In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een coöperatie (eiseres) en twee gedaagden, waaronder een besloten vennootschap en haar indirect bestuurder. De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door beslagen vorderingen te verrekenen met andere vorderingen. De eiseres had in het verleden personeel uitgeleend aan een andere vennootschap die in asbestverwijdering actief was, en had een bedrag van € 42.723,03 onbetaald gelaten. Eiseres had conservatoir beslag gelegd op vorderingen van de gedaagde vennootschap, maar de gedaagde vennootschap had deze vorderingen verrekend met andere vorderingen, wat volgens eiseres onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde vennootschap bevoegd was om te verrekenen, en dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde vennootschap niet onrechtmatig had gehandeld door de beslagen vorderingen te verrekenen, en dat eiseres niet had aangetoond dat zij schade had geleden door de handelingen van de gedaagde.