de eerste expert, [B] van [bedrijfsnaam 1], vastgesteld op € 9.105,00, maar na een contra-expertise door [naam expertisebureau] werd de dagwaarde van de Audi vastgesteld op € 7.000,00, met een schadevergoeding van € 3.605,00 aan eiser. Eiser vordert het verschil van € 5.569,27, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat er sprake is van oude schade die de dagwaarde van de auto negatief beïnvloedt. De kantonrechter oordeelt dat de eerdere schade aan de Audi voldoende is aangetoond en dat de vordering van eiser moet worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5325081 UC EXPL 16-12212 GB/850
Vonnis van 24 mei 2017
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.J.A. van de Grint,
tegen:
de naamloze vennootschap
N.V. Noordhollandsche van 1816, Schadeverzekeringsmaatschappij,
gevestigd te Oudkarspel,
verder ook te noemen NH 1816,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Duinmaijer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 september 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de op 28 februari 2017 gehouden comparitie van partijen, waarvan aantekeningen zijn gemaakt
  • het op 28 februari 2017 door mr. Van de Grint gezonden faxbericht met de aan [eiser] verstrekte toevoeging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 7 april 2014 is een personenauto van het merk Alfa Romeo Mito, kenteken [kenteken] , die werd bestuurd door [A] , tegen een personenauto van het merk Audi A3 3.2 Quattro Ambition, kenteken [kenteken] , (hierna ook: de auto) aangereden, die werd bestuurd door de vader van [eiser] .
2.2.
Autobedrijf [naam autobedrijf] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: [naam autobedrijf] ) heeft het wrak van de auto opgekocht voor € 3.395,00.
2.3.
[A] was voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij NH 1816. NH 1816 heeft de aansprakelijkheid volledig erkend.
2.4.
Aan de zijde van [eiser] is verzekeraar [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) ingeschakeld voor de vaststelling van de schade. In het expertiserapport van expert [B] van [bedrijfsnaam 1] van 17 april 2014 is onder meer het volgende vermeld:
“Schade bevindt zich : V. zijde
Stootrichting : 11 uur
Aangrijppunt : Links voor
(…)
Beschrijving schade:
Voorzijde: motorkap, lv scherm, lv wielophanging, li aandrijfas, front, bumper, beide koplampen, voorruit, rv scherm, koelers, motor lekt olie na de aanrijding, zeer waarschijnlijk onder de bevestiging van de re bovenste motorsteun.”
[B] heeft de schade op basis van de dagwaarde van de auto vervolgens vastgesteld op € 9.105,00 inclusief btw en bpm. De expertisekosten bedragen € 69,27 exclusief btw.
2.5.
NH 1816 heeft [naam expertisebureau] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: [naam expertisebureau] ) ingeschakeld voor een contra-expertise. In dat kader is een nader onderzoek ingesteld naar de technische staat van de motor van de auto. In het rapport van expertise van [C] van [naam expertisebureau] van 12 september 2014 is daarover het volgende vermeld:

4.INSPECTIE/SCHADE
Op donderdag 24 juli 2014 bezochten wij [naam autobedrijf] en inspecteerden het voertuig en de beschadiging aan het motorblok.
Wij constateerden de volgende beschadigingen c.q. afwijkingen:
- Er is sprake van ernstige motorolielekkage aan de rechter zijde van de motor.
- Ter plaatse van de motorolielekkage is een laag zwarte kit aangebracht.
- De aangebrachte kit is niet vers en dus in een eerder stadium aangebracht.
- De kit is aangebracht ter hoogte van de rechter motorsteun.

5.OORZAAK/CONCLUSIE

Naar aanleiding van onze bevindingen, concluderen wij als volgt.
De zwarte kit is aangebracht om olielekkage te verhelpen. De olielekkage is ontstaan als gevolg van een eerdere schade, waarbij de rechter motorsteun van de motor is losgebroken. Bij onderhavig ongeval is deze beschadiging niet ontstaan.
Om de olielekkage deugdelijk te repareren is vervanging van het motorblok noodzakelijk. Er is destijds gekozen om slechts de lekkage te verhelpen.
Doordat de olielekkage bij de eerdere schade ondeugdelijk is gerepareerd, is, bij gebrek aan stevigheid, als gevolg van beweging in de motorsteun opnieuw olielekkage ontstaan.
