ECLI:NL:RBMNE:2017:2388

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
5180804 UC EXPL 16-9491
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en de gevolgen voor verzekering bij niet melden bestemmingswijziging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De eiser had een opstal-, inboedel- en glasverzekering afgesloten bij Achmea en diende een schadeclaim in na een brand op 2 augustus 2015. De brand vond plaats in de woning van de eiser, waar na de brand een hennepkwekerij was aangetroffen. Achmea weigerde de schadevergoeding met een beroep op artikel 6 van de Verzekeringsvoorwaarden, waarin staat dat de verzekering vervalt bij een bestemmingswijziging die niet tijdig is gemeld. De eiser betwistte de toepasselijkheid van de voorwaarden en stelde dat hij niet op de hoogte was van de bestemmingswijziging. De kantonrechter oordeelde dat de eiser de Verzekeringsvoorwaarden had aanvaard door het polisblad te ondertekenen en dat hij niet tijdig had gemeld dat de bestemming van de woning was gewijzigd door de aanleg van de hennepkwekerij. De rechter concludeerde dat er sprake was van een bestemmingswijziging en dat Achmea gerechtigd was om de dekking te weigeren. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5180804 UC EXPL 16-9491 MGdV/30360
Vonnis van 17 mei 2017
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: […] ,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V., (t.h.o.d.n. FBTO),
gevestigd te Apeldoorn,
verder ook te noemen Achmea,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.H.J. Wildenburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2016;
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 24 januari 2017;
- de akte van Achmea van 15 februari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 8 september 2014 heeft [eiser] bij Achmea een opstal-, inboedel- en glasverzekering afgesloten.
2.2.
Op 2 augustus 2015 is er brand geweest op het dak van de woning van [eiser] , waardoor schade is ontstaan. [eiser] heeft vervolgens een schadeclaim ingediend bij Achmea.
2.3.
Na de brand is [eiser] aangehouden door de politie vanwege het aantreffen van (benodigdheden voor) een hennepkwekerij in zijn woning. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak in maart 2016 geseponeerd omdat er sprake zou zijn geweest van onrechtmatig binnentreden door de politie.
2.4.
In opdracht van Achmea heeft [naam onderzoeksbureau] B.V. (hierna: [naam onderzoeksbureau] ) technisch onderzoek verricht naar de oorzaak van de brand.
2.5.
De heer [A] heeft namens Achmea op 3 augustus 2015 een bezoek gebracht aan de woning van [eiser] . [eiser] was niet aanwezig, maar [A] heeft met de moeder van [eiser] gesproken. Van dit bezoek is een rapport opgemaakt.
2.6.
In de door Achmea gehanteerde Voorwaarden Woonhuisverzekering Algemeen deel (hierna: de Verzekeringsvoorwaarden) is in artikel 6 bepaald:

6. Verandert iets aan uw situatie, de inboedel of aan de woning?
Verandert er iets in uw situatie, de inboedel of aan de woning? En kan dat gevolgen hebben voor uw verzekering? Dan laat u ons dat zo snel mogelijk weten. Dat doet u in ieder geval binnen 60 dagen na de verandering. Het gaat om de volgende veranderingen:
[…]
- U gebruikt de woning ergens anders voor. Of de gemeente verandert de bestemming van uw woning.
[…]
Geeft de verzekeringnemer de verandering niet op tijd door? Dan mogen we ook de premie of de voorwaarden veranderen of de verzekering stoppen. Dat mag alleen als we dit ook hadden gedaan als u de verandering wél had doorgegeven.
Er zijn 2 situaties:
1.
Hadden wij de verzekering gestopt als u de verandering wel op tijd had doorgegeven? En heeft u schade aan de inboedel? Dan betalen wij niet voor de schade.
2.
[…]”.
2.7.
