Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/705322-16, waaruit blijkt dat [verdachte] bij vonnis van 22 december 2016 in de onderliggende strafzaak is vrijgesproken van het medeplegen van aanwezig hebben van cocaïne op 10 november 2015;
- het proces-verbaal nr. PL0981/2015203392.EIND (onderzoek 14Start), pagina 1 tot en met 4350;
- het ontnemingsproces-verbaal, pagina 1 tot en met 1733, inhoudende onder meer het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [verdachte] , met bijlagen, nr. FIN‑AH‑79 van 14 april 2016;
- de conclusie van antwoord van de raadsvrouw van 23 augustus 2016;
- de conclusie van repliek van de officier van justitie van 5 oktober 2016;
- de conclusie van dupliek van de raadsvrouw van 17 november 2016;
- de overige stukken,
2.De beoordeling
3.Toepasselijke wettelijke voorschriften
4.De beslissing
niet-ontvankelijkin zijn vordering.