Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hoofdzaakmet zaaknummer / rolnummer: C/16/405025 / HA ZA 15-964 van
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
vrijwaringszaakmet zaaknummer / rolnummer C/16/414693 / HA ZA 16-326 van
1.De procedure in beide zaken
- de tussenvonnissen van 1 juni 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald
- het proces-verbaal van de op 27 oktober 2016 gehouden comparitie van partijen
- de brief van mr. M.B. Esseling, behandelend advocaat van [gedaagde] , van 21 november 2016 met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal voor zover dat ziet op de hoofdzaak
- de brief van mr. Heutink van 22 november 2016 met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten in beide zaken
B. OBJECT
De ondergetekenden:
nietgarandeert dat dit gebruik van het Verkochte op publiek- of privaatrechtelijke gronden is toegestaan.”
productie 7) staat verwoord: “
Er van uit gaande dat het college in haar besluit van 25 oktober 2005 heeft besloten dat er in feite sprake is van een burgerwoning waarbij bijgebouwen mogen worden gebouwd adviseer ik als volgt”en in het betreffende Besluit van 25 oktober 2005 (
productie 8), omdat daarin staat verwoord dat de voorwaarden voor vergunningverlening met betrekking tot het verplaatsen en veranderen van de reeds in 1990 vergunde garage voor iedere burgerwoning in het buitengebied zouden gelden, waarbij met name van belang zou zijn volgens uw college dat de afstand van het bijgebouw tot “uw woning” (maximaal 15 meter), de maximale oppervlakte aan bijgebouwen op uw perceel (50 m2) en de goothoogte van het bijgebouw (3 meter) dienen te zijn.
moetzijn over strijdigheid. Anders is het verhaal niet logisch.”
3.Het geschil
in de hoofdzaak
4.De beoordeling
in de hoofdzaak
904,00(2 punten × tarief € 452,00)
904,00(2 punten × tarief € 452,00)