Achmea heeft de schadeclaim van [eiser] afgewezen met een beroep op voornoemd artikel 6 van de Verzekeringsvoorwaarden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Achmea om aan hem te voldoen € 24.448,60 (bestaande uit € 21.835,00 aan hoofdsom en € 2.513,60 aan expertisekosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 10 juni 2016 tot de voldoening en met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] bij dagvaarding het volgende. De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is niet overeengekomen. Achmea heeft niet eerder dan in de afwijzingsbrief van 7 september 2015 laten weten dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de verzekeringsovereenkomst. Daarnaast stelt [eiser] dat hem geen redelijke mogelijkheid tot kennisneming is geboden, waardoor de bedingen in de algemene voorwaarden waarop Achmea zich beroept vernietigbaar zijn op grond van artikel 6:233 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). [eiser] heeft enkel het polisblad en niet de algemene voorwaarden ontvangen. Dat de voorwaarden per internet opgevraagd kunnen worden, levert geen mogelijkheid tot kennisneming van de Verzekeringsvoorwaarden op. Subsidiair stelt [eiser] dat artikel 6 van de Verzekeringsvoorwaarden als onredelijk bezwarend dient te worden aangemerkt, omdat daarin is opgenomen dat het niet van belang is of hij als verzekeringsnemer op de hoogte was van de vermeende bestemmingswijziging. Het is volgens [eiser] onredelijk om dit risico aan hem te laten toekomen. Hij betwist ook dat hij met Achmea een risicoverzwaringsregeling is overeengekomen.
Volgens [eiser] werden er werkzaamheden uitgevoerd aan het dak omdat er sprake was van een lekkage. [eiser] stelt dat wat er zich op het dak heeft afgespeeld en wat er is fout gaan, geheel buiten zijn medeweten is gebeurd. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake was van een bestemmingswijziging, moet volgens [eiser] gekeken worden naar de bestemming van het gebouw zoals die op het polisblad is weergegeven. Op de polisbladen die [eiser] heeft ontvangen van Achmea wordt de bestemming omschreven als
“inboedel en woonhuis”. Een bestemmingswijziging kan alleen aan de orde zijn wanneer geen sprake meer is van inboedel in een woonhuis. [eiser] betwist dit. Ook moet de bestemmingswijziging duurzaam zijn. Daarvan was geen sprake omdat niet is vast komen te staan dat de kwekerij daadwerkelijk in gebruik is geweest, wanneer dat is geweest en hoe lang het nog duurde voordat de vermeende kwekerij zelfs maar in gebruik kon worden genomen. In dit geval is volgens [eiser] vast komen te staan dat de vermeende hennepkwekerij voor het uitbreken van de brand niet in gebruik was. Voor zover wel sprake is geweest van een bestemmingswijziging is deze reeds voorafgaand aan het verwezenlijken van het risico ongedaan gemaakt. [eiser] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een causaal verband tussen de vermeende kwekerij en de schade. [eiser] concludeert dat Achmea gehouden is tot nakoming van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst en zij de schade dient uit te keren. Ter comparitie heeft [eiser] nog aangevoerd dat hij op grond van de Verzekeringsvoorwaarden 60 dagen de tijd had om een wijziging door te geven, welke termijn op het moment van de brand nog liep, en dat hij getuigenbewijs aanbiedt van zijn stelling dat de lekkage de reden was voor de werkzaamheden.
3.3.
Achmea heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering. Uit het rapport van [A] blijkt dat twee personen dakdekkerswerkzaamheden hebben verricht en dat zij daarbij bezig waren met het aanbrengen van dakdoorvoeren. Deze doorvoeren hebben geen enkele bouwkundige waarde voor het normaal gebruik van de woning en zij zijn alleen aangebracht voor de ontluchting van de hennepkwekerij. [eiser] heeft tijdens het interview met [B] niet ontkend dat er een hennepkwekerij in zijn huis werd gebouwd. Door de (aanleg van de) hennepkwekerij is de bestemming en het risico van de woning gewijzigd. [eiser] had dat moeten doorgeven aan Achmea en Achmea had de verzekering dan beëindigd. De door [eiser] gevorderde schadevergoeding is niet verschuldigd.
