ECLI:NL:RBMNE:2017:2133

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
C/16/431865 / FL RK 17-176
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake machtiging voortgezet verblijf en second opinion

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2017 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf van een betrokkene, die gediagnosticeerd is met dementie. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie op 26 januari 2017. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder een verklaring van de geneesheer-directeur en een behandelingsplan. Tijdens de zitting op 10 februari 2017 zijn verschillende personen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene, die primair concludeerde tot afwijzing van het verzoek. De advocaat stelde dat de betrokkene, ondanks haar diagnose, zich verzet tegen de machtiging en dat haar toestand in de afgelopen twee jaar niet is verslechterd. De specialist ouderengeneeskunde bevestigde dat de betrokkene gediagnosticeerd is met Alzheimer, maar benadrukte dat de veiligheid en structuur van de huidige verblijfplaats noodzakelijk zijn.

De rechtbank heeft besloten om de beslissing op het verzoek aan te houden en een second opinion te gelasten. Dit besluit is genomen omdat er twijfels zijn over de diagnose en de noodzaak van de machtiging. De rechtbank benoemt de heer C.J. Bavinck, psychiater, als deskundige om nader onderzoek te verrichten naar de geestelijke toestand van de betrokkene en de vraag of er alternatieve woonvormen zijn die beter aansluiten bij haar behoeften. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste van de Rijkskas komen en dat de deskundige zijn bevindingen uiterlijk op 8 mei 2017 moet indienen. De behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot de zitting van 15 mei 2017.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad

zaak/rekestnr.: C/16/431865 / FL RK 17-176

datum uitspraak:20 april 2017

Machtiging voortgezet verblijf

Op het verzoek van de officier van justitie van 26 januari 2017 tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van:

[betrokkene] ,

geboren op [1929] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende in [verblijfplaats] te [woonplaats] .
De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 20 januari 2017 ondertekende en met redenen omklede verklaring van de geneesheer-directeur van het genoemde ziekenhuis, alsmede het behandelingsplan, de stand van uitvoering daarvan en de in artikel 37a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) bedoelde aantekeningen.
De rechtbank heeft op de zitting van 10 februari 2017 de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mr. A.M.G. de Groot, advocaat van betrokkene,
- mevrouw […] , specialist ouderengeneeskunde.
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De stoornis en het gevaar zijn niet dusdanig aanwezig dat een machtiging tot voortgezet verblijf rechtvaardig is. Betrokkene zit sinds 2015 in [verblijfplaats] . Het is erg bijzonder dat iemand die gediagnostiseerd is met dementie zich na zo een lange periode nog steeds verzet tegen de machtiging. Betrokkene is nog steeds erg ontevreden over de plaats waar zij verblijft. Betrokkene voelt zich binnen de instelling erg eenzaam en zij past niet binnen de doelgroep van [verblijfplaats] . Betrokkene is verbaal erg sterk en kan nog goed voor zichzelf zorgen. Subsidiair verzoekt de advocaat een second opinion. In ruim twee jaar tijd is het toestandsbeeld van betrokkene vrijwel niet verslechterd. Dit is niet passend bij de diagnose dementie. Dit roept de vraag op of deze diagnose wel de juiste is. Ook is de vraag of het gevaar wel van dien aard is dat betrokkene op de huidige afdeling dient te verblijven. In het kader van een second opinion dient ook de vraag beantwoord te worden of er een meer geschikte woonvorm voor betrokkene mogelijk is, waarbij zij meer mogelijkheden heeft om nog een enigszins zelfstandige huishouding te voeren, bijvoorbeeld een woonunit waar zij de mogelijkheid heeft om zelf te koken.
De specialist ouderengeneeskunde heeft ter zitting verklaard dat betrokkene gediagnostiseerd is met Alzheimer. Zij functioneert nog op een relatief hoog niveau. Daarentegen is de veiligheid en de structuur die binnen [verblijfplaats] geboden wordt noodzakelijk voor betrokkene om niet maatschappelijk ten onder te gaan. Er is gekeken of aan betrokkene meer zelfstandigheid geboden kan worden. Dit veroorzaakte echter veel onrust bij betrokkene. Daarnaast is geprobeerd om een externe dagbesteding voor betrokkene te organiseren. Ook dit heeft voor veel onrust en angst gezorgd. Het Centrum voor Consultatie en Expertise heeft onderzoek gedaan welke mogelijkheden er zijn om de situatie van betrokkene te kunnen verbeteren. De specialist ouderengeneeskunde vindt het van belang dat betrokkene het naar haar zin heeft binnen het verpleeghuis. De boosheid van betrokkene is een onderdeel van het copingmechanisme. De machtiging is noodzakelijk om betrokkene de zorg en structuur te kunnen bieden die zij nodig heeft.
De rechtbank ziet aanleiding de beslissing op het verzoek aan te houden en een second opinion te gelasten en betrekt daarbij het volgende.
De onafhankelijke psychiater heeft in zijn verklaring van 20 januari 2017 geconcludeerd dat er bij betrokkene met name sprake is van dementieën. Bij de beschrijving op pagina twee staat dat de achteruitgang van de stoornis ‘’langzaam en subtiel’’ is. Uit de verklaring blijkt dat de stoornis van betrokkene leidt tot het gevaar dat betrokkene maatschappelijk ten onder gaat.
Anders dan in de geneeskundige verklaring is aangegeven en anders dan de specialist ouderengeneeskunde ter zitting heeft verklaard, te weten dat er bij de betrokkene sprake is van dementieën, is de betrokkene er stellig van overtuigd dat er bij haar geen sprake is van een geestesstoornis en dat haar geheugen nog goed is. Ook de advocaat van betrokkene heeft, gezien de gesteldheid van betrokkene, haar twijfels over de gestelde diagnose. De advocaat heeft namens betrokkene verzocht om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten en verklaart dat betrokkene bereid is om in de instelling te blijven en zich te laten onderzoeken door een onafhankelijk psychiater.
Gelet op hetgeen ter zitting namens betrokkene naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende is gesteld om een second opinion te gelasten. De rechtbank is met de advocaat van oordeel dat in deze sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin betrokkene, ondanks de diagnose dementie, nog steeds zeer veel verzet toont tegen het verblijf op [verblijfplaats] . Daarnaast neemt de rechtbank ook mee dat de psychiater in de geneeskundige verklaring aangeeft dat het beter is te streven naar duidelijkheid en acceptatie dan opties open te laten die zeer waarschijnlijk zullen leiden tot maatschappelijk verval. Zij zal daarom het verzoek aanhouden ten einde betrokkene in de gelegenheid te stellen zich door een deskundige te laten onderzoeken of er bij betrokkene sprake is van een geestesstoornis en een daarmee samenhangend gevaar in de zin van de Wet Bopz.
De rechtbank zal daarom een onafhankelijke deskundige benoemen om nader onderzoek te verrichten naar de vraag, zoals beschreven in het dictum van deze beschikking. Het verzoek zal worden aangehouden tot 15 mei 2017. Zolang het onderzoek nog niet is afgerond zal de betrokkene in de instelling moeten blijven. De rechtbank verwijst hiervoor naar artikel 48, tweede lid van de wet Bopz.

