ECLI:NL:RBMNE:2017:2289

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
16/994262-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en valsheid in geschrift met betrekking tot onveraccijnsde sigaretten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de rechtspersoon [verdachte] B.V. De verdachte is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en het vervalsen van CMR-vrachtbrieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een criminele organisatie heeft gevormd met als doel het plegen van strafbare feiten. De feiten vonden plaats in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 oktober 2013, waarbij op 31 oktober 2013 in Wolvega 4.157.600 sigaretten zonder de vereiste accijns zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals het tijdsverloop en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen banktegoed van de verdachte, in plaats van het opleggen van een geldboete, omdat deze de verdachte feitelijk niet zou treffen maar wel de bestuurder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994262-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 april 2017.
in de strafzaak tegen
[verdachte] B.V.,
[adres] ,
[vestigingsplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2016 en op 6 en 21 maart 2017. Namens de verdachte is verschenen, [medeverdachte 1] , in zijn hoedanigheid van bestuurder. De behandeling van de zaak is buiten aanwezigheid van verdachte en zijn advocaat gesloten op 21 maart 2017. Tijdens deze laatste behandeling heeft geen andere handeling plaatsgevonden dan sluiten van het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 31 oktober 2013 te Baarn en/of Wolvega samen met een ander of anderen 4.157.600 onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad.
2.
zich in de periode van 28 augustus 2013 tot en met 29 oktober 2013 te Baarn en/of Wolvega samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte.
3.
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 oktober 2013 te Baarn en/of ’s-Gravenhage en/of Wolvega samen met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] een criminele organisatie heeft gevormd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank constateert dat de rechtspersoon is doorgehaald in het handelsregister en de vraag is of de rechtspersoon in deze procedure vervolgd kan worden. Vastgesteld kan worden dat op 1 november 2013 conservatoir beslag is gelegd en dat de rechtspersoon in januari 2014 is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Naar het oordeel van de rechtbank is het conservatoir beslag in casu aan te merken als een daad van vervolging.
Der rechtbank stelt op die grond vast dat de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
Op 31 oktober 2013 hebben medewerkers van Transportbedrijf [transportbedrijf 1] , in een door [transportbedrijf 1] vervoerde lading, dozen met sigaretten aangetroffen.
De douane is gebeld en de douaneambtenaren hebben een aantal kratten onderzocht. In de onderzochte kratten troffen zij een grote hoeveelheid sloffen sigaretten aan. Op de verpakkingen van de sigaretten stonden onder andere de merken Jim en Gold Mount vermeld en de verpakkingen waren niet voorzien van Nederlandse accijnszegels. [2]
Een medewerker van Transportbedrijf [transportbedrijf 1] , heeft verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met de opdrachtgever genaamd [opdrachtgever] . [3]
In totaal zijn in 48 kratten, 4.157.600 sigaretten aangetroffen die niet waren voorzien van de vereiste Nederlandse accijnszegels en dus niet in overeenstemming van de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken. [4]
Daarnaast is door de opsporingsambtenaar waargenomen dat in één van de kratten een GPS Tracker was geïnstalleerd. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] hem heeft benaderd om een bv op te richten. Het doel was om buiten het oog van de opsporingsinstanties te blijven. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] 1000 euro contant betaald. Medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn samen naar de notaris gegaan om de bv op te richten.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft aan medeverdachte [medeverdachte 1] alle kosten contant betaald om de bv op te richten. Medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn samen naar de Kamer van Koophandel geweest en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] alle informatie gegeven voor het inschrijven van de bv, zoals de naam van het bedrijf de activiteiten van het bedrijf en het adres. [6] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] alles besliste en dat er sprake was van een fake-opzet. [7] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] B.V. ook opgericht moest worden voor het huren van loodsen en op- en overslag van goederen. [8]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 2] een bankrekening heeft geopend. De bankrekening stond op naam van [verdachte] B.V. Medeverdachte [medeverdachte 1] stond vermeld als contactpersoon voor deze bankrekening en hij kreeg de TAN-code op zijn mobiele telefoon als er een betaling verricht moest worden. Als medeverdachte [medeverdachte 2] een betaling moest verrichten dan vertelde hij medeverdachte [medeverdachte 1] dat er een TAN-code zou komen. Als medeverdachte [medeverdachte 1] een sms’je kreeg met een TAN-code dan gaf hij de TAN-code aan medeverdachte [medeverdachte 2] . [9] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de TAN-codes van de rekening van [verdachte] B.V. ontving en dat hij deze gaf aan [A] . [10]
[verdachte] B.V. is opgericht op 28 augustus 2013. Medeverdachte [medeverdachte 1] is sinds de oprichting van de [verdachte] B.V. enig aandeelhouder en bestuurder. [verdachte] B.V. heeft als activiteit, groothandel en import van haardhout en overige houtproducten. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de transporten via [transportbedrijf 1] heeft geregeld en dat hij zich daarbij mogelijk [opdrachtgever] (
de rechtbank begrijpt: [opdrachtgever]) heeft genoemd. [12]
Op de CMR-vrachtbrief van 31 oktober 2013 in vak 6 tot en met 9 staat vermeld dat de lading bestaat uit 48 kratten met daarin onder andere sorteer delen en weegsystemen.