Achmea stelt verder dat op het polisblad vermeld staat dat de verzekeringsvoorwaarden van toepassing zijn verklaard. [eiser] heeft de voorwaarden ook aanvaard, omdat hij altijd conform de verzekering premie heeft betaald en ook een beroep doet op de verzekering. Als [eiser] het polisblad heeft ontvangen, maar geen kennis heeft genomen van de voorwaarden, dan dient dat voor zijn rekening te komen. Het polisblad is een onderhandse akte die op grond van artikel 157 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dwingend bewijs oplevert tussen partijen. De voorwaarden zijn daarom van toepassing op de verzekeringsovereenkomst. Achmea betwist ook dat de voorwaarden niet zijn meegezonden omdat het versturen een geautomatiseerd en daarom foutloos proces is. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat bij een verzekeringsovereenkomst voorwaarden worden gehanteerd. Het mocht van [eiser] worden verwacht dat als hij geen voorwaarden zou hebben ontvangen, hij aan de bel had getrokken. De voorwaarden zijn ook heel eenvoudig te vinden op de website van FBTO.
Toedoen door of medeweten van de verzekeringnemer is geen vereiste om een geslaagd beroep te kunnen doen op de bestemmingswijziging (risicoverzwaring). Daarbij komt dat [eiser] wel degelijk op de hoogte was van de wijziging omdat hij toestemming had gegeven om een kwekerij in zijn woning te beginnen. De feitelijke bestemming van de woning is gewijzigd door het aanleggen van een hennepkwekerij omdat de bestemming niet langer de bewoning van het pand was, maar het kweken van hennep. Dat de kwekerij nog niet in gebruik was genomen, doet daaraan niet af. Het risico is al gewijzigd bij het afgeven van de huissleutels aan personen met kenbare plannen voor illegale activiteiten. Achmea stelt dat [eiser] toestemming heeft gegeven om het dak te betreden, dan wel opdracht daartoe heeft gegeven, hetgeen al schuld oplevert aan de zijde van [eiser] . Van het verhelpen van een lekkage was geen sprake, althans dat is naar de mening van Achmea zeer onaannemelijk.
Causaal verband tussen de bestemmingswijziging en de brand is volgens Achmea niet vereist. Dit is slechts anders indien de bestemmingswijziging geen enkele verhoging vormt van het risico op de soort schade die zich heeft voorgedaan. Bovendien betwist Achmea dat er geen causaal verband zou zijn tussen de oorzaak van de brand en de bestemmingswijziging. Achmea betwist de hoogte van het schadebedrag, omdat deze op geen enkele wijze onderbouwd is. Achmea stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [eiser] voor afwijzing gereed liggen en dat [eiser] in de proceskosten en de nakosten veroordeeld dient te worden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Zijn de Verzekeringsvoorwaarden van toepassing?
4.1.
In dit geschil dient ten eerste te worden beoordeeld of de door Achmea overgelegde Verzekeringsvoorwaarden van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst. De Verzekeringsvoorwaarden zijn van toepassing als de geldigheid daarvan aanvaard is (artikel 6:217 en 3:33 BW). Op het polisblad is verwezen naar de Verzekeringsvoorwaarden en zijn deze van toepassing verklaard op de verzekeringsovereenkomst. [eiser] heeft niet betwist dat hij het polisblad heeft ontvangen. [eiser] heeft nooit geageerd tegen de toepasselijkheid van de voorwaarden en heeft ook niet te kennen gegeven dat hij de voorwaarden niet ontvangen heeft. De enkele stelling dat hij psychotisch was toen hij de verzekeringen afsloot en hij om die reden niet weet of de Verzekeringsvoorwaarden hem ter hand zijn gesteld, is niet voldoende om tot de conclusie te komen dat deze hem niet tegelijkertijd met het polisblad zijn toegezonden. Onder deze omstandigheden mocht Achmea ervan uitgaan dat [eiser] de Verzekeringsvoorwaarden had aanvaard. Of hem anderszins een redelijke mogelijkheid tot kennisneming van de Verzekeringsvoorwaarden is geboden is dan niet meer van belang. Het beroep van [eiser] op vernietiging ex artikel 6:233 sub b BW kan dan ook niet slagen.
Is sprake geweest van een bestemmingswijziging?
4.2.
In de tweede plaatst dient te worden beoordeeld of zich een wijziging in de bestemming van het verzekerde object heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 6 van de Verzekeringsvoorwaarden.
4.3.