(…)
Tijdens onze inspectie hebben wij een monster van de motorolie afgenomen en voor onderzoek naar [bedrijfsnaam 4] N.V. verzonden. Bij de analyse bleken er in de motorolie geen sporen van excessieve slijtage aanwezig te zijn.”
2.6.
Voorts is in een rapportage van ongevallenanalyse van ing. [D] van [naam expertisebureau] van 12 september 2014 onder andere het volgende vermeld:

3.SCHADEBEZOEK AUDI
Op 03-09-2014 bezochten wij de opkoper van de Audi, zijnde [naam autobedrijf] te [vestigingsplaats] . Wij inspecteerden de Audi op schade en hebben daarbij de aanrijdingsschade links voor, die als gevolg van onderhavige aanrijding zou zijn ontstaan, als ook eventuele oude schade aan de Audi beoordeeld.
(…)
Bovenstaand schadebeeld past bij een aanrijding waarbij de Audi schuin dan wel haaks vanaf links voor aangereden werd. De twee meest rechter schades (…) vertonen een intensiever horizontaal krasbeeld dan elders op de voorbumper. Deze schades (…) zijn passend bij een schavend contact met een band van een ander voertuig.
(…)
5.OUDE SCHADE AAN DE AUDI
Doordat de Alfa de Audi op het linker voorwiel en tegen de bumperbalk geraakt heeft, is er niet van uit te gaan dat deze onderdelen enig doordrukken van de plaatdelen dan wel technische delen (lees wielophanging) hebben veroorzaakt, dusdanig dat hierdoor enige kracht op het motorblok van de Audi kwam.
Wij vernamen dat de Audi een olielekkage had aan de rechterzijde van het motorblok, ter hoogte van de motorsteun. Wij bekeken deze schade en constateerden dat de rechter motorsteun aan de onderzijde vooraan kit bevatte, waarlangs olie lekte. Wij verwijzen voor de verdere analyse hiervan naar het technische onderzoeksrapport.
(…)
Het rechter achterscherm blijkt echter ook een forse lakdikte te vertonen van 180 um. Dit duidt, samen met de lakdikte van het rechter portier en voorscherm, erop dat er een schade al eens hersteld en gespoten werd aan de rechterzijde. De schade aan de voorruit, die ouder is dan de opgegeven schadedatum, en de schade aan de rechterzijde van het motorblok, kunnen in verband staan met deze eerdere rechter voor- en zijschade(s), maar niet met onderhavige schade.
6.CONCLUSIE
(…)
De Audi vertoont verder oude schade aan de rechterzijde, die bestaat uit een inslag in de rechter onderhoek van de voorruit en schade aan de rechterzijde van het motorblok. Deze schades zijn van invloed op de dagwaarde zoals vastgesteld door [bedrijfsnaam 1] .”
2.7.
Naar aanleiding van de bevindingen is een nader onderzoek ingesteld door [naam expertisebureau] . In dat kader heeft de vader van [eiser] op 20 augustus 2014 aan [E] van [naam expertisebureau] verklaard dat zijn zoon [zoon van eiser] schade aan de voorzijde van de auto heeft gereden, waaraan hij zelf schuld had. Aan de heer [F] van [bedrijfsnaam 3] is gevraagd om die schade aan de auto op een zo goedkoop mogelijke manier te herstellen. De auto heeft voor schadeherstel ongeveer 8 à 9 maanden bij het schadeherstelbedrijf gestaan, omdat het voertuig beetje bij beetje werd hersteld. Na het schadeherstel was er niets meer van de aanrijdingsschade zichtbaar.
[F] heeft op 20 augustus 2014 het volgende aan [E] van [naam expertisebureau] verklaard:
“In 2013 werd ik benaderd om een frontschade van de betreffende auto met kenteken [kenteken] te herstellen. De auto heeft zeker enkele maanden ik meen 7 a 8 maanden bij mijn bedrijf gestaan dit omdat ik eerst geld wilde zien (…) Ik heb de betreffende frontschade hersteld met gebruikte onderdelen en het spuitwerk uitbesteed. Ik heb vervangen de twee voorschermen, motorkap, voorfront en koelerpakket. Motor was niet beschadigd.
Wanneer ik de auto precies heb afgeleverd weet ik niet meer en ik heb de auto hersteld voor een bedrag van 4.235 euro.
(…)
Ik weet zeker dat ten tijde van het gepleegde schadeherstel geen olielekkage aanwezig was. Ik heb alleen plaatwerk vervangen.
