ECLI:NL:RBMNE:2017:236

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
16/705322-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door zeven mannen veroordeeld voor cocaïnetransporten naar het Verenigd Koninkrijk

Op 19 januari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen zeven mannen die in december 2016 waren veroordeeld voor grootschalige cocaïnetransporten naar het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank oordeelde dat deze mannen in totaal 2,5 miljoen euro aan de Staat moeten terugbetalen. De groep was verantwoordelijk voor het vervoeren van negen ladingen cocaïne in een geprepareerde rol staal op een vrachtwagen in 2015. De rechtbank heeft op basis van het dossier vastgesteld hoeveel de mannen verdiend hebben met de drugstransporten. Een 30-jarige man, die een leidende rol in de organisatie had, moet het grootste bedrag van meer dan 1,5 miljoen euro terugbetalen. De 51-jarige Britse chauffeur van de vrachtwagen is verplicht om 860.000 euro terug te betalen.

De procedure omvatte meerdere zittingen, waarbij de inhoudelijke behandeling plaatsvond op 29 en 30 november en 1 en 6 december 2016. De zaak werd eerder behandeld op 26 mei, 2 juni, 28 juni en 22 september 2016. De ontnemingsvordering werd gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de verdachte, die zich liet verdedigen door mr. N.J.H. Lina, maar zelf niet ter zitting verscheen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging. De officier van justitie had een vordering ingediend voor een bedrag van 25.800 euro, gebaseerd op een vergoeding per transport, maar de rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in deze vordering, omdat de verdachte eerder was vrijgesproken van de aan de vordering ten grondslag liggende strafzaak.

De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg staat. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705322-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 19 januari 2017
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1939] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] in [woonplaats] .

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/705322-16, waaruit blijkt dat [verdachte] bij vonnis van 22 december 2016 in de onderliggende strafzaak is vrijgesproken van het medeplegen van aanwezig hebben van cocaïne op 10 november 2015;
  • het proces-verbaal nr. PL0981/2015203392.EIND (onderzoek 14Start), pagina 1 tot en met 4350;
  • het ontnemingsproces-verbaal, pagina 1 tot en met 1733, inhoudende onder meer het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [verdachte] , met bijlagen, nr. FIN‑AH‑79 van 14 april 2016;
  • de conclusie van antwoord van de raadsvrouw van 23 augustus 2016;
  • de conclusie van repliek van de officier van justitie van 5 oktober 2016;
  • de conclusie van dupliek van de raadsvrouw van 17 november 2016;
  • de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
De inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 en 30 november 2016 en 1 en 6 december 2016. Ter zitting van 8 december 2016 is het onderzoek gesloten. Eerder is de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2016, 2 juni 2016, 28 juni 2016 en 22 september 2016.
De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen [verdachte] , bekend onder hetzelfde parketnummer.
[verdachte] heeft zich laten verdedigen door mr. N.J.H. Lina, advocaat te Utrecht, en is zelf niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 25.800,-.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van € 300,- per transport vanaf maart 2013, in totaal 86 transporten.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor zover thans van belang, verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij voormeld vonnis van 22 december 2016 is [verdachte] integraal vrijgesproken van het aan haar ten laste gelegde feit. Nu de rechtbank [verdachte] heeft vrijgesproken en er dus geen sprake is van een veroordeling in de aan de vordering ten grondslag liggende strafzaak, zal zij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit staat immers aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter,
mrs. K.J. Veenstra en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2017.