Nu Achmea zich beroept op het rechtsgevolg dat de dekking van de verzekering is vervallen op grond van artikel 6 van de Verzekeringsvoorwaarden omdat [eiser] de aanwezigheid van een hennepkwekerij niet aan haar heeft gemeld, dient te worden beoordeeld of dit uit de door Achmea gestelde feiten en omstandigheden volgt. Daarbij is van belang dat [eiser] betoogt dat de hennepkwekerij nog niet in gebruik was.
4.4.
Achmea heeft haar stelling onderbouwd door middel van het rapport van [naam onderzoeksbureau] , het rapport van [A] en het interview van [B] van Achmea met [eiser] . Het rapport van [naam onderzoeksbureau] vermeldt:

4.5 Inrichten kweekruimtes
Uit de in de woning aangetroffen situatie kan worden afgeleid dat ‘men’ kennelijk bezig was om de slaapkamers op de 1e verdieping in te richten als (hennep)kwekerij. In de woonkamer lagen een grote hoeveelheid zakken met tuinaarde opgestapeld en voorts lagen hier slangen bestemd voor een afzuigsysteem en een doos met lege plantenpotten (foto’s 15 en 16). De slaapkamers op de 1e verdieping waren grotendeels leeggeruimd, er stond geen meubilair in deze kamers. In deze kamers werden onder andere lege ventilatorboxen aangetroffen, lagen er ventilatieslangen en voorts een aantal zakken met koolstofkorrels afkomstig uit koolstoffilters (foto’s 17 t/m 20). Ventilatoren, koolstoffilters en mogelijk ook assimilatielampen die aanwezig zijn geweest, waren kennelijk door de politie afgevoerd. Op de vloer van de overloop en wel juist boven aan de trap werd een afgeknipt deel van een VmVk-kabel aangetroffen (foto’s 21 t/m 23). Door één van de traptredes was voorts een gat geboord dat ‘uitkwam’ in de trapkast in de woonkamer waarin, zoals eerder omschreven, onder andere de laagspanningsverdeelinrichting was ondergebracht. Ook in deze kast werd een afgeknipt deel van een VmVk-kabel aangetroffen en voorts was, zoals eerder aangegeven, bij de verdeelinrichting de kWh-meter door het energiebedrijf verwijderd (foto 24). De hiervoor omschreven restanten van de VmVk-kabel maakten kennelijk deel uit van een illegale aftakking in de verdeelinrichting en moeten bestemd zijn geweest voor de elektrische voeding ten behoeve van de kweekruimtes die men aan het aanleggen en inrichten was.
4.5.
Op 5 augustus 2015 heeft [B] van Achmea [eiser] een interview afgenomen. [eiser] heeft tijdens dat interview, weergegeven voor zover relevant, verklaard:
“[…] Hij vertelde dat ik € 5000,- per 3 maanden kon verdienen als ik mijn woning ter beschikking wilde stellen voor een hennepkwekerij. Ik hoefde daar niets voor te doen; (...) en zijn vrienden zouden dat verder allemaal regelen.
Vanwege mijn schulden had ik daar wel oren naar en ik stemde er mee in.
[…] Ca 3 weken vóór de brand, dus medio juli jl. zijn (...) en die Marokkanen begonnen met de aanleg van een hennepkwekerij op twee kamers op de etage van mijn woning.
Ik heb de vorderingen wekelijks goed kunnen volgen, want ik sliep 3 nachten/week op een matras in de woonkamer.
Ik merk op dat ik een nieuwe relatie heb en niet altijd thuis was. Maar omdat zij een bijstandsuitkering krijgt, kan ik niet permanent bij haar verblijven. Want daarmee zou zij haar uitkering op het spel zetten. Vandaar dat ik 3x/week in mijn woning verbleef.
2 dagen vóór de brand hebben die Marokkanen elektra in mijn woning afgetapt vóór de meter en een aansluiting naar de etage aangelegd.
Daar was echter nog niets aangesloten, want zover was het nog niet.
4.6.