Het is mij bekend dat de auto later wederom schade heeft gehad en wel aan de linker voorzijde. De auto heeft toen bij mijn bedrijf gestaan voor schadetaxatie. Mij is toen ook opgevallen dat er olie lekte. Ik heb dit echter verder niet bekeken wat hier de oorzaak van was. Ik heb de lekkage wel aangegeven aan de expert die voor schadevaststelling bij mij is geweest.
U houdt mij voor dat uit onderzoek is gebleken dat er zwarte kit is aangetroffen ter hoogte van de rechter motorsteun. Hier is mij niets van bekend. Deze kit is nooit bij schadeherstel aan de auto door ons aangebracht. Mij is deze kit ook nooit opgevallen. Bij het eerste schadeherstel heb ik hier niet naar gekeken omdat er toen geen olielekkage was.
U houdt mij voor dat de kit is aangebracht om olielekkage te voorkomen. Deze werkzaamheden zijn door ons nooit uitgevoerd.
Bij het eerste schadeherstel door mij uitgevoerd zijn geen werkzaamheden aan een motorsteun verricht.”
2.8.
NH 1816 heeft vervolgens een contra-expertise door [naam expertisebureau] laten verrichten inzake de schadevaststelling van de auto. In zijn rapport van contra-expertise van [E] van [naam expertisebureau] van 12 september 2014 is onder meer het volgende opgenomen:

2.EERSTE EXPERT
De schade werd in eerste instantie opgenomen en vastgesteld door expert de heer [B] van [bedrijfsnaam 1] .
De schade werd vastgesteld op € 12.500,00 (incl. BTW.).
(..)
8.CONCLUSIE
Wij zijn van mening dat de waarde, welke door de eerste expert is vastgesteld, niet reëel is. Wij stelden de waarde van het bovengenoemde voertuig op het moment van het ontstaan van de schade op € 7.000,00 (incl. BTW).
9.CONTACT EERSTE EXPERT
Wij hebben contact opgenomen met expert de heer [B] en deze van onze conclusie op de hoogte gesteld.
Expert [B] verklaarde zich akkoord met onze conclusie, nu wetende dat er sprake was van oude schade, aldus de heer [B] .”
2.9.
[naam expertisebureau] heeft de schade, op basis van een dagwaarde van de auto van € 7.000,00 inclusief btw ten tijde van het ontstaan van de schade, vastgesteld op een bedrag van € 3.605,00 inclusief btw. Dit bedrag heeft NH 1816 aan [eiser] uitgekeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om NH 1816 bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan haar te betalen € 5.569,27, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.500,00 vanaf 7 april 2014, en met veroordeling van NH 1816 in de proceskosten. Het bedrag van € 5.569,27 bestaat uit het verschil tussen het door [B] berekende schadebedrag van € 9.105,00 en het door [naam expertisebureau] berekende schadebedrag van € 3.605,00, zijnde € 5.500,00, en de kosten van de expertise door [B] ad € 69,27.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat de auto na de door [F] herstelde schade en vóór de onderhavige schade niet bij een ongeval betrokken is geweest noch dat daaraan anderszins enige schade is ontstaan in de vorm en omvang als door NH 1816 is gesuggereerd. De aanvankelijk ingeschakelde expert, [B] van [bedrijfsnaam 1] , heeft in het geheel geen oude schade geconstateerd bij de uitvoering van zijn expertise. Van een schade-expert zou verwacht kunnen en mogen worden dat hij - zeker indien aan de juistheid van een claim wordt getwijfeld, zoals bij NH 1816 klaarblijkelijk aan de orde was - speurt naar onregelmatigheden en, indien daarvan daadwerkelijk sprake zou zijn, die ook zou constateren. Dat was niet het geval. Volstrekt onwaarschijnlijk zou dan ook zijn geweest dat de expert een schade als door NH 1816 gesteld, over het hoofd zou hebben gezien. Dat duidt erop dat van een eerdere schade geen enkele sprake is geweest. Ook [F] heeft bij de uitvoering van zijn werkzaamheden eerder geen beschadigingen aan de auto aangetroffen. [eiser] betwist dan ook dat van enige eerder ontstane schade sprake was.
Subsidiair stelt [eiser] dat NH 1816 de dagwaarde van de auto zonder onderbouwing heeft vastgesteld op € 7.000,00.
3.3.
