Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de producties 1 tot en met 32 van [eiser] ,
- de producties 1 en 2 en 4 tot en met 17 van Bruna,
- de mondelinge behandeling van 30 maart 2017,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van Bruna.
2.De feiten
Bruna stelt ondernemers in staat om als zelfstandig ondernemer dit door haar ontwikkelde systeem te gebruiken en een “Bruna” winkel te exploiteren. Bruna sluit daartoe een franchiseovereenkomst met de zelfstandig ondernemer. Daarnaast komt het voor dat zij
met de zelfstandig ondernemer ook nog een huurovereenkomst sluit met betrekking tot het pand waarin de Bruna winkel zal worden geëxploiteerd.
Bruna gesloten franchiseovereenkomsten een “Bruna” winkel in het bedrijfspand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] , welk pand is gelegen in Winkelcentrum […] (hierna: het bedrijfspand). Bruna is hoofdhuurder van dit bedrijfspand en heeft dit bedrijfspand op basis van daartoe gesloten huurovereenkomsten (onder)verhuurd aan [eiser] .
[eiser] als productie 4 overgelegde overeenkomst (hierna aan te duiden als:
de franchiseovereenkomst).
Deze franchiseovereenkomst is aangegaan voor vijf jaren, ingaande 31 januari 2013 en eindigende 30 januari 2018. Het door [eiser] als productie 5 overgelegde stuk genaamd “addendum feeverlaging” maakt deel uit van deze franchiseovereenkomst.
[eiser] als productie 6 overgelegde (onder)huurovereenkomst (hierna te noemen:
de huurovereenkomst).
Deze huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaren, ingaande op
1 mei 2003 en eindigende op 31 januari 2008, met daarbij de mogelijkheid van verlenging met nog eens vijf jaren. De huurovereenkomst is hierna twee keer verlengd.
De huidige termijn loopt af op 31 januari 2018.
Bruna-formule met beperkte Postkantoor-baliefunctie en dat het huurder niet vrijstaat om zonder schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven.
31 januari 2013voor vijf jaren
en zal mitsdien eindigen op
30 januari 2018.
partijen met een opzegtermijn van tenminste twaalf kalendermaanden en derhalve
voor de eerste keer vóór 30 januari 2017, te kennen heeft gegeven van dit recht
geen gebruik te maken. (…).
3. Opzegging van de overeenkomst dient te geschieden bij aangetekend schrijven met
bericht van ontvangst of bij deurwaardersexploot.
opzegtermijn van tenminste negen maanden in acht neemt, de overeenkomst
schriftelijk kunnen beëindigen met ingang van de eerstvolgende 31 december,
indien de omzet van FRANCHISENEMER bij FRANCHISEGEVER in het jaar
voorafgaande aan dat, waarin werd opgezegd, beneden een nader door partijen vast
te stellen en in de handleiding geregeld geldbedrag of index is komen te liggen.
indien FRANCHISEGEVER daarbij een verklaring overlegt, waaruit blijkt dat de in het
vorige lid bedoelde omzetindex van FRANCHISENEMER meer dan het blijkens het vorige
lid maximaal toegelaten aantal punten bij die van het totaalgemiddelde is achtergebleven.
enkele schriftelijke kennisgeving van de zijde van FRANCHISEGEVER met onmiddelijke
ingang rechtsgeldig geëindigd kan worden indien en zodra de huurovereenkomst tussen
partijen rechtsgeldig geëindigd is onafhankelijk van de oorzaak van laatstgenoemd einde.
Evenzo zal ook de huurovereenkomst middels enkele schriftelijke kennisgeving van de
zijde van FRANCHISEGEVER met onmiddellijke ingang rechtsgeldig geëindigd kunnen
worden indien en zodra de tussen partijen gesloten franchise-overeenkomst rechtsgeldig
geëindigd is onafhankelijk van de oorzaak van laatstgenoemde einde.
12. Indien FRANCHISEGEVER verhuurder is en (onder)verhuurt aan FRANCHISENEMER
(…) zal FRANCHISENEMER medewerking verlenen aan het verzoek dat
FRANCHISEGEVER zal richten aan de kantonrechter tot verkrijging van goedkeuring ter
zake de afwijking van de wettelijke huurtermijnen alsmede de afwijkende mogelijkheid tot
beëindiging voor onroerend goed bedrijfsruimte ex. artikel 7.290 e.v. BW zoals bedoeld in
het voorgaande lid 11 van dit artikel. FRANCHISENEMER machtigt
FRANCHISEGEVER hierbij om mede namens FRANCHISENEMER de daartoe
strekkende procedures aanhangig te maken en de daartoe benodigde stukken in te dienen.
Indien deze goedkeuring onverhoopt door de kantonrechter geheel dan wel gedeeltelijk
mocht worden geweigerd, is FRANCHISENEMER gehouden alle medewerking te
verlenen aan FRANCHISEGEVER om alsnog te komen tot het in het vorige en het
1 mei 2003en alzo
eindigende op
31 januari 2008
verlengd met een periode van 5 jaar, tenzij huurder aan verhuurder (of vice versa)
tenminste 14 maanden voor het verstrijken van de betreffende huurperiode, derhalve voor
30 november 2006, en zo vervolgens, per aangetekend schrijven kennis heeft gegeven dat
hij verlenging niet wenst. Huurbeëindiging kan plaatsvinden per telefax, mits zulks wordt
bevestigd per aangetekende brief of deurwaardersexploit binnen een week nadat de
desbetreffende telefax is verzonden.
5. Partijen komen hierbij expliciet overeen dat deze huurovereenkomst door middel
van enkele schriftelijke kennisgeving van de zijde van Bruna met onmiddellijke
ingang geëindigd kan worden indien en zodra de franchise-overeenkomst tussen
partijen geëindigd is onafhankelijk van de oorzaak van laatstgenoemd einde. Evenzo zal
ook de franchiseovereenkomst middels enkele schriftelijke kennisgeving van de zijde van
Bruna met onmiddellijke ingang geëindigd kunnen worden indien en zodra de tussen
partijen gesloten huurovereenkomst geëindigd is onafhankelijk van de oorzaak van
laatstgenoemd einde.
kantonrechter tot verkrijging van goedkeuring terzake de afwijking van de wettelijke
huurtermijnen voor onroerend goed bedrijfsruimte ex. artikel 1624 e.v. BW zoals bedoeld
in het voorgaande lid 5 van dit artikel. Huurder machtigt verhuurder hierbij om mede
namens huurder de daartoe strekkende procedures aanhangig te maken en de daartoe
benodigde stukken in te dienen.
- de in de tussen partijen op 2 mei 2003 gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de
onroerende zaak aan de [adres] te [vestigingsplaats] in de artikelen 2 en 21 lid 5 en 6
opgenomen afwijkende bedingen,
- de in de tussen partijen op 2 mei 2003 gesloten franchiseovereenkomst met betrekking tot
de onroerende zaak aan de [adres] te [vestigingsplaats] in artikel 7 lid 11 en 12 opgenomen
afwijkende bedingen.
schriftelijke kennisgeving van de zijde van franchisegever met onmiddellijke ingang
geëindigd kan worden indien en zodra de huurovereenkomst tussen partijen geëindigd is
onafhankelijk van de oorzaak van laatstgenoemd einde. Evenzo zal ook de
huurovereenkomst middels enkele schriftelijke kennisgeving van de zijde van
franchisegever met onmiddellijke ingang geëindigd kunnen worden indien en zodra de
tussen partijen gesloten franchise-overeenkomst rechtsgeldig geëindigd is onafhankelijk
van de oorzaak van laatstgenoemd einde.
franchisenemer (onder)huurt van franchisegever zal franchisenemer medewerking verlenen
aan het verzoek dat franchisegever zal richten aan de kantonrechter tot verkrijging van
goedkeuring ter zake de afwijking van de wettelijke huurtermijnen voor onroerend goed
bedrijfsruimte ex artikel 1624 e.v.. BW. zoals bedoeld in het voorgaande lid 11 van dit
artikel. Franchisenemer machtigt franchisegever hierbij om mede namens franchisenemer
de daartoe strekkende procedures aanhangig te maken en de daartoe benodigde stukken in
te dienen.
2.8. Bij brief van 23 december 2016 heeft de advocaat van Bruna onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
Uit hoofde van geleverde zaken en/of verrichte diensten bent u aan cliënte met als peildatum
“21 december 2016” verschuldigd een bedrag ad € 80.738,66 in hoofdsom volgens bijgevoegde specificatie.
€ 80.738,66 binnen 30 dagen na heden op het aan u bekende rekeningnummer van cliënte betaald te
hebben.
3.Het geschil
Bruna bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt:
a) verboden om zich te beroepen op de effecten van haar opzeggingen van 27 januari 2017
ter zake van de franchise- en (onder)huurovereenkomst, op straffe van een dwangsom,
b) geboden over te gaan tot integrale en deugdelijke nakoming van de franchise- en
(onder)huurovereenkomst, ook na 30 januari 2018 en tot aan het moment dat deze
overeenkomsten alsnog rechtsgeldig zijn geëindigd, op straffe van een dwangsom,
c) verboden om een leveringsstop jegens [eiser] door te voeren dan wel anderszins
een beroep op artikel 12.3 FO te doen dat daarmee feitelijk gelijk staat, op straffe van
een dwangsom,
d) geboden om tot deugdelijke en tijdige nakoming van artikelen 3.1. en 3.2. FO over te
gaan, inhoudende dat zij verplicht is bestellingen van [eiser] te accepteren en
deze zo snel als mogelijk uit te leveren, op straffe van een dwangsom,
e) verboden een beroep te doen op het beëindigen van de bestaande kredietfaciliteit en
terstond betaling van de faciliteit bij [eiser] op te eisen, op straffe van een
dwangsom,
f) geboden de bestaande kredietfaciliteit tussen van [eiser] en Bruna deugdelijk en
integraal na te komen door [eiser] in ieder geval een krediet van € 75.000,--
(inclusief btw) dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen krediet, te blijven
geven totdat de franchise- en (onder)huurovereenkomst alsnog rechtsgeldig zijn
geëindigd, op straffe van een dwangsom,
g) veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten te vermeerderen met wettelijke
rente.
4.De beoordeling
en de huurovereenkomst met ingang van 1 februari 2018 heeft opgezegd.
Er dient gelet op de gegeven omstandigheden een redelijke grond voor opzegging van de franchiseovereenkomst te zijn.
- er sprake van een langdurig en onafgebroken samenwerkingsverband tussen partijen van
vijfentwintig jaar,
voortbestaan van de franchiseovereenkomst met Bruna en Bruna zal zijn winkel nagenoeg
- [eiser] is 48 jaar oud en zal gelet op deze leeftijd en in combinatie met zijn ziekte
moeilijk ander werk kunnen vinden,
- [eiser] is al die jaren en nog steeds meer dan een voortreffelijke franchisenemer.
De vereiste redelijke grond is niet door Bruna gesteld en ook niet gebleken.
In de opzeggingsbrief wordt in het geheel geen reden voor opzegging van de franchiseovereenkomst gegeven.
Dit om dezelfde reden als hiervoor ten aanzien van de franchiseovereenkomst is vermeld.
Daarnaast geldt dat de opzegging van de huurovereenkomst te laat is gedaan; op grond van het bepaald in artikel 2 van de huurovereenkomst had deze uiterlijk op 30 november 2016 moeten worden opgezegd, terwijl de opzegging pas op 27 januari 2017 is gedaan.
Verder had de huurovereenkomst op grond van artikel 2 van de huurovereenkomst per aangetekend schrijven moeten geschieden, en niet zoals in dit geval is gebeurd per deurwaardersexploot.
Ook is het nog zo dat Bruna in strijd met (semi) dwingend huurrecht heeft opgezegd, zodat de opzegging ook om die reden geen doel treft. Bruna heeft onder meer verzuimd om in haar opzeggingsbrief de wettelijk voorgeschreven opzeggingsgronden te benoemen, zodat haar opzegging op grond van artikel 7:294 BW nietig is.