Op de CMR-vrachtbrief staat als afzender vermeld, [afzender] , [adres] , [vestigingsplaats] en de geadresseerde is [bedrijf 1] , [adres] , [vestigingsplaats] . De CMR is ondertekend. [13]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in het bezit is van een loods gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Hij heeft verklaard dat hij de CMR-vrachtbrieven, gecodeerd als D-005 en D-006, nooit eerder heeft gezien. Hij heeft verklaard dat [opdrachtgever] de naam [afzender] heeft misbruikt. De getuige heeft verklaard dat [afzender] zijn oude bedrijf is dat failliet is. [14]
Op de laptop van medeverdachte [medeverdachte 2] is een bestand aangetroffen met de tekst, [vestigingsplaats] , [adres] . [15] Dit bestand bevat back-up informatie van de IPhone van medeverdachte [medeverdachte 2] . [16] Tevens zijn op de laptop van de medeverdachte [medeverdachte 2] bestanden aangetroffen waarin te lezen is dat op de website van de Rijksoverheid onder andere is gezocht naar tarieven van btw en accijnzen. [17] Tevens is gezocht naar het kopen van goedkope sigaretten. [18] Tot slot is een e-mail van 24 oktober 2013, gericht aan [medeverdachte 2] @ziggo.nl, betreffende een offerte over de voordelen van een professioneel track & trace syteem. [19]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [transportbedrijf 1]
(de rechtbank begrijpt: [transportbedrijf 1]) twee transporten heeft gedaan. De eerste partij ging goed en is ook vanaf [vestigingsplaats] gekomen. Hij heeft verklaard dat hij het transport heeft geregeld voor de twee partijen die via [transportbedrijf 1] moesten worden overgebracht naar Engeland. Hij heeft verklaard dat hij zich daarbij mogelijk [opdrachtgever] (
de rechtbank begrijpt: [opdrachtgever]) heeft genoemd. Hij heeft verklaard dat het eerste transport in Engeland was aangekomen, bestond uit ongeveer 20.000 sloffen. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat vóór de twee transporten die [transportbedrijf 1] verzorgde, er nog twee transporten waren die door [transportbedrijf 2] waren getransporteerd. Hij heeft verklaard dat deze transporten door [transportbedrijf 2] ook onder de naam van [verdachte] B.V. zijn gegaan. [20] Hij heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook betrokken waren bij de twee gelukte transporten. [21]
Op de CRM-vrachtbrief van 2 oktober 2013, met nummer 559423 (bijlage D-055), is in vak 6 tot en met 9 onder andere te lezen, landbouw onderdelen, meet, sorteer systeem, 72 kratten. De afzender is [afzender] [adres] , [vestigingsplaats] en de geadresseerde is [bedrijf 2] in [vestigingsplaats] . [22]
Op de CRM-vrachtbrief van 9 oktober 2013, met nummer 559426 (bijlage D-059), is in vak 6 tot en met 9 onder andere te lezen, landbouw meet en weeg apparatuur, sorteer motor.
De afzender is [afzender] [adres] , [vestigingsplaats] (
de rechtbank begrijpt: [vestigingsplaats]) en de geadresseerde is [bedrijf 3] te [vestigingsplaats] . [23]
Op de CRM-vrachtbrief van 16 oktober 2013, met nummer 559429 (bijlage D-063), is in vak 6 tot en met 9 onder andere te lezen, sorteerbaan in delen, 69 kratten totaal.
De afzender is [afzender] [adres] , [vestigingsplaats] (
de rechtbank begrijpt: [vestigingsplaats]) en de geadresseerde is [bedrijf 1] Ltd te [vestigingsplaats] (UK). [24]
Op de CRM-vrachtbrief van 29 oktober 2013, nummer 559428 (bijlage D-005), is in vak 6 tot en met 9 onder andere te lezen, 18x sorteer band + motor en 10x weeg. De afzender is [afzender] bv, [adres] , [vestigingsplaats] (
de rechtbank begrijpt: [vestigingsplaats]).
De geadresseerde is [bedrijf 1] Hd, [adres] [vestigingsplaats] . [25]
Bewijsoverweging
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient er sprake te zijn van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één ander persoon.
Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken. Het is voorts evenmin vereist dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie was gericht. De verdachte dient in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 1] blijkt dat [verdachte] B.V. is opgericht om bepaalde activiteiten uit het oog van opsporingsinstanties te houden. Uit het dossier blijkt dat er meer transporten van sigaretten hebben plaatsgevonden dan enkel het transport waar de tenlastelegging
(onder feit 1) op is gebaseerd, waardoor er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte rechtspersoon en medeverdachten.
Gelet op de duurzaamheid en de bestendigheid van de samenwerking van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , hun gezamenlijke oogmerk en de bijdrage van [verdachte] B.V. daaraan, acht de rechtbank [verdachte] B.V. deelnemer aan een criminele organisatie die het oogmerk had het plegen van strafbare feiten, namelijk het transporteren en voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 31 oktober 2013, te Wolvega (gemeente Weststellingwerf), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk accijnsgoederen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns, te weten 4.157.600 sigaretten, voorhanden heeft gehad, zonder dat die accijnsgoederen overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing betrokken waren;
2.
op tijdstippen in de periode van 28 augustus 2013 tot en met 29 oktober 2013, te Baarn en te Wolvega (gemeente Weststellingwerf ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
anderen CMR vrachtbrieven, te weten:
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 2 oktober 2013,
met nummer 559423 (bijlage D-055), en
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 9 oktober 2013,
met nummer 559426 (bijlage D-059), en
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 16 oktober 2013,
met nummer 559429 (bijlage D-063), en
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 29 oktober
2013, met nummer 559428 (bijlage D-005),
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende die valsheid hierin bestaan dat hij, verdachte, opzettelijk in strijd met de waarheid, op die CMR vrachtbrieven heeft vermeld en/of doen
vermelden dat deze afkomstig waren van [afzender] B.V. en dat de lading,
beschreven in vak nummer 6-7-8-9, niet bestond uit sigaretten;
3.
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 oktober 2013, te Baarn en/of te 's Gravenhage en/of te Wolvega (gemeente Weststellingwerf), althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie, die onder andere werd gevormd door
haar, verdachte, en door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1
Medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 97 van de Wet op de accijns in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 959.219,61.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat geen verweer aangevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
In de onderhavige zaak heeft de verdachte rechtspersoon samen met andere deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, onveraccijnsde sigaretten voorhanden gehad en CMR-vrachtbrieven heeft vervalst.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt.
De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt niet alleen bepaald door de organisatiegraad en het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde, maar ook door de aard van de misdrijven die worden beoogd.
Door het handelen van de verdachte is de Nederlands fiscus een aanzienlijk bedrag aan accijns misgelopen. Bovendien verstoort de smokkel de reguliere markt voor sigaretten in de Europese Unie. Op deze wijze wordt aan bonafide bedrijven, die wel aan de accijnsrechtelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan. Ook wordt het in Europese landen gevoerde beleid om door hoge prijzen het gebruik van sigaretten te ontmoedigen om de schadelijke gevolgen daarvan voor de volksgezondheid te beperken op deze wijze gefrustreerd.
De ernst van de genoemde feiten rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een forse geldboete aan de verdachte rechtspersoon. Daarbij houdt de rechtbank echter rekening met het tijdsverloop, het gegeven dat de verdachte rechtspersoon niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld, en met de kans op herhaling die afwezig wordt geacht nu de verdachte rechtspersoon in januari 2014 is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.
De rechtbank neemt voorts in overweging dat een eventueel op te leggen geldboete zoals door de officier van justitie gevorderd, de verdachte rechtspersoon feitelijk niet treft, maar wel haar reeds gestrafte bestuurder en oprichter.
Voornoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien maken dat de rechtbank van oordeel is dat geen andere straf zal worden opgelegd, dan de verbeurdverklaring van het in beslaggenomen banktegoed van verdachte.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd tot onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen onder 1 tot en met 4 genoemd op de beslaglijst en verbeurdverklaring van het voorwerp onder 5 genoemd op de beslaglijst.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen onder verdachte in beslag zijn genomen.
De rechtbank zal de onder 1 tot en met 4 op de beslaglijst genoemde voorwerpen die aan verdachte toebehoren onttrekken aan het verkeer, nu met behulp van al deze voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de onder 5 op de beslaglijst genoemde voorwerpen die aan verdachte toebehoren verbeurd verklaren, nu met betrekking tot dit voorwerp het onder feit 1 bewezen geachte is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24, 33, 36b, 36c, 47, 51, 57, 91, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 97 van de Wet op de accijns in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1.00 PAR Sigaret, JIM, Sigaretten, merk Jim, aantal 2.051.600 stuks
- 1.00 PAR Sigaret, BON, Sigaretten, merk Bpon International aantal 1.168.000
- 1.00 PAR Sigaret, GOLD MOUNT, Sigaretten, merk Gold Mount aantal 778.000
- 1.00 PAR Sigaret, GOLDEN CLASSIC, Sigaretten, merk Golden Classic aantal 160.000
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Rekening, ING BANK, ING Bank rekeningnummer, waarde 2566, 79.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter,
mrs. P.K. van Riemsdijk en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.S. Benschop, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2017.
