3.1.[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
i. i) [gedaagde sub 1] c.s., des dat de een voldoet de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van het netto-equivalent van een bedrag ad € 6.600,00 (bruto), zijnde het loon over de periode februari en maart 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan het moment der algehele voldoening;
ii) [gedaagde sub 1] c.s., des dat de een voldoet de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, welk bedrag tot aan het moment van het vonnis luidt: € 2.607,00 (bruto), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan het moment der algehele voldoening;
iii) [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot nakoming van de arbeidsovereenkomst, in die zin dat de kantonrechter [gedaagde sub 1] c.s. de last oplegt om aan [eiseres] de leaseauto en de bijbehorende tankpas, binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis wederom tot haar beschikking te stellen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, een en ander met een maximum van 15.000,00;
iv) [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot nakoming van de arbeidsovereenkomst, in die zin dat de kantonrechter bepaalt dat [gedaagde sub 1] c.s. het overeengekomen loon aan [eiseres] verschuldigd is tot aan het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde komt, een en ander onder de opschortende voorwaarde dat [eiseres] in de maanden april, mei, juni en juli 2017 in dienst is van [gedaagde sub 1] c.s. en zij conform de wet en de arbeidsovereenkomst recht op loon heeft;
v) [gedaagde sub 1] c.s. de last oplegt om aan [eiseres] loonspecificaties over de maanden december 2016, januari 2017, februari 2017, maart 2017, alsmede de jaaropgaaf 2016 ter beschikking te stellen, een en ander te realiseren binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van 5.000,00;
vi) [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten voor zover [gedaagde sub 1] c.s. de proceskosten niet binnen
14 dagen na het in deze te wijzen vonnis vrijwillig aan [eiseres] heeft voldaan;
vii) [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt in de nakosten ad € 131,00, te vermeerderen met € 68,00 in geval het vonnis aan [gedaagde sub 1] c.s. betekend dient te worden.