Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de schriftelijke vordering van de officieren van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/994054-13, waaruit blijkt dat [veroordeelde] bij vonnis van 18 mei 2017 van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen;
- de overige stukken,
2.De beoordeling
3.Toepasselijke wettelijke voorschriften
4.De beslissing
€ 377.101,00(zegge: driehonderdzevenenzeventigduizend honderdeen euro);
€ 347.101,00(zegge: driehonderdzevenenveertigduizend honderdeen euro).
de rechtbank kan uit het document niet afleiden welke dag is ingevuld) wordt een dienstenovereenkomst afgesloten tussen [bedrijfsnaam 1] BV, vertegenwoordigd door [D] , en [bedrijfsnaam 7] (hierna: [bedrijfsnaam 7] ), vertegenwoordigd door [E] . [bedrijfsnaam 7] ontvangt een vergoeding per gewerkt uur van € 175,- (exclusief BTW) en € 90,- (exclusief BTW) per reisuur. De overeenkomst treedt in werking per 1 juni 2010 en geldt voor onbepaalde tijd. [9]
de rechtbank begrijpt: [E] , [F] en [G]) niet had kunnen leveren. De vergoeding aan [A] na 1 juli 2011, zo verklaart [D] , is mede afhankelijk geweest van de gerealiseerde toegevoegde waarde van […] . De toegevoegde waarde van […] kwam in zijn geheel toe aan [bedrijfsnaam 1] . In september 2011 is met [A] afgesproken dat zijn vergoeding mede zou worden bepaald door de marge die werd gerealiseerd op […] . Het uitgangspunt was de marge die gerealiseerd werd vanaf de startdatum van het […] -project. Afgesproken werd dat [A] recht had op 50% van de marge vanaf de startdatum. Als het project doorliep zou [A] de marge voor 100% uitbetaald krijgen om de periode vanaf de start van het project tot 1 juli 2011 in te lopen. Als het verleden was ingehaald zou [A] een vergoeding van 50% van de toegevoegde waarde van het […] krijgen. [22] Deze afspraak is, volgens [D] , gebaseerd op de e-mails die zijn genummerd als D -0067 en D -0068. [23]
de rechtbank begrijpt: waarin [A] een concepttekst voorstelt van een bericht van [H] namens [bedrijfsnaam 2] aan [bedrijfsnaam 3]), met onder meer de volgende inhoud:
de rechtbank begrijpt dat de reacties op de omzet met betrekking tot [bedrijfsnaam 3] van [A] afkomstig zijn).
de rechtbank begrijpt: zijn kinderen [L] en [M]). [43]
“wat stel jij mij / ons als verdeling voor?”.[H] antwoordt dan in zijn e-mail van 11 september 2012: