In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2017 een beschikking gegeven in het kader van de ambtshalve benoeming van een bijzondere curator voor minderjarige kinderen. De betrokken partijen zijn de man en de vrouw, die in het verleden gehuwd zijn geweest en gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenconflict bestaat tussen de ouders en de minderjarigen, wat aanleiding geeft tot de benoeming van een bijzondere curator. De man en de vrouw hebben beiden een advocaat, respectievelijk mr. L.D.H. Lesmeister en mr. M. Koek.
De rechtbank heeft op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) besloten dat het noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen, omdat de belangen van de ouders in strijd zijn met die van de minderjarigen. De rechtbank heeft de heer drs. [A], psycholoog, benoemd tot bijzondere curator voor een periode van zes maanden. De bijzondere curator zal de belangen van de kinderen behartigen en moet rapporteren over de situatie van de omgang tussen de man en de minderjarigen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de bijzondere curator de mogelijkheid heeft om gesprekken te voeren met de kinderen en dat beide ouders moeten meewerken aan de taakuitoefening van de bijzondere curator. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om de processtukken aan de bijzondere curator te overhandigen en heeft aangegeven dat de bijzondere curator pas kan beginnen met zijn werkzaamheden nadat de betaling van zijn honorarium is geregeld. De beslissing is genomen door rechter G.J.J.M. Essink, die tevens kinderrechter is, en is openbaar uitgesproken.