ECLI:NL:RBMNE:2017:2461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
16/994037-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-medewerker SNS Property Finance voor omkoping, valsheid in geschrifte en witwassen met ontnemingsvordering

Op 18 mei 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 68-jarige ex-medewerker van SNS Property Finance, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De ex-medewerker is schuldig bevonden aan het aannemen van giften, meermalen medeplegen van valsheid in geschrifte en witwassen. Een tweede verdachte, een 58-jarige man, is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur voor niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrifte. De ontnemingsvordering die gelijktijdig met de strafzaak werd behandeld, was gericht op het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 837.152,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betalingen zijn ontvangen door de vennootschap van de veroordeelde, en heeft geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen dient te worden bij de vennootschap, niet bij de veroordeelde zelf. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering afgewezen, omdat de veroordeelde zelf geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994037-13 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 mei 2017
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1949] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] [woonplaats] .
(hierna te noemen: [verdachte] ).

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officieren van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/994037-13, waaruit blijkt dat [verdachte] bij vonnis van 18 mei 2017 van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van onder meer niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen;
  • de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20, 21 en 22 maart 2017. De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen [verdachte] , bekend onder hetzelfde parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat [verdachte] en zijn raadslieden, mr. J.T.C. Leliveld en mr. R.J.F. ten Ham, naar voren hebben gebracht.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officieren van justitie
De schriftelijke vordering van de officieren van justitie strekt tot het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 837.152,00 (exclusief btw).
Ter terechtzitting hebben de officieren van justitie gevorderd de ontnemingsvordering voor [verdachte] af te wijzen, nu alle betalingen zijn binnengekomen op de rekening van [bedrijfsnaam] en het voordeel dient te worden ontnomen bij degene bij wie het voordeel gevallen is.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de ontnemingsvordering.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnissen van deze rechtbank van 18 mei 2017 zijn [verdachte] en zijn vennootschap [bedrijfsnaam] (hierna: [bedrijfsnaam] ) veroordeeld ter zake van onder meer valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. [verdachte] is bovendien veroordeeld voor niet-ambtelijke omkoping. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] en/of zijn vennootschap door middel van en/of uit de baten van deze feiten wederrechtelijk voordeel hebben verkregen, zijnde de gefactureerde en ontvangen betalingen.
Daadwerkelijke ontvangerDe betalingen zijn gefactureerd en ontvangen door de vennootschap van [verdachte] . Gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel is het uitgangspunt dat bij de bepaling van het voordeel aangesloten wordt bij welk voordeel de veroordeelde in de concrete omstandigheden daadwerkelijk heeft genoten. De rechtbank is daarom, met de officieren van justitie, van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen dient te worden bij [bedrijfsnaam] .
Conclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte] zelf geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en wijst zij de (schriftelijke) ontnemingsvordering af.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering van de officieren van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter, mrs. V. van Dam en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 mei 2017.