Vaststaat dat de kantonrechter ’s-Hertogenbosch bij beschikking van 23 mei 2003 goedkeuring heeft verleend aan de in artikel 21 lid 5 en 6 van de huurovereenkomst vermelde bedingen. Ook heeft hij zijn goedkeuring verleend aan de bedingen die in een tussen partijen in 2003 gesloten franchiseovereenkomst waren vermeld. De bedingen in de in de tussen partijen in 2003 gesloten franchiseovereenkomst (zoals weergegeven in 2.7. ) hebben dezelfde strekking als de bedingen zoals opgenomen in artikel 7 lid 11 en 12 van de franchiseovereenkomst (zie 2.5.). Het is daarom - mede gelet op de bestaande goedkeuring van het bepaalde in artikel 21 leden 5 en 6 van de huurovereenkomst - aannemelijk dat de kantonrechter desverzocht ook laatstgenoemde bedingen zal goedkeuren.
31 januari 2013 en eindigende op 30 januari 2018. Bruna heeft met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 lid 2 en 3 de franchiseovereenkomst opgezegd per 31 januari 2018.
(25 jaar), een redelijke grond voor deze opzegging moet hebben en dat de opzegging geen effect zal hebben wanneer deze redelijke grond ontbreekt.
de franchiseovereenkomst aangevoerd dat zij grote twijfels heeft of [eiser] in staat zal zijn om de Bruna-winkel nog rendabel te kunnen exploiteren. [eiser] staat (vanwege zijn gezondheid) slechts één á twee dagen zelf in de winkel. Daardoor zijn de personeelskosten hoog. Andere franchisenemers staan fulltime in de winkel, waardoor hun kosten lager zijn en zij meer rendement uit de winkel kunnen halen, aldus het standpunt van Bruna.
Om dit te kunnen beoordelen is een nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering nodig. Daarvoor is in het kader van dit kort geding echter geen ruimte.
De bodemprocedure zal, wanneer deze voortvarend wordt opgestart (binnen vier weken) naar alle waarschijnlijkheid niet vóór 30 januari 2018 zijn afgerond.
Bruna is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 en 2 van de franchiseovereenkomst belast met de inkoop van het assortiment die de franchisenemer bij haar bestelt en draagt ervoor zorg dat van alle assortimentsartikelen een door haar bepaalde standaard startvoorraad direct na binnenkomst aan franchisenemer wordt geleverd.
Er is echter geen sprake van een dergelijke toerekenbare tekortkoming van [eiser] . De betalingsachterstand betreft een aan [eiser] door Bruna verleend krediet, althans is niet (volledig) opeisbaar.
Vaststaat dat Bruna vooralsnog niet tot een leveringstop, als door haar was aangekondigd, is overgegaan en er zijn geen concrete aanknopingspunten door [eiser] aangevoerd op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat Bruna zijn bestellingen niet in behandeling neemt en niet zal uitleveren.
Bruna heeft verder tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet
tot een leveringstop zal overgaan, zolang de waarde van de courante voorraad van
voldoende dekking biedt voor zijn betalingsachterstand. Dit is op dit moment nog het geval. Er is geen aanleiding om eraan te twijfelen dat Bruna overeenkomstig deze verklaring zal handelen.
Bruna heeft dit gemotiveerd betwist. Er zijn onvoldoende concrete aanknopingspunten om in het kader van dit kort geding te kunnen concluderen dat het aannemelijk is dat Bruna aan [eiser] een kredietfaciliteit heeft verleend. De omstandigheid dat Bruna het toestaat dat [eiser] zijn betalingen niet op het overeengekomen tijdstip betaalt, maar op een later tijdstip en dat zij in verband met de vertraging van deze betaling aanspraak maakt op vertragingsrente waarvan de omvang contractueel is bedongen, is ontoereikend voor de conclusie dat Bruna een krediet aan [eiser] heeft verleend. Dat laat onverlet de vraag of Bruna tot onmiddellijke opeising van de achterstallige betalingen kan overgaan. Voor de beoordeling van de in dit geding geformuleerde vorderingen behoeft die vraag echter geen bespreking, teminder nu Bruna ter zitting heeft verklaard aan haar sommatie geen gevolg te hebben gegeven en op dit moment ook nog niet van plan te zijn daaraan gevolg te geven. De vorderingen zoals weergegeven in 3.1. onder en f zullen gezien het voorgaande worden afgewezen.
816,00