NH 1816 betwist de vordering. Zij voert daartoe aan dat, omdat de auto in 2013 ook betrokken was geweest bij een zwaar verkeersongeval en het haar niet duidelijk was of rekening was gehouden met oude schade, expert [B] om een extra toelichting is gevraagd. Hij deelde haar mede dat hem niet bekend was geweest dat de auto in 2013 een schade heeft gehad. In de schadeverledenpas stond hierover niets vermeld. Hij heeft daarom geen navraag gedaan. Volgens NH 1816 kan hieruit worden geconcludeerd dat er geen rekening is gehouden met eventueel niet of niet goed gerepareerde oude schade. Dit vormde voor haar een reden om een eigen (contra)expertise te laten verrichten. [naam expertisebureau] constateerde (oude) schades aan het motorblok en de rechterhoek van de voorruit. De auto vertoonde door de schade aan het motorblok olielekkage. Deze schade is niet veroorzaakt door het ongeval van 7 april 2014 maar is daarvoor ontstaan. De motor is provisorisch gerepareerd met kit die in een eerder stadium is aangebracht. De kit was namelijk niet ‘vers’. NH 1816 verwijst daartoe naar de rapporten van [naam expertisebureau] .
Vanwege die schade heeft [naam expertisebureau] de dagwaarde van de auto negatief bijgesteld. Bij het vaststellen van de dagwaarde heeft de expert van [naam expertisebureau] diverse referentievoertuigen gebruikt, met dien verstande dat die voertuigen geen schade c.q. mankementen vertonen. Reden waarom [naam expertisebureau] de dagwaarde heeft vastgesteld op € 7.000,00. NH 1816 verwijst in dit verband naar de door haar als productie 4 bij haar conclusie van antwoord overgelegde stukken.
Verder brengt NH 1816 naar voren dat de expert van [naam expertisebureau] na zijn bevindingen heeft gehandeld conform de richtlijn Contra-expertise motorvoertuigen. Hij heeft [B] telefonisch op de hoogte gebracht van zijn bevindingen. Tijdens dit gesprek gaf [B] aan dat hem de oude schade niet was opgevallen. Wel kon hij zich vinden in de waardevaststelling zoals deze door [naam expertisebureau] was vastgesteld, als het klopte wat betreft de eerdere, slecht herstelde schade. NH 1816 verwijst hierbij naar de door haar overgelegde brief van [G] van [naam expertisebureau] van 30 augustus 2016.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure wordt het er om praktische redenen voor gehouden dat de eigendom van de auto berustte bij [eiser] . Partijen verschillen van mening over de vraag of bij de auto sprake was van relevante eerdere schade en zo ja, in hoeverre die van invloed was op de dagwaarde van de auto.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de rapporten van [naam expertisebureau] blijkt dat de auto dergelijke eerdere schade heeft opgelopen aan de rechter onderhoek van de voorruit en aan de rechterkant van het motorblok en dat laatstgenoemde schade provisorisch is gerepareerd met kit. Het expertiserapport van [B] dat [eiser] daartegen heeft ingebracht, kan de bevindingen van [naam expertisebureau] niet weerleggen. Integendeel, [B] zelf heeft gerapporteerd dat er (ook) sprake was van schade rechtsvoor en olielekkage, “zeer waarschijnlijk onder de bevestiging van de re bovenste motorsteun”, terwijl die schade niet past bij de plaats waar de auto op 7 april 2014 is geraakt, te weten linksvoor. Het had op de weg van [B] gelegen nader te onderzoeken of die schade van invloed zou kunnen zijn voor de dagwaarde van de auto, wat hij kennelijk niet heeft gedaan. Verder heeft [eiser] weliswaar uitdrukkelijk aangeboden door middel van getuigen te bewijzen dat er bij de auto geen sprake was van andere, eerdere schade dan de door [F] herstelde schade, maar zij zal daartoe niet worden toegelaten omdat dit bewijsaanbod tegenover de in deze procedure overgelegde stukken als niet ter zake dienend moet worden beschouwd.
4.3.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat NH 1816 aan de hand van de overgelegde stukken de invloed van de eerdere schade op de dagwaarde van de auto voldoende heeft aangetoond. [eiser] heeft haar stelling op dit punt niet met stukken onderbouwd, terwijl haar eigen expert, [B] , zich ter zake kon vinden in de waardevaststelling van [naam expertisebureau] .
4.4.
Het voorgaande betekent dat de vordering moet worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NH 1816 worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 350,00 (2 punten x tarief € 175,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van NH 1816, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 350,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. J. van Binsbergen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.