ECLI:NL:RBMNE:2017:2102

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
437353
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve benoeming van een bijzondere curator in een familiezaken met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2017 een beschikking gegeven in het kader van de ambtshalve benoeming van een bijzondere curator voor minderjarige kinderen. De betrokken partijen zijn de man en de vrouw, die in het verleden gehuwd zijn geweest en gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenconflict bestaat tussen de ouders en de minderjarigen, wat aanleiding geeft tot de benoeming van een bijzondere curator. De man en de vrouw hebben beiden een advocaat, respectievelijk mr. L.D.H. Lesmeister en mr. M. Koek.

De rechtbank heeft op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) besloten dat het noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen, omdat de belangen van de ouders in strijd zijn met die van de minderjarigen. De rechtbank heeft de heer drs. [A], psycholoog, benoemd tot bijzondere curator voor een periode van zes maanden. De bijzondere curator zal de belangen van de kinderen behartigen en moet rapporteren over de situatie van de omgang tussen de man en de minderjarigen.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de bijzondere curator de mogelijkheid heeft om gesprekken te voeren met de kinderen en dat beide ouders moeten meewerken aan de taakuitoefening van de bijzondere curator. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om de processtukken aan de bijzondere curator te overhandigen en heeft aangegeven dat de bijzondere curator pas kan beginnen met zijn werkzaamheden nadat de betaling van zijn honorarium is geregeld. De beslissing is genomen door rechter G.J.J.M. Essink, die tevens kinderrechter is, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/437353 / FL RK 17-802
datum:

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

ambtshalve benoeming van bijzondere curator
inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.D.H. Lesmeister,
hierna als de man aangeduid,
en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Koek,
hierna als de vrouw aangeduid

Het procesverloop

Op 13 april 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het kort geding bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/16/435632 / KL ZA 17/116.
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van:
- een brief van 20 april 2017 van de zijde van de vrouw.

Feiten

De man en de vrouw zijn gehuwd geweest.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
-
[minderjarige 1], geboren op [2004] in de gemeente [geboorteplaats] , hierna als [voornaam van minderjarige 1] aangeduid;
-
[minderjarige 2], geboren op [2006] in de gemeente [geboorteplaats] , hierna als [voornaam van minderjarige 2] aangeduid, en
-
[minderjarige 3], geboren op [2009] in de gemeente [geboorteplaats] , hierna als [voornaam van minderjarige 3] aangeduid.
Op [2011] is bij beschikking van de rechtbank Utrecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op [2011] ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen. De minderjarigen wonen bij de vrouw.

Beoordeling van de zaak

Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, indien de rechtbank dat noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen. De rechtbank overweegt dat uit het verhandelde ter terechtzitting in kort geding is gebleken dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW.
Ondanks een inmiddels geëindigde ondertoezichtstelling van de minderjarigen en inzetting van veel hulpverlening is het niet gelukt omgang tussen de man en de minderjarigen tot stand te brengen. De man verwijt dit de vrouw. De vrouw stelt dat de kinderen niet willen. Er is daarmee een situatie waarin het belang van de minderjarigen in strijd is met het belang van de ouders of één van hen. Gelet hierop acht de rechtbank het noodzakelijk om ambtshalve een bijzondere curator te benomen. De rechtbank zal met instemming van partijen als bijzondere curator benoemen de heer drs. [A] , psycholoog te [vestigingsplaats] . Hij dient als onafhankelijke persoon de belangen van de kinderen te behartigen gedurende de komende zes maanden. Van de bijzondere curator wordt in het bijzonder verwacht dat hij naar voren brengt a) hoe de minderjarigen het ervaren dat er enige tijd geen omgang is geweest tussen de man en de minderjarigen, b) of en zo ja in hoeverre de belangen van de minderjarigen zich tegen omgang verzetten, c) hoe het voor de minderjarigen zal zijn om weer in contact met de man te treden, d) wat voor dat contactherstel nodig is en e) welke vorm en frequentie voor de minderjarigen prettig is. De bijzondere curator heeft hierbij uiteraard de mogelijkheid zich in te zetten voor begrip en/of acceptatie van zowel de man als de vrouw – voor zover dat nodig zou zijn – voor wat in het belang van de minderjarigen zou zijn en/of voor het standpunt van de andere ouder.
De rechtbank zal de termijn voor de bijzondere curator om verslag uit te brengen bepalen op zes weken. Partijen kunnen dan desgewenst de voorzieningenrechter informeren over de voortgang van het aangehouden kort geding. Om de bijzondere curator in staat te stellen zijn taak naar behoren uit te oefenen zal de rechtbank bepalen, dat de griffier een kopie van de processtukken in het kort geding aan de bijzondere curator doet toekomen. Voorts zal worden bepaald dat zowel vader als moeder aan de taakuitoefening van de bijzondere curator moeten meewerken. Onder het meewerken aan de taakuitoefening door de bijzondere curator verstaat de rechtbank ook het mogelijk maken van één of meerdere gesprekken tussen de kinderen en de bijzondere curator, alsmede het geven van toestemming door partijen aan derden om informatie aan de bijzondere curator te verstrekken.
Gelet op de regelgeving zal aan de bijzondere curator op zijn aanvraag een toevoeging worden verstrekt.
De rechtbank wijst partijen erop dat als enige partij niet of onvoldoende meewerkt aan bovenstaande, de rechtbank daaraan de voor die partij nadelige consequenties kan verbinden en/of mogelijk de gevolgtrekking zou kunnen maken dat zijn/haar stellen omtrent wat in het belang van de kinderen is slechts in het eigen partijbelang is.

Beslissing

De rechtbank:
benoemt met ingang van heden tot zes maanden na heden tot bijzondere curator over de minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [2004] in de gemeente [woonplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [2006] in de gemeente [woonplaats] , en
-
[minderjarige 3], geboren op [2009] in de gemeente [woonplaats] ,
de heer drs. [A] , gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ,
gelast de griffier een kopie van de processtukken in het kort geding aan de bijzondere curator te doen toekomen,
bepaalt dat zowel de man als de vrouw aan de taakuitoefening van de bijzondere curator moeten meewerken,
bepaalt dat partijen de nodige medewerking verlenen om te bewerkstelligen dat de bijzondere curator uit de algemene middelen voldaan wordt en bepaalt verder dat iedere partij een eventueel verschuldigde eigen bijdrage voldoet,
bepaalt dat de bijzondere curator niet met zijn werkzaamheden aanvangt, alvorens de betaling van zijn honorarium (de toevoeging) geregeld is,
bepaalt dat de bijzondere curator de rechtbank en de advocaten van partijen uiterlijk zes weken na datum van deze beschikking schriftelijk informeert over zijn bevindingen.
Aldus gegeven door mr. G.J.J.M. Essink, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. de Kleijn, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

Hoger beroep

Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.