[eiser] heeft betwist dat er sprake was van een functionerende hennepkwekerij en dat de brand is ontstaan als gevolg van de hennepkwekerij. De kantonrechter stelt voorop dat voor de beoordeling van dit geschil niet van belang is of de oorzaak van de brand is gelegen in de aanwezigheid van de hennepkwekerij of dat daarvoor mogelijk een andere oorzaak is. Het gaat er immers om of sprake is geweest van een bestemmingswijziging. Uit het rapport van [naam onderzoeksbureau] en de verklaringen van [eiser] leidt de kantonrechter af dat inderdaad sprake is geweest van een bestemmingswijziging. Zo stonden er geen bedden en ander meubilair meer in de slaapkamers op de eerste verdieping, sliep [eiser] volgens zijn eigen verklaring op een matras in de woonkamer en stond de woonkamer blijkens foto’s 15 en 16 bij het rapport vol met installatiemateriaal voor een hennepkwekerij. De woonkamer kon dus niet meer, althans nauwelijks, als woonkamer worden gebruikt. Ook twee van de drie slaapkamers konden niet langer als zodanig worden gebruikt. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] gehouden mag worden aan hetgeen hij aan [B] heeft verklaard. Zijn ouders waren immers bij het interview aanwezig, en zij hebben het verslag mede-ondertekend. De kantonrechter leidt daaruit af dat de weergave van het interview inhoudelijk correct is geweest. Nu de oorspronkelijke bestemming van de woonkamer en twee van de drie slaapkamers in verband met de aanleg van een hennepkwekerij niet langer mogelijk was, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een bestemmingswijziging als in de Verzekeringsvoorwaarden bedoeld. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat sprake is van een bestemmingswijziging van vrijwel de gehele woning. Dat de hennepkwekerij nog niet in bedrijf was is dus niet relevant, waarbij de kantonrechter overigens opmerkt dat de voorbereidingen reeds in een vergevorderd stadium waren. Er waren immers reeds dakdoorvoeren aangelegd en ook de aanleg van de elektriciteitsvoorziening (buiten de meter om) was reeds in een vergevorderd stadium. [eiser] heeft onder verwijzing naar HR 23 april 2004 (LJN: AO 2777) nog aangevoerd dat de
“schijn van een hennepkwekerij”de verzekeraar niet ontslaat van zijn contractuele verplichtingen. Uit het voorgaande volgt dat in dit geval niet slechts sprake is geweest van een
“schijn van een hennepkwekerij”.
Uit het voorgaande volgt tevens dat de overige door [eiser] aangevoerde argumenten geen bespreking behoeven, namelijk: er waren geen hennepplanten aanwezig, de kweekelektra was nog niet aangesloten, er waren geen ventilatiebuizen aanwezig, er was niets geregeld ten behoeve van wateropvang of -verspreiding en de door [eiser] verzamelde
“parafernalia”kunnen ook voor het kweken van planten zoals orchideeën gebruikt worden.
Mocht Achmea dekking weigeren?
4.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Achmea gerechtigd was de dekking vanwege deze bestemmingswijziging te weigeren. Naar het oordeel van de kantonrechter was dit inderdaad het geval. Achmea heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de verzekering zou hebben gestopt als [eiser] de bestemmingswijziging wel op tijd had doorgegeven. Achmea heeft in dat verband gesteld dat de aanleg van een hennepkwekerij een risicoverzwaring vormt, welke reeds een aanvang had genomen toen [eiser] de sleutels van de woning in verband met de aanleg van de hennepkwekerij aan een aantal voor hem onbekende personen heeft gegeven. Achmea heeft er voorts op gewezen dat het
“geknoei met elektriciteit”waar hier sprake van is geweest ook een verhoging van het risico vormt, namelijk het risico op brand. Zij stelt verder dat zij niet geassocieerd wil worden met illegale activiteiten zoals een hennepkwekerij. Achmea heeft naar het oordeel van de kantonrechter aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat zij om deze redenen de verzekeringsovereenkomst niet zou hebben voortgezet indien [eiser] haar omtrent de bestemmingswijziging had ingelicht. Dit standpunt is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.8.