De beslissing

De rechtbank
Ten aanzien van de benoeming van de deskundige:
beveelt een deskundigenonderzoek naar de vragen:
- Is er sprake van een stoornis van de geestvermogens, en zo ja, welke en op grond van
welke symptomen, gedragingen en feiten is tot dat oordeel gekomen?
  • Is er sprake van een gevaar dat een stoornis van de geestvermogens doet veroorzaken?
  • Zijn er in deze zaak alternatieve woonvormen denkbaar waar betrokkene meer tot haar recht kan komen dan in de huidige setting?

benoemt tot deskundige, de heer C.J. Bavinck, psychiater, werkzaam bijGGZ Centraal, locatie [naam locatie]

[adres]
[postcode] te [vestigingsplaats]
ten aanzien van de kosten van de deskundige:
bepaalt dat GGZ Centraal, locatie [naam locatie] te [vestigingsplaats] een begroting van de kosten van het onderzoek ter goedkeuring aan de rechtbank dient voor te leggen (en bepaalt dat dit gelet op het spoedeisende karakter telefonisch kan);
bepaalt dat de kosten van dit onderzoek ten laste van ‘s Rijks kas zullen worden gebracht;
ten aanzien van de werkwijze van de deskundige:
draagt de deskundige op een schriftelijke en met redenen omkleed bericht met een duidelijke
conclusie en een gespecificeerde einddeclaratie in te leveren bij de griffier van deze rechtbank;
bepaalt dat de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie moet worden
ingeleverd op uiterlijk
8 mei 2017;
houdt de behandeling van het onderhavige verzoek aan tot de zitting van
15 mei 2017en bepaalt dat de griffier de partijen hiervoor zal oproepen.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.S. Terporten-Hop, rechter, in bijzijn van J.A.R. Bastiaans als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2017.