Mrs. P.K. van Riemsdijk en J.M.L. van Mulbregt zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
zij op of omstreeks 31 oktober 2013, te Baarn en/of te Wolvega (gemeente
Weststellingwerf ), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk accijnsgoederen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
accijns, te weten (ongeveer) 4.157.600 sigaretten, in elk geval een
handelshoeveelheid sigaretten,
voorhanden heeft gehad, zonder dat die accijnsgoederen overeenkomstig de
bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing betrokken waren;
art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns
art 97 Wet op de accijns
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 augustus 2013
tot en met 29 oktober 2013, te Baarn en/of te Wolvega (gemeente
Weststellingwerf ), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meer CMR vrachtbrieven, te weten:
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 2 oktober 2013,
met nummer 559423 (bijlage D-055), en/of
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 9 oktober 2013,
met nummer 559426 (bijlage D-059), en/of
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 16 oktober 2013,
met nummer 559429 (bijlage D-063), en/of
- de CMR vrachtbrief met afzender [afzender] BV, gedateerd 29 oktober
2013, met nummer 559428 (bijlage D-005),
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk om het
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende die valsheid (telkens) hierin bestaan dat hij, verdachte, opzettelijk
in strijd met de waarheid, op die CMR vrachtbrieven heeft vermeld en/of doen
vermelden dat deze afkomstig waren van [afzender] B.V. en/of dat de lading,
beschreven in vak nummer 6-7-8-9, niet bestond uit sigaretten;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 oktober 2013,
te Baarn en/of te 's Gravenhage en/of te Wolvega (gemeente Weststellingwerf),
althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie, die onder andere werd gevormd door
haar, verdachte, en/of door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of één of
meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te
weten:
- het voorhanden hebben van (een) accijnsgoed(eren) dat/die niet
overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing is/zijn
betrokken, en/of
- het valselijk opmaken of vervalsen van geschriften (CMR vrachtbrieven en/of
een notariële akte).
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 53333 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aanvang, d.d. 7 november 2013, AH-001, p. 220.
3.Het proces-verbaal van aanvang, AH-001, p. 221.
4.Het proces-verbaal monsteropname en onderzoek naar echtheid, d.d. 28 november 2013, p. 446
5.Het proces-verbaal van bevinding, d.d. 6 november 2013, AH-006, p. 245.
6.Het proces-verbaal verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , d.d. 2 november 2013, p. 144.
7.Het proces-verbaal verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , d.d. 3 november 2013, p. 149.
8.Het proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , d.d. 15 februari 2017, p. 3, documentcode V06-04 van het onderzoek 57513/Loods/6057513
9.Het proces-verbaal verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 2 november 2013, p. 144.
10.Het proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , d.d. 15 februari 2017, p. 3, documentcode V06-04 van het onderzoek 57513/Loods/6057513.
11.Een geschrift, te weten een uittreksel Handelsregister van de Kamer van Koophandel, d.d. 30 augustus 2013, D-049a, p. 799.
12.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] , d.d. 23 februari 2017, op. 3, documentcode V05-12 van het onderzoek 57513/Loods/6057513.
13.Een geschrift, te weten een CMR, nummer 559443, d.d. 31 oktober 2013, D-006, p. 631.
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , dd.. 15 november 2013, p. 205.
15.Het proces-verbaal van ambtshandeling, met bijlagen, d.d. 16 december 2016, AH-035, p. 463.
16.Het proces-verbaal van ambtshandeling, met bijlagen, d.d. 16 december 2016, AH-035, p. 464 en 465.
17.Een geschrift, D-041, p. 772 en 777.
18.Een geschrift, D-043, p. 782 e.v.
19.Een geschrift, te weten een e-mail, d.d. 24 oktober 2013, D-052, p. 805.
20.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] , d.d. 23 februari 2017, op. 3, documentcode V05-12 van het onderzoek 57513/Loods/6057513.
21.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] , d.d. 23 februari 2017, op. 2, documentcode V05-12 van het onderzoek 57513/Loods/6057513.
22.Een geschrift, te weten een CMR-vrachtbrief, nummer 559423, d.d. 2 oktober 2013, p. 813.
23.Een geschrift, te weten een CMR-vrachtbrief, nummer 559426, d.d. 9 oktober 2013, p. 817.
24.Een geschrift, te weten een CMR-vrachtbrief, nummer 559429, d.d. 9 oktober 2013, p. 821.
25.Een geschrift, te weten een CMR-vrachtbrief, nummer 559428, d.d. 29 oktober 2013, p. 629.