[eiser] heeft zich er nog op beroepen dat de termijn van 60 dagen die in artikel 6 Verzekeringsvoorwaarden is genoemd ten tijde van de brand nog niet verstreken was. Achmea wijst er echter op dat dit artikel bepaalt:
“Dan laat u ons dat(de bestemmingswijziging, kantonrechter)
zo snel mogelijk weten. Dat doet u in ieder geval binnen 60 dagen na de verandering”.Volgens Achmea heeft [eiser] niet voldaan aan de voorwaarden de bestemmingswijziging zo snel mogelijk door te geven, en is de termijn van 60 dagen slechts genoemd om duidelijk te maken dat overschrijding van deze laatstgenoemde termijn in ieder geval te laat is. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit een redelijke uitleg, waarbij de kantonrechter mede in aanmerking neemt dat in dit geval sprake is van een bestemmingswijziging waarvan het voor [eiser] zonder meer duidelijk had moeten zijn dat hij deze had behoren door te geven (hetgeen hij ter zitting ook heeft erkend) en dat deze bestemmingswijziging een relevante verzwaring van het verzekerde risico inhield.
Is sprake van een onredelijk bezwarend beding?
4.9.
Volgens [eiser] is het beding van artikel 6 Verzekeringsvoorwaarden onredelijk bezwarend, omdat daarin is opgenomen dat het niet van belang is of hij als verzekeringsnemer op de hoogte was van de vermeende bestemmingswijziging. Hij citeert deze bepaling in de dagvaarding als volgt:
“De verzekering geeft geen dekking in geval van bestemmingswijziging van het gebouw waardoor dit gebouw aan meer gevaar wordt blootgesteld en wij de verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden zouden hebben afgesloten. Hierbij is niet van belang of u of verzekerde wetenschap had van de bestemmingswijziging”.
4.10.
Dit betoog gaat niet op, reeds omdat artikel 6 van de Verzekeringsvoorwaarden blijkens de door [eiser] overgelegde kopie (welk artikel gelijkluidend is aan de na de zitting door Achmea overgelegde kopie van de Verzekeringsvoorwaarden) niet vermeldt dat het niet van belang is of de verzekerde wetenschap had van bestemmingswijziging of niet. Het is de kantonrechter niet duidelijk waarop [eiser] eerdergenoemd citaat baseert. [eiser] was overigens heel goed op de hoogte van de bestemmingswijziging.
Was sprake van causaal verband tussen de brand en de bestemmingswijziging?
4.11.
[eiser] heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van causaal verband tussen de brand en de aanleg van een hennepkwekerij, omdat de brand is ontstaan om een daklekkage te verhelpen. Dit betoog gaat niet op, nu uit de Verzekeringsvoorwaarden volgt dat een dergelijk causaal verband niet is vereist. De enkele bestemmingswijziging en de aannemelijkheid dat Achmea de verzekering niet zou hebben voortgezet indien zij van de bestemmingswijziging in kennis was gesteld, zijn daartoe voldoende. Het bewijsaanbod van [eiser] dat de werkzaamheden op het dak verband hielden met een lekkage is dus niet relevant. De vordering van [eiser] tot vergoeding van de brandschade zal dan ook worden afgewezen.
De gevorderde expertisekosten
4.12.
[eiser] legt aan deze vordering ten grondslag artikel 7:959 lid 1 BW alsmede artikel 11 van de Verzekeringsvoorwaarden. Deze vordering is niet toewijsbaar. Artikel 7:959 lid 1 BW bepaalt dat redelijke kosten tot het vaststellen van de schade ten laste van de verzekeraar komen, en neemt daarbij dus als uitgangspunt dat sprake is van een door een verzekering gedekt evenement. Zoals uit het voorgaande volgt, is aan die voorwaarde niet voldaan. Met betrekking tot het beroep van [eiser] op artikel 11 van de Verzekeringsvoorwaarden stelt Achmea dat dat artikel niet bestaat, en dat [eiser] kennelijk artikel 8 bedoelt. [eiser] heeft dit ter comparitie niet weersproken, zodat de kantonrechter van dit laatste uitgaat. Dit artikel 8 luidt voor zover van belang:
“Heeft u schade en moet u daardoor kosten maken? Dan betalen we alleen voor kosten die het gevolg zijn van een verzekerde schade”. Nu geen sprake is van een verzekerde schade, kan [eiser] geen aanspraak maken op vergoeding van de door hem gemaakte expertisekosten.
Slotsom
4.13.
De vorderingen van [eiser] zijn niet toewijsbaar. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op € 800,-- (2 punten x tarief € 400,--). De gevorderde nakosten zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 800,, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Achmea volